Sneeuwvlokken(1888)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 124] [p. 124] LIV. Op den Bergtop. En op den bertop stond ik, gansch alleen, In reine ruimte en zuiver zonnelicht. En grootsche vreugd, als na volbrachten plicht, Stroomde over 't landschap, aan mijn voeten, heen. Schoon scheen de wereld me, als een schoon gedicht, Vol melodie en meening; ver en kleen, Mijn groote smart, verzonken in 't verlêen. De wind des levens woei me in 't aangezicht. - ‘Vrij kleure 't bloed, dat uit mijn wonden welt, Deze ongerepte bergsneeuw rozerood! Vrij stoll' dat warme bloed, eer de ijslaag smelt! 'k Heb lang gekampt met duisternis en dood. Ik raak de wolken, heel de hoogte is mijn. 'k Wil niet weer dalen, waar de menschen zijn!’ Vorige Volgende