Natuurpoëzie(1930)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 125] [p. 125] Avondnevelen Omwuifd van blanke slepende gewaden, Uit de avondweiden rijzen ranke vrouwen. En de éenen schrijden, weenende als wie rouwen, Het hoofd gebogen, traag en leedbeladen. 't Gelaat omhoog, vol teeder Godsvertrouwen, Zie 'k andren, heffend de armen, of zij baden. En, hooger, zweven over hemelpaden, Verheerlijkt, heiligen, die God aanschouwen. Ik droom bij 't spel der eedle nevelbeelden, Die bleeke dampen in den schemer teelden, Uit vlakke wei, waar grazen donkre dieren, Van 't ijle wezen, dat, in schemergrijzen Van stervensuur, zal uit de stof verrijzen En over dood voor eeuwig zegevieren. Vorige Volgende