Beeldjes uit vrouwenleven(1938)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 17] [p. 17] Vriendschap Zij vond geen troost in wiegezang der dreven. De schemer droeft - En, moe van eenzaam dwalen, Nu wil ze éen hart haar leven gaan verhalen. Dat zal berusting, kracht haar wedergeven. Haar schreden rept ze, éen teeder woord te halen. Wild bonst haar hart, haar kille handen beven - Vóor 't blanke landhuis draalt haar schroom wel even. Dan treedt zij in. Tot loon zal vrede dalen. Door tranenwaas beneveld, zien haar oogen Niet snel genoeg hoe koel en onbewogen Wie zij 't verleden legt in handen luistert. Dan zwijgt ze en wacht - Geen woord van mededoogen, Maar streng vermaan, 't Verleden voelt ze ontluisterd. Door 't grijze veld ze is weenend heengetogen. Vorige Volgende