Boertige en ernstige minnezangen
(ca. 1710)–Cornelis Sweerts– Auteursrechtvrij
[pagina 99]
| |
Wyze: La Lande.1.
Als Kupidootje,
Kreeg Rozinde in zyn gezicht,
Waagde hy zo menig schootje,
En verloor zo menig schicht;
Als haar diamante hart,
Heeft zyn pylen uitgetart,
Toen zy riep, o Minnegootje,
Koop eerst brillen op de mart.
2.
Dit spytig smaalen,
Docht Kupido, jeugdig dier,
Zult gy noch op 't lest betaalen,
| |
[pagina 100]
| |
Door de krachten van myn vier,
Dies heeft hy steets toegeleit.
Tot hy quam voor Keukenmeid,
In Rozindes dienst te praalen,
Daar mê was hem kans bereit.
3.
Het Minneguitje,
Stoofde voort, in de eerste reis,
Van zyn oolik minnekruitje,
In Rozindes tafelspys,
En dus gaf hy haar de min,
Smakelik met brokjes in,
Waar op zy in 't liefde schuitje,
Zeilde naar Kupidoos zin.
4.
Dit zoete diertje,
Geeuwde strak van minnekoorts,
Totz'er keuckenmeit, haar Giertje,
Riep, en zei: koom haalme voorts,
Eenig Doctor, die terstont,
My weer maaken kan gezont,
Want ik beef, en voel een viertje,
Ja een smartelyke wond.
5.
Strak ging zy henen,
By Heer Doctor Jong van bloet,
Die ras quam, en schreef met eenen,
| |
[pagina 101]
| |
Die Recept, ook wonder goet:
Zet terstont een zacht Klisteer,
Nut wat Nachtschâ met een veer,
Dek u wel, 't zal rust verleenen:
Morgen kom ik wel eens weer.
6.
Eer Docter scheide,
Wist Kupido hart en zin,
Zo te kooken van hun beide,
Door de blaasbalk van de min,
Datze famen wierden een,
En de brant en koorts verdween,
Dat Patient en Arts verblyde,
En Kupido vloog toen heen.
Kw.
|
|