Bleeke luchten(1909)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 50] [p. 50] XXV. Sterfdag. De goudbezonde blankbezande lanen, Van lenteloover welvend overhangen, Waar merels zingen de altijd zelfde zangen En wind van zee beweegt de bladervanen, Betreed ik loom, van weemoed bang bevangen. Hoe zwelt mijn borst van 't wellen mijner tranen, Die, wild en vrij, een weg zich willen banen En, de oogen blindend, vloeien langs mijn wangen! [pagina 51] [p. 51] O lieve paden, waar ik zoetjes leidde De moede schreden van die moeder-goede, Die eens mijn schreden leidde zacht! hoe wijdde U voor mijn hart haar bijzijn, wijl 'k vermoedde Hoe zij voor 't lest haar blik in u vermeide! Bij elken stap voelde ik mijn hart, dat bloedde. Vorige Volgende