Boertige en ernstige minnezangen(ca. 1710)–Cornelis Sweerts– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 31] [p. 31] Samenspraak tusschen Kreles en Marretje. Stem: De liefde van ons Meisjen. Krelis. O, aangename velden, En al verquikkend groen, Wie kan de vreugde melden Die steets de boertjens voên: Wanneer ik eens mag wezen By u, myn Engelin, Geen vreugt zo hoog gepreezen, Als dat ik u bemin. Voel ik my niet bedriegen Zo komt zy giender aan. Ach kon ik by haar vliegen, Ik zou de weg met gaan: O, ja het is myn liefje, Myn uitverkooren schat, Kom hier myn harte diefje. Op dat ik jou omvat. Och Marretje myn waarde en Myn overschoone Meit, Och woudt gy my aanvaarden, My tot uw dienst bereid? Ik wensch voor u te leeven, [pagina 32] [p. 32] Zo 't u behagen kan. Wil my doch 't jawoord geeven, En maaken tot jou man. Marretje. Wel Krelisje, wel maatje, Hoe mient gy doch van myn Jonk hart nou met een praatje Dus haastig voogt te zyn? Neen, ik most eerst eens hooren, Myn alderbeste maat, Eer gy my zult bekooren, Hoe 't met jou goetje staat. Krelis. Wel aan ik zal 't verhaalen Wat dat ik hebben zal: Twie hammen, en twie schaalen, En noch een Muizeval, Ien schaap, ien os, ien varken, Ja noch een koetje mee, Ien gaffel met ien varken, En dan noch ienig vee. En 't gelt dat ik zal krygen, Zal u behagen wis, Ik wil het niet verzwygen Hoe groot de som wel is: Tien schellingen twie oorden, Ses stuivers en ien duit Zo die u niet bekoorden Zoo was het heel verbruit. Marretje. Wel wie zou het niet waagen Met zulk een schoonen schat Gy zoudt my wel behaagen Schoon gy die som niet hadt Zie daar zyt nou te vreden, Daar is myn hangd op trou: Komt laat ons heenen treeden, Zo wordt men man en vrou. Vorige Volgende