Beeldjes uit vrouwenleven(1938)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] Lentemorgen In d'ouden stoel, waar rozen en kapellen, Eens roze op groen, tot grijs op grijs verkleuren, Zit, dicht bij 't raam, waar tortelduiven treuren, De grijze vrouw haar zwart kleed te verstellen. Zij luistert naar het lentebloemen-leuren, Als kwam die roep een blij verhaal vertellen. En naar de vaas moet ze even overhellen, Waar, bruin fluweelig, violieren geuren. Het somber kleed laat ze op het vloerzeil glijden. Van 't meisjestuintje moet haar heimwee droomen, Om 't blijde kind, dat zij was te benijden, In 't Paradijs, waar 't nooit zal wederkomen, Waar 't zingend liep het liefdeheil te beiden, Bij melodie van windbewogen boomen. Vorige Volgende