Sneeuwvlokken(1888)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige [pagina 151] [p. 151] LXXXI. Slotsonnet. Op de oude wonde, die niet wil genezen, Heeft zacht mijn hand, terwijl mijn tranen vloten, 't Onfeilbaar heulsap van het lied gegoten, Zoodat een ieglijk van mijn leed kan lezen. Ik waagde, bleek van rouw, mijn ziel te ontblooten, Voor 't spiedend oog van wie 't niet waard kon wezen. En zie! 't venijn, als balsem aangeprezen, Was zoet alleen voor wie mijn smart genoten. Nu wil 'k mij dichter in mijn mantel hullen, De hooge roeping, mij door God gegeven, Niet meer miskennen, doch haar trouw vervullen. Alleen, doch moedig, wil ik voorwaarts tijgen En, 't hart omhoog, mijn leven leeren leven Met kalmen blik en onverbroken zwijgen. Vorige