Blanke duiven(1895)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 109] [p. 109] LIX. Doode stad. Uit vale velden rijst de grijze Stad, Eerwaarde stad van kerken en prelaten, Vervallen stad van lang verlaten straten En ouden bruinverweerden huizenschat. Kazerne en klooster, priesters en soldaten, De vesten langs, die houden 't stadje omvat, Stroomlooze vaart en landschap boomloos plat, En zwart-omhuifde vrouwen, dof-gelaten. O stugge Stad, waar 'k zóó lang leefde en leed! Hoe kunt gij nog zóó zoet mijn weemoed lokken, Als ik uw reuzenpoort weer binnentreed? O Wanhoopsstad! zal 'k om 't verlêen niet wrokken, Zij 't voor de harten, die 'k daar kloppen weet, O doode Stad, vol klank van doodeklokken! Vorige Volgende