Bybel der natuure of historie der insecten. Deel 2
(1980)–Jan Swammerdam– Auteursrechtelijk beschermdDe nonnullis Vermiculis, qui in Summitatibus Salicum, Tuberculis Rosae similibus inclusi, multisque etiam in Salicibus humilibus Dunorum reperiuntur.In apicibus ramulorum salignorum viride Tuberculum quotannis provenire cernitur, quod Eruditissimus Moufetus, ob similitudinem Ga naar margenoot+figurae, Rosam adpellavit a. Quibusdam an- | |
Van eenige Wurmkens, die men boven op de Toppen der Willige Boomen in een Vrugtken als een Roos vint, en ook in veele lage Duyn-Willigen.Op de tippen van de takskens der Willige boomen siet men, dat alle jaaren een groen gewasken voort komt, dat de geleerde Moufetus van Ga naar margenoot+weegens syn figuur een Roos genoemt heeft a. In | |
[pagina 750]
| |
nis uberrimus est ejusmodi Tuberculorum proventus; aliis iterum longe parcior. Aliquando, praesentibus Illustri Thevenoto & Stenonis, prope vicum maritimum, Egmont dictum, in Dunis observavi, singulos propemodum ramulos talem Rosam fastigio suo impositam gestasse. Quodsi extima istius Tuberculi folia defringantur; pyramidalis in medio superest multorum Ga naar margenoot+foliolorum congeries b, quae simili ratione, ac intima Cinarae folia, super se mutuo collocata cernuntur: ut hinc eorum quodlibet seorsim Ga naar margenoot+deglubere necessum sit c; si Vermiculum Ga naar margenoot+d, qui intus, tenera subtilique membranula Ga naar margenoot+vel texto e obvolutus, delitescit, conspicere velimus. Vermiculus iste eum in modum constitutus est, ut Caput ejus deorsum, Cauda sursum, spectet. Quin adeo is anguste pellicula sive tela sua, foliolisque, quae ipsum, ambiunt, continetur; ut vero quam simillimum videatur, eum se neutiquam, aut saltem difficillimè, ibi movere posse. Isthic igitur Vermiculus, ratione domicilii, ab omnibus aliis, hactenus descriptis, notabiliter discrepat. Ga naar margenoot+Quodsi vero è natali suo loco is protrahatur f; patet, corpus ejus variis ex annulis constare, atque parte anteriore nonnihil crassius, posteriore paullo gracilius esse. Colore gaudet russo, floridiore, qui visu haud injucundus est.
Alimentum hujusce Vermiculi est succus Salicis ad summitates usque adscendens, quem suo is ore imbibit, aptissimo quippe ad hoc peragendum loco constitutus. Nulla, imo ne paucissima quidem, circa hunc Vermiculum reperiuntur excrementa; neque & horum quidpiam apud Vermiculos ante descriptos a me inventum esse memini: ut hinc credibile sit, Insectum istud, more Embryonum, qui materno in Utero vivunt, & alimento per os ingesto ibi nutriuntur, excrementa tamdiu in cavo Intestinorum suorum retinere, donec Muscae formam fuerit indeptum. Praetermisi hujus Vermiculi instituere Anatomen; quae quidem docere potuisset, utrum conjecturae meae aliquid veri subsit. Atqui nec difficile etiam mihi fuisset, id negotii perficere; quum ingens Vermium istorum numerus comparari queat. Verum tanta est negligentia nostra; ut, quae ad manum sunt, plerumque vilipendamus: dum interim eo intemperantiae nostra procedit curiositas; ut tantummodo longe remota, nec nisi aegre acquirenda, semper adpetat. Et sane nemo nostrum jure negare po- | |
sommige jaaren siet men deese vrugtkens seer overvloedig voort koomen. In andere jaaren weer in een merkelyk minder getal. Ik heb eens in de duynen by Egmont op Zee met den Heer Thevenot en Stenonis gesien, dat haast yder taksken op syn eynde daar meede beset was. Wanneer als men de buytenste bladeren van dit gewasken afbreekt, soo blyft daar in het midden een pyramidale vergadering van veele blaatkens over Ga naar margenoot+b, die men, op de manier van de binnenste bladeren in een Artisok, op malkanderen geplaatst siet. Soo dat men die een voor een daar van moet af Ga naar margenoot+schillen c, indien men het Wurmken sien wil d, dat daar binnen in een teer en tenger vliesken of Ga naar margenoot+spinselken e beslooten sit. Dit Wurmken is aldaar geplaatst met het Hooft naa beneeden, en de Staart naa bovenen. En het wort soo naauw van syn vliesken of spinselken, en de blaatkens, die hem bekleeden, beslooten, dat het naa alle apparentie schynt, dat hy sig daar niet in roeren of beweegen kan, of ten minsten seer ongemakkelyk. Soo dat dit Wurmken merkelyk verschilt in syn wooning, van alle die tot nog toe beschreeven syn. Als men nu Ga naar margenoot+dit Wurmken uyt syn geboorte plaats neemt f, soo siet men, dat syn lichaam uyt verscheyde ringekens bestaat, synde van vooren wat dikker, en van agteren wat smalder. De couleur die het heeft, is als een bloosende lyf verruw, dat niet onaangenaam aan het gesigt is. Het voetsel van dit Wurmken is het op klimmende sap van de Willege boom dat het door syn mont in neemt, en waar toe het seer bekwaam geplaatst is: geene, ja de alder minste vuyligheden vind men niet by dit Wurmken, die my ook niet heugt, by de voorgaande Wurmkens gesien te hebben: soo dat het te gelooven is, dat het op de manier van de Kinderen, die in de Lyfmooeder leeven, en aldaar door de Mont gevoet worden, syne vuyligheden soo lang binnen in syn darmen behout, tot het de gestalte van een Vlieg heeft aan genomen. Ik heb versuymt dit Wurmken te anatomiseeren, om de waarheid hier van te sien. En dat sou my ook ligt gevallen hebben, alsoo sy in menigte te bekomen syn. Maar onse nalatigheid is soo groot, dat men gemeenelyk verwareloost, dat men by der hand heeft; en onse curieusheid is soo over matig, dat sy altyt dingen begeert, die ver geleegen syn, en kwalyk te bekomen, kunnende ik nog niemant sig ontschuldigen van ydele glorie, om liever wat vreemts en ongehoorts, als wat gemeen is, voor te stellen; hoewel in alle schepselen de Majesteit en Wys- | |
[pagina 751]
| |
test, hanc sibi inhaerescere vanam gloriam; ut malit peregrinum quidpiam & inauditum, quam quod translatitium est, in medium proferre: etiamsi Majestas & Sapientia revelati miraculorum Auctoris, DEI, quibuscunque in creaturis plane adorabilis ac omnipotens detegatur. Inexcusabilis isthaec socordia quoque effecit; ut & neglexerim Ovulum hujusce Animalculi investigare, cujus tamen in gratiam tota illa Rosula producitur: id quod inde patescit, quoniam Salices nunquam, quantum scio, hujusmodi excrescentias proferunt, quin semper Insecta modo descripta intra eas inveniantur. Quando autem Ovula horum Insectorum haud circa illa loca deponuntur; Rosulae istae quoque ibi haud proveniunt, sed ramulorum Apices solummodo in folia progerminant. Duplex hisce Vermiculis constitutum est ad subeundam mutationem tempus; alterum mediam in aestatem, alterum vero in Ver incidit, cum Salices primum repullulascere incipiunt. Vermes, qui aestate, in natali suo loco, Nympharum Ga naar margenoot+habitum induunt g, paucis dein post diebus in Ga naar margenoot+Muscam mutantur h: at, qui tempore autumnali Nymphae fiunt, totam per hyemem sua in Rosula reconditi manent, nec, nisi Sole propius accedente, demum sub forma Muscarum comparent; quae quidem ilico ad Salices sese conferunt, domicliium ibi pabulumque foetibus suis curaturae. Musca haec mediocris est magnitudinis, at tenella simul. Postremum corporis ejus Aculeo est munitum, cujus adminiculo illa, procul dubio, summitates egerminantium Salicis ramulorum inforat; ut sua intus collocare Ova possit. Duo ipsi sunt Cornicula, anterius e Capite exstantia. Alae ejus satis longae sunt & membranaceae. Sex insuper Cruribus pollet gracilibus, longis, propemodum uti in Culice comparatis. Colorem ejus adnotare neglexi. Illae tamen, quas meo in Musaeo servo exsiccatas, grisei sunt coloris ad nigrum vergentis. Observavi etiam, quod unico ejusmodi ex Tuberculo nonnunquam quatuor prodierint Muscae; quae tamen & quadruplo minore erant corpore, quam modo a me descripta. Posteriores istae, coracino colore splendentes, brevioribus etiam Corniculis, & sex Cruribus, gaudebant. Binae earum Alae nigrescentem maculam, extremitatis suae medio inscriptam, monstrabant. Quin & nonnullae inter eas Aculeo cuspidato erant armatae. Plura impraesentiarum de Muscis istis pro- | |
heid van den genpenbaarden GODT der Wonderen even aan biddelyk en almagtig is.
Door deese onverschonelyke nalatentheid heb ik ook versuymt het Ey van dit Dier te ondersoeken, in welkers faveur dat dit gansche Roosken voort gebragt wort. Het welk blykt, om dat de Willege boomen nimmermeer, dat ik weet, deese vrugtkens voort brengen, of men vind daar altyt van de beschreeve Dierkens in. En indien haare Eyeren daar niet op geset worden, soo en komen sy ook niet voort, maar sy spruyten alleen tot bladeren uyt. Twederley tyt van verandering hebben deese Dierkens, synde de eene midden in de Somer, en de andere in het voor jaar, op de tyt, als de Willigen beginnen uyt te botten. De Wurmkens, die op de somer tyt haar op de plaats Ga naar margenoot+van haar geboorte in Poppen veranderen g, die neemen naa korte dagen de gestalte van een Vliegken Ga naar margenoot+aan h, maar die in het naa jaar daar in vergroeyen, die blyven de gansche Winter in het vrugtken over, en als de soete tyt aan komt, soo vertoonen sy haar eerst in gestalte van Vliegkens, die dan voorts de Willege boomen gaan besoeken, om haare soort gelyke wooning en voetsel te besorgen.
Dit Vliegken is redelyk groot, maar teer; agter aan syn lichaam is het met een Angel gewapent, waar door het sonder twyfel een opening voor syne Eyeren in de tippen der uytspruytende takskens van de Willegen maakt. Het heeft twee Hoornkens voor aan in syn Hooft, de Vleugelen syn redelyk lang en vliesig. Het heeft ses teere lange Voeten, haast op de manier van een Mug. Wat syn couleur is, heb ik versuymt aan te teekenen. Maar die ik bewaar, en by my gedroogt syn, hebben een graauwe couleur, naa het swart trekkende. Nog heb ik geobserveert, dat uyt dit selve gewasken somtyts vier Vliegkens syn voort gekomen, die ook wel vier maal soo kleen van lichaam syn, als het beschrevene. Deese syn van een swart glimmende couleur met korter Hoornkens, ses Beenen en twee Vleugelen, daar in het midden op de kant een swartagtig vlaksken staat: eenige daar van waren met een spitze Angel gewapent.
Meer kan ik voor tegenswoordig van deese | |
[pagina 752]
| |
ferre nequeo: quandoquidem hoc anno, quo isthaec in chartam conjicio, tot aliis negotiis impeditus fui; ut tempus ad ea recognoscenda undequaque mihi defecerit. Hinc istum laborem in aliud tempus differre cogor; si supremo Numini, qui omnium nostrarum actionum gubernator est, placuerit, id opus unquam ut a me perficiatur. | |
Vliegkens niet seggen; alsoo ik dit jaar, terwyl ik dit schryf, door soo veele besigheeden ben belet geweest, dat de tyt my aan alle kanten heeft ontbrooken, om dat eens weer naa te sien Soo dat het op een andere tyd moet verschooven worden, indien dat het de wille GODS is, die al ons doen alleen moet regeeren. |
|