Morgenrood(1929)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] II Bloemen Hoe droef en zoet komt de adem mij omwaren Der lieve bloemen van mijn kinder-Eden, Waar 'k droomde en zong en liep met lichte schreden, Waarvan ik vroom de erinnring bleef bewaren! Reseda, muurbloem, geurend teêr als beden, Jasmijn vol sterren blank in donkre blâren, Maandroosjes vlos, die 'k vlocht in 't blond der haren, Oost-Inje's kers - o bloemen van 't verleden! Mosrozen bleek, die koel naar boschlucht roken, Violen raadslig met haar vraaggelaatjes, Lathyrus, vlinders aan den muur ontloken, Dahliaas zwaar, gestut door groene stokjes, In gele en purpren stijfgeplooide rokjes - En ook de palm, omzoomend de enge paadjes! Vorige Volgende