Blanke duiven(1895)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 45] [p. 45] VII. Kerstnacht. O wat smachtte ik zoo lang, In mijn wachten zoo bang, Naar vervulling van 't woord der profeten! O wat doolde ik zoo wijd Door een droombeeld misleid En mijn reiskleed van doornen doorreten! O wat luisterde ik lang Of geen juichende zang Van omhoog zou verblijden mijn ooren! O wat leidde mij ver Nu de heilige ster, Naar het Kind, tot bevrijding geboren! O wat kniel ik nu stil, Met mijn liefde en mijn wil En mijn hoop in mijn opene handen, Als de trits die vertrouwt Dat wat myrrhe en wat goud En wat wierook zijn koningsoffranden! [pagina 46] [p. 46] O wat juich ik nu blij, Met de ruischende rei: - ‘Vrede op aarde! in de menschen behagen!’ O wat ween ik nu zoet, In mijn deemoed zoo goed Dat ik allen wil helpen, die klagen! Vorige Volgende