Boertige en ernstige minnezangen(ca. 1710)–Cornelis Sweerts– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 114] [p. 114] Hy vlucht met de pyl in 't hart. De veranderde Minnehaater. Wyze: 't Windeken daar den Bosch af drilt. Luchtige Teeuwis, die altyt Smaalig sprak van min en meid, En voor trouwen, Scheen te grouwen, Kreeg de min eens achter 't gat, Waar op hy geen gedachten had. 2. Kupido loerde in 't eerst een wyl, Toen trof hy hem met een pyl, Datze drilde, En hy gilde, Ja liep schichtig en verwoet, Als een gebolde Loeros doet. 3. Kupido liep hem achter na, En riep, Teeuwis staa, ei sta, 'k Weet een Meisje, [pagina 115] [p. 115] Zacht van vleisje, Die dees scheut en hartewondt, Datelik maken kan gezont, 4. Maar Teeuwis schrikte voor dit woord, Dies de min zei: loop dan voort, Roep de boomen, Datze koomen, En u koelen met haar loof, Want ik ben voor uw klachten doof. 5. Raazende Teeuwis liep naar strant, Maar geen water leschte brant, En zyn klachte, Die belachte, d'Echo met een naar gesteen, Baauwende na zyn minge een. 6. En hy schreef op elk boom en blad, Dat zyn hart vol liefde zat: Maar och armen, Al dit karmen, Al dit woelen zonder zin. Lokte geen maagd tot wedermin. 7. Doch Venus kreeg eens, in het end; Medely met zyn elend, Dies zy 't Wichje, Met een schichje, Zondt naar 't meisjes hart noch kout, En daar op zyn ze ras getrouwt. Zw. Vorige Volgende