Sneeuwvlokken(1888)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 3] [p. 3] Drie sonnetten tot inleiding. [pagina 5] [p. 5] I. Losse Vlokken. Mijn leven is gelijk een winterdag, Met matgrijs licht en hardbevrozen grond. Bestraalt de zon me al even, 't is geen blond, Blij zonnevuur, als 'k wel in 't najaar zag. De zilvren zon zoekt of ze een spiegel vond In 't grijzig ijs, waar vaak, met slag bij slag Van ranke riemen of met zeil en vlag, De bootsman boot of schip door 't water zond. Dan valt de wolkenvoorhang stil weer dicht En witte vlokken dwalen door den mist En dalen zacht op stam- en takkenbrons. Vliedt nu mijn engel niet naar 't eeuwig licht? De sneeuw zijgt duizlig dwarrlend neer... mij is 't Of vlokken vlogen uit zijn vleugeldons. Vorige Volgende