Blauwe bloemen(1884)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 97] [p. 97] XX. Langs den Rijn. Ver, in 't Westen, zinkt de zonne, louter rozen rolt de Rijn. Zilvren zeilen zwemmen statig op een stroom van karmozijn. Langzaam drijven de avondwolken, purper en saffraan getint. Zachtjes suizlen iep en linde, in den zoelen zomerwind. Links, de Rijn; een brug, ginds verre. - Huizen rechts, met hof en heg. Stralen beven tusschen 't loover, strooien vonken op den weg. Hoe die rozenperken geuren, blank en rood, in elken tuin! Hoe die moegezongen vogels kweelen in de lindekruin! [pagina 98] [p. 98] Zeewaarts drijft de vloed zijn golven, 't kussend koeltje streelt mijn haar. Zoet verlangen vult mijn boezem, drijft mij voort.... ik weet niet waar. Vorige Volgende