Blauwe bloemen(1884)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 94] [p. 94] XVIII. Plagerij. - ‘Bruiner dan uw donkere oogen, diep en toch zoo wonderklaar, sprak het meisje, en wees het water, is die schoone vijver daar. Blonder dan uw blonde lokken is de gouden halmenzee, golvend in het volle zonlicht, speelt de zomerkoelte er meê. Rooder dan uw roode lippen zijn de kersen, plaagde 't kind, waar zij blozen tusschen 't loover, waar zij kozen met den wind. Zoeter, o wel tienmaal zoeter, dan uw liefste minnetaal, klinkt mij 't juichen van den leeuwrik, 't smachten van den nachtegaal!’ [pagina 95] [p. 95] - ‘Looze booze kleine! sprak hij, veel is schooner, ja, dan ik! Doch in 't helderbruin des vijvers flikkert daar een menschenblik? Wel is heerlijk de oogst te noemen, door het rijpend graan beloofd, doch mijn lokken, schalksche liefje, golven om een dichterhoofd. Aardig bloost - ik wil 't bekennen - 't sappig kersje van den boom. Kunnen kersen u vertellen wat ik denk en dicht en droom? Hoe der vooglen melodie, kind, - weelde of weemoed - u beviel, in mijn woorden ligt mijn leven, in mijn zangen trilt mijn ziel.’ Vorige Volgende