Beelden en stemmen(1887)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] VIII. De verandah. Vóór 't blanke huis, in 't lommer der verandah, Omrankt van roode en ambergele rozen, Ligt, zacht zich wiegend in den lagen hangmat, Een jonge vrouw met halfgeloken oogen. Op 't vriendlijk aanschijn trilt de schaûw der blaadren, En 't vredig mondje omzweeft een lichte glimlach. Zie! dicht bij moeder speelt een lieflijk kind, Een goudblond meisje, stoeiend met haar geitje. Haer fijn profiel en perzikwang beschaduwt Een losgevlochte breedgerande stroohoed. Naar rozenranken streeft haar dartle speelnoot En heft den kop en strekt zijn buigzaam nekje Naar 't slingerloof, waar 't roosje met den wind koost, Verleidlijk blozend - als, met zoeten dwang, Ze om 't melkwit halsje een lichtblauw lintje vasthecht. Vorige Volgende