Sneeuwvlokken(1888)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 117] [p. 117] XLVII. Noodlot. Door 't somber woud dreef mij de stormwind voort. Lang was de weg en starreloos de nacht. Ik riep: - ‘Wie wijst me een wijkplaats voor die jacht?’ En aêmloos stond ik vóór een stalen poort. En driemaal klopte ik aan, met de ijzren kracht Der wanhoop. - ‘Leeft geen mensch hier, die mij hoort?’ Toen sprak een stem: - ‘De stilte, die gij stoort, Is heilig; wie hier woont, roert kreet noch klacht.’ - ‘Noem mij den mensch, die menschen lijden laat! Licht roept mijn lied ten strijde een koenen held Die, met één slag, die poort aan stukken slaat.’ - ‘Geen mensch, maar 't Noodlot heeft de burcht gebouwd, Die opengaat voor bede noch geweld.’ En weer dreef mij de storm door 't somber woud. Vorige Volgende