Eenzame bloemen(ca. 1885)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 41] [p. 41] II. Mijn kind, ge zijt pas vijftien jaar En, nu al levensmoê, Sluit gij uw zachtblauw oogenpaar Voor 't helder zonlicht toe! Heeft dan het bitter lijdensuur Geslagen voor uw hart Of maakt één wolkje aan 't rein azuur Uw ganschen hemel zwart? - Ach! vraag mij niets en laat mij gaan Waar ik in stilte ween, In 't boscli, in 't schijnsel van de maan. Ik dwaal zoo gaarne alleen. Mijn onbestemde weemoedsdroom Trekt mij naar de eenzaamheid. Ik weet een eeuwenouden boom Die 's avonds mij verbeidt. [pagina 42] [p. 42] Zijn breede takken wuiven zacht, Hij groet mij, in zijn taal. En in zijn volle bladrenpracht Daar zingt een nachtegaal. Mijn voorhoofd gloeit, ik beef en tril, De lucht is drukkend zoel. Ik weet niet wat mijn harte wil, Ik weet niet wat ik voel. Vorige Volgende