Blauwe bloemen(1884)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 44] [p. 44] XXXII. Paaschmorgen. Door 't lichtend luchtblauw trilt de klokkengalm; elk aethergolfje stuwt de mare voort. Bij 't blij verkonden beven blad en halm, waarop een feestelijke Aprilzon gloort. Tot vrome bede noodigt 's kerkjes poort. Daarbinnen ruischt de zwellende orgelpsalm, en smelt te saam met bloem- en wierookwalm, en elk symbool herhaalt het heilig woord: - ‘De Christus leeft! Wat zoekt ge in 't ledig graf?’ Opstandingsmorgen! was 't uw juichklank niet die Faust den beker uit de handen stiet? Doch gif te drinken ware minder laf, o gij, die beefdet bij een klokkenlied, dan 't kind te schenden, dat zich weerloos gaf! Vorige Volgende