Morgenrood(1929)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 79] [p. 79] LXXI Die eene Dans Hoe doemt nu plots uit nevel van verleden 't Ivoren masker van uw aangezicht, Omwuifd van sombre lokken en verlicht Door oogen zwart als onverhoorde beden, O knaap ontroerend als een droef gedicht! Ten rappen dans omving me uw arm, wij gleden Door de oude zaal als door een bloeiend Eden - U wachtte waanzin, wreed als godsgericht. Klein meisje in 't blank, een roze in blonde haren, Hoe trotsch en blij om d'éenen dans met hem! Hij zou van mij geen heugenis bewaren. Ik loofde in liedjes zijn gelaat, zijn stem En grifte diep zijn naam in vele boomen - Uit welken afgrond zie 'k hem tot mij komen? Vorige Volgende