| |
| |
Hominis ipsius cum Insectis et Rana Comparatio.
Evidenter igitur ex modo instituta Ranarum comparatione constat, quo pacto Animantia sangumea, vel potius rubrum sanguinem vasis suis vehentia, respectu mutationum, Insectis similia sint. Et sane eousque procedit isthaec similitudo; ut vel ad ipsum quoque Hominem multis nominibus sese extendat. Omnia videlicet DEI Opera nonnisi unicum propagationis & accretionis suae fundamentum agnoscere videntur.
Primo enim luce meridiana clarius animadverto, Hominem haud aliter, ac Infecta, conspicuo ex Ovo nasci, quod, postquam foecundatum est, paritur, i.e. locali motu ex Ovario per Tubam in Uterum devehitur: qui quidem locus est, in quo Homo, Animal istud ratione praeditum, primam alimoniam suam invenit, atque Vermiculum veluti, sive Galbam, ut Harvei verbis utar, in Ovo delitescentem repraesentat.
Secundo: quae Homunculum tum tempo ris investiunt, membranae ibi loci quoque dilatantur; ut nutrimentum aqueum, quod ad hunc Vermiculum-Hominem a foris transfertur, excipiant. Unde Hominis istud Ovum co etiam Insectorum Ovis respondet, quod haecce itidem tunicas suas dilatent, imo disrumpant; ut, quod in Ovo suo non reperiunt, pabulum aliunde sibi comparent.
| |
Vergelyking van den Mensch selfs met de Insecten en de Kirvorsch.
Uyt deese vergelyking met de Vorschen, soo blykt dan klaar, hoe dat de Dieren, die bloetryk syn, of liever, die een root bloet in haare aderen voeren, met de veranderingen in de Insecten over een koomen: dat soo verre gaat, dat het ook in veele opsigten met de Mensch selfs over een komt, door reeden, dat alle de Werken GODS, niet als een eenig fondament in haare voortkweeking ende aangroeying, schynen te hebben.
Want ten Eersten soo ondervinde ik omveerspreekelyk, dat den Mensch, even als de Insectent, uyt een kennelyk Ey gebooren word, het melk, naa het vrugtbaar gemaakt is, ook uytgeleyt word, dat is, het wort plaatselyk uyt het Eyernest door de Trompet bewoogen, en tot de Lyfmoeder over gevoert; dat het oort is, daar de Mensch, dat redelyk Dier, syn eerste voetsel vind: en als een Wurmken of Galba, als Harveus spreekt, in syn Ey is.
Ten Tweeden, soo dilateeren haar aldaar syne. bekleedende vliesen, om het waterige voetsel, dat van buyten tot dit Menschen wurmken over gevoert word, te ontfangen: waar in dit Ey van de Mensch, ook met die van de Insecten over een, komt, in dat sy haare vliesen ook dilateeren of doorbreeken, om haar voetsel ergens anders te soeken: alsoo sy dat in haar Ey niet vinden.
| |
| |
| |
Tertio: observamus, quod Vermiculus sive Galba Hominis, similiter ac Vermiculi aliorum Insectorum, nequaquam perfectis gaudet artubus: ut hinc in primordiis etiam magnitudine saltem paullatim augeatur; donec tandem membra ejus extra cutem protuberent, & Umbilicatis ipsius Funiculus in binas dispescatur Arterias unamque Venam, quae in superficie Uteri interiore suis radicantur propaginibus, Placenlamque constituunt.
Quarto: clarissime etiam cernitur, isthaec ejus membra pedetentim in Caput, Thoracem, Ventrem & Artus excrescere. In Capite nigricantes Ocelli distinctissime per cutem transparent; qui tamen sub initium longe magis spectabiles sunt, quam deinceps, quando crassior evasit cutis: tum enim haud amplius conspici queunt. At perquam sane visu est mirabile, quomodo Artus circa Omoplatas, & ad corporis inseriora, pullulascant: in principio enim non nisi exiguos referunt Plantarum calyces, recens egerminantes, Insectorumque foliiculos, quorum illi Flores, hi Alas, circumcludunt: paullatim vero deinde, ut Ranae Crura, prorsus e corpore procrescunt, inque articulos dividuntur.
Quinto: animadvertimus pariter, quod omnia hujus Vermiculi-Hominis membra debitam sibi perfectionem tandem acquirant, & eousque roborentur; ut ex Utero demum prorumpere, atque ab omnibus suis involucris femet expedire valeant. Unde is hac quoque dote Infectum adsimilat, quod sub Chrysallidis, vel Nymphae, habitu omnes denique obtinuit vires, quibus ipsi opus est, ut cutem mutare, &, perfecti instar Animalis, in lucem prodire queat. Homo igitur tum temporis, quando, in limine partus sui constitutus, more Insectorum, notabiles admodum partes mox exuet atque amittet, merito sane Nympha vocari potest: quandoquidem & Vasa sua Umbilicalia, & Placentam, una cum Corio & Amnio, est depositurus.
Sexto: tenella isthaec atque recens nata Creatura tandem, haud aliter ac Ephemerum aut Libella, quae cutem suam exuerunt, Uterum derelinquit, novaque vivendi ratione & victu alio potitur. Unde, qui paullo ante intra aquas Amnii degerat, Homunculus vitales nunc auras in aëre, ejus in Pulmones irruente, hosque dilatante & distendente, capit. Attamen longissime abest, misera ut haec Creatura fortunam adeo sibi experiatur faven-
| |
Ten Derden, soo siet men, dat dit Menschenwurmken, even als de Wurmkens der andere Insecten, geene volkome leedematen heeft, soo dat het in bet begin maar allengskens grooter word, tot men syne leedemaaten buyten het vel siet uytpuylen, en dat syn Navelstreng haar in twee Slagaderen en een Ader verdeelt, die dan in de binnenste superficie van de Lyfmoeder met haare ramificatien in gewortelt worden, en de Moerkoek maaken.
Ten Vierden siet men, en dat seer klaar, dat deese leeden allengskens in Hooft, Borst, Buyk, en Leedematen uytgroeyen. In het Hooft siet men niet distincter, als de swarte Oogkens door het vel heen schynen, die in dit begin veel sigthaarder syn, als wanneer het vel dikker is geworden, op weiken tyt men haar niet meer sien kan: maar verwonderlyk is het, hoe dat de leedematen by de Schoimerbladen, en van onderen aan het lichaam uytgroeyen, synde in het begin maar de kleene uytspruytende kelken der planten, en de beurskens der Insecten gelyk, alwaar de bloemen van de eene, en de Vleugelen van de andere in opgeslooten worden: tot sy allengskens, gelyk de Beenen van de Kikvorsch, heel buyten het lichaam groeyen, en in geleedingen verdeelt worden.
Ten Vyfden, soo siet men, dat alle de leedematen van dit Mensch-wurmken, haare volkome perfectie verkrygen, als ook de sterkte, om uyt de Lyfmoeder te breeken, en sig van alle syne bekleedsels te ontwarren, even gelyk een Insect, dat nu in syn gulde Pop of Pop syn volkome kragt gekreegen heeft, om sig te vervellen, en als een volmaakt Dier voor den dag te komen. Soo dat in der waarheid de Mensch selfs op deese tyt, als hy op het punt van syn geboorte staat, en considerabele leeden, even als de Insecten, sal afleggen en verliesen, een Pop kan genoemt worden: alsoo hy syne Naveladeren, en syn Chorion en Amnion sal afleggen en vervellen.
Ten Sesten, dit teer en nieuwgebooren Schepsel, even als een vervelt Haft ende Rombout, de Lyfmoeder komt te verlaaten, en een nieuw leeven, en een ander voetsel aan te neemen. Soo dat, daar het een ogenblik te vooren binnen in het water in het vogt Amnion leefde, het nu in de lugt syn leeven schept, dewelke met gewelt in syne Longen vallende, die dilateert en uytstrekt. Maar dit ellendig Schepsel bereykt op verre naa het geluk van het Haft, nog van de Rombout niet, alsoo die in
| |
| |
| |
tem, ac Ephemerum vel Libella; quippe quae puncto temporis plane omnibus absoluta numeris nascuntur. Aerumnoso contra Homini, qui inter lacrymas gignitur, sua miseriarum atque molestiarum cauda, ut Ranae, longo etiamnum tempore adhaerescit; priusquam is ad intelligentiae maturitatem, plenamque aetatem, pertingat. Verum tempus est ad singularem Ranae historiam, consideratu certe dignissimam, progrediendi.
| |
een ogenblik volmaakt gebooren worden: daar in tegendeel de ellendige Mensch, die in tranen gebooren word, deese staart van syne ellenden en swaarigheeden, nog lange dagen met de Kikvorscb behout, eer hy tot verstant en volkomen ouderdom komt. Maar het is nu tyt, om tot de particuliere verhandeling van de Kikvorsch over te gaan, die seer considerabel is.
|
|