Den singende swaen
(1664)–Willem de Swaen– AuteursrechtvrijStem:
| |
[pagina 590]
| |
2. Waer sal 'k vinden die Mannen
Die op dees tijd met my 't saem willen spannen,
Om de Pest te verbannen?
Wat seght ick toch, Sy zijn om-hoogh te vinden;
Ach! het zijn Godes vrinden
Die ons gedachtich
Zijn by den Heer almachtich,
Die verbidden, die verbidden, die verbidden ons krachtig.
3. 't Is Maria, die Moeder
Die eertijds heeft gebaert des werelts Voeder,
Jesum onsen Behoeder:
't Is Borromeus, dien aldervroomsten Carel,
En der Bisschoppen Parel,
Die in sijn leven
Door groote liefd' gedreven,
Heeft sich selven, heeft sich selven, by de Siecke begeven.
4. Te Milanen regeerden
Als Bisschop desen Man, en Hy vermeerden
Christi Volck, die Hem eerden;
Hy stondt die by, Hy stondt die by tot 't leste
Die besmet had de Peste;
Soo had sijn sinnen
Van buyten en van binnen
Gantsch ontsteken, gantsch ontsteken, gantsch onsteken Goods minne.
5. Hoort noch meerder, hoort vrinden,
Hoort hoe dat sijn Gemeent' Sint Carel minden,
Hoort wat Hy al versinden:
Hy nam een strop, met die gingh Hy beladen,
Hy versocht Goods genade;
Soo gingh langs straten
De Parel der Prelaten,
Die de sonden, die de sonden, die de sonden seer haten.
6. Wilt uw' ooren verleenen
Aen ons, ô Borromeus! hoort hoe wy steenen,
Siet hoe bitter wy weenen.
Wy soecken hulp, wy soecken uw' gebeden,
Wy tot U komen treden;
Wilt ons verblijden
| |
[pagina 591]
| |
En van de Pest bevrijden
Die wy bitter, die wy bitter, die wy bitter nu lijden.
7. Wilt aenschouwen ons' zielen
O alderwaerdtste Man! siet hoe wy knielen,
Ende rondom U krielen.
Slaet van om-hoogh op ons uw' soete oogen,
Hebt met ons toch meedoogen:
Ey! wilt verwerven
Dat in den Heer wy sterven,
Doet den hemel, doet den hemel, doet den hemel ons erven.
V Bidt voor ons Heylige Carole, R Op dat wy door uwe voorspraecke van peste, ende alle quade sieckte mogen wesen bevrijt.
GEBED.
HEer bewaert uwe heylige kerck door het geduerigh voorbidden van uwen H. Belijder, en Bisschop Carolus Borromaeus; op dat ghelijck hem de herderlijcke sorgvuldigheyd glorieus gemaeckt heeft; alsoo ons sijne voorspraeke, van peste, ende van alle quade sieckte, na de ziel ende lichaem verlosse, en bevrijde. Door Jesum Christum onsen Heer. Amen. |
|