Beelden en stemmen(1887)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 132] [p. 132] VI. Verlangen. In de nachtlijke stilt van mijn droomen, Als geen windeken ruizen in 't groen, Als geen vogelken fluit in de boomen, Wekt mij telkens hetzelfde vizioen. Langs de ronding der reuzige bogen, Stort haar zilveren stroomen de maan, Op de golven, zich heffend ten hoogen, Waar de sterren te vonkelen staan. Ach! de maan is zoo hoog aan de kimme! Ach! zoo laag, in haar bedding, de zee! Hoe zij smacht', hoe zij trachtt', hoe zij klimme, Onverhoord blijft haar brandende bêe. [pagina 133] [p. 133] En zij kan tot haar liefste niet komen En haar liefste niet dalen tot haar... - In de nachtlijke stilt van mijn droomen Stijgt mijn ziel met de ziedende baar. Doch al rijze ook mijn zwellend verlangen, Als de wellende golven der zee, En al stapele ik zangen op zangen, Ik bestijg er den hemel niet mee! Vorige Volgende