Blauwe bloemen(1884)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 125] [p. 125] Aquarellen. [pagina 127] [p. 127] I. In den tuin. Klein is de tuin, waar violier en maandroos in 't grasomperkte bloembed, staan te pronken, maar vóór het huisje bloeit een breede vlierboom, die lavend lommer biedt voor 't zonnezengen. Aan 't lage muurtje, gansch bekleed met klimop, leunt, groengeverfd, een waggelende bank, waar, zalig dommlend, Grootje een middagslaapje begint en vriendlijk glimlacht in haar droom. Sneeuwwit is 't lokje, dat haar mutsje ontglijdt, en talloos groeven rimpels wang en voorhoofd; doch om haar mond, hoe ingevallen, speelt nog een trek van vrede en vreugde en, jeugdig schier, kleurt een flauwe blos 't gelaat der sluimrende oude. Bedwelmend geurt de vlier en 't lentezoeltje beweegt, bijwijlen, zachtjes blad en bloesem, zoodat de wemelende looverschaduw op muur en bankje grillig heen en weer danst. Vorige Volgende