Boertige en ernstige minnezangen(ca. 1710)–Cornelis Sweerts– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 137] [p. 137] Ter bruiloft. Van den Heer H.v.B. en Mejuffr. M.B. Aan den bruigom. O Bruidegom 'k zie 't uur ge- naakt Dat gy u zult in weelde baaden. Ik zie hoe dat uw hart nu blaakt Maar voê die vlam zy kan niet schaaden. Strak spryt de Min het ledekant, En 't bed op, om uw lust te boeten; Doch nooit te blusschen deze brant. Ga, maak u Bruidje vlugge voeten. Al schynt ze noch een weinig traag, Verwinnaar niet te wederstreeven, Geefhaar nu vry de nederlaag, Zy zal 't u zelf gewonnen geeven. [pagina 138] [p. 138] Aan de Bruid. 't Is nu, ô Bruid! geen weigrens tyt, Help nu de Bruigom uit verlangen, En wil hem minlyk en verblydt In uwen schoot en arm ontfangen: Of moet hy noch een zoetigheit Belooven, eer hy mag genieten, Dat zoet daar 't zoetste zoet in leidt, Het geeven zal hem niet verdrieten. Maar laat de Bruidegom de maat In 't geeven houden, voor 't genooten, Want al te veel is al te quaat, Hy zal de gift genoeg vergrooten: Aan de Speelnootjes. Nu Speelgenooten van de Bruid, Of Bruigom, nu in 't rond aan 't kusschen, Raakt gy de Liefde meê ten buit, Gy ziet hoe Min de brant kan blusschen. ô Speelnoots van den Bruidegom! Ik weet, gy zyt twee braave geesten, Drinkt met de vinden eens rondom, Zelfs van den minsten tot den meesten. Drinkt nu het welzyn van dit Paar, Gy Speelgenooten en gy Vrinden, Wenscht hem een Spruitje binnen 't jaar, En minnevrucht en vreugt te vinden. Volgt ook in 't end de zoete min, En wilt door minnen en door trouwen, Tot wellust van uw ziel en zin, De werelt meê dus helpen bouwen. K. Zweerts. Vorige Volgende