Blauwe bloemen(1884)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 81] [p. 81] IX. Novemberavond. Droef strekken de ontbladerde boomen hunne armen ten hemel uit, terwijl de razende nachtwind langs de eenzame lanen fluit. De lieve naïeve sterren blikkeren, blank en blauw, en spiegelen zich in de plassen, zoo rein als in bloemendauw. Als spoken verrijzen de huizen, zoo wit en zoo reuzachtig hoog! Is niet elk venster een glazig, een akelig starend oog? Gelijk een bevallige zwane, traag zwemmend, vol gratie en vreê, doorklieft de zilveren mane de zilveren wolkenzee. Vorige Volgende