Natuurpoëzie(1930)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 115] [p. 115] Stervensklacht Zoo droef roekoet een duive, in zwarten nacht: Een sperwer fel heeft zeker haar belaagd. Nu smeekt om hulp wie zoo melodisch klaagt - Zoet klinkt haar noodroep als een liefdeklacht. Maar wie zal 't hooren eer de morgen daagt? Haar liefste niet, van wien zij redding wacht! Het recht der sterksten houdt haar in zijn macht. Een stervenskreet! - 't Is me of ‘Waarom?’ zij vraagt. Naar 't veilig nest geen blijde wederkeer! En, zoekt de doffer 't liefje, in 't morgenblauw, Wat zal hij vinden van zijn weelde weer? - In 't klamme gras, bevonkt van morgendauw, Uit pooplend lijf gescheurd door felle klauw, Wat blank fijn dons, een bloedbevlekte veêr. Vorige Volgende