Morgenrood(1929)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 14] [p. 14] VI Schemeravond Uit groenen gieter liet ik regen vloeien Op gras en bloemen, dankend met aroom. Uit de aard, die bruin werd, rees een koele doom, Blij gingen roze en reseda weer bloeien. Een late lijster floot nog in een boom. In zoelen schemer bloemen te besproeien Was zoet en lavend: 'k zág de knoppen groeien. Voor 't avondgrijzen voelde ik héel geen schroom. Een ster ontlook in hooge hemellanden. Ik vouwde, huivrend van ontzag, de handen En roerloos bleef ik turen naar die ster. Een gouden lichtstreep liep uit huis - En veilig Voelde ik de woon, waar 'k slapen zou, maar heilig En toch mijn thuis, den hemel, duizelver. Vorige Volgende