Beelden en stemmen(1887)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] XVIII. Kinderspel. De kindren spelen. De een, met ernst en ijver, Bouwt kaartenhuisjes, die de wind omver blaast, Terwijl blond broêrtje, een knaap met vliegend vlashaar, Papieren bootjes op de beek laat drijven En kleine zus, met rietje en flikkrend zeepschuim, Aan 't bellen blazen, blij, de bonte kleuren Bewondrend gâslaat, tot de bel uiteenspat. In 't rozenperkje buigt de bleeke roos Het stervend hoofdje en laat haar blaadjes vallen. Een krakende olmtwijg strekt een vluggen vogel - Eén oogwenk slechts: hij fluit en vliedt - tot rustplaats. Gewiekte wolken vliegen over 't luchtblauw. [pagina 25] [p. 25] Zacht schudt de wind, van boom en struik, een regen Van dorre blaadren, bruin en geel, ter aarde En blaast, op 't water, 's knaapjes brooze vloot om. Op 't wrakke bankje, omlijst door welkend loover, Zit, hand in hand, een minnend paar te droomen Van eeuwge liefde en onverstoorbaar heil. Vorige Volgende