14e Hoofdstuk
Van de comedie ofte kluchtspel
Diens bepalinge, en uijtlegginge
Comedie (: bij ons klucht, of blyspel:) is eene belacchelijke, en volkomen nabootsing van de gemeene werkingen der menschen, om in ons te verbeteren de gebreken der seden.
Daer word geseijd nabootsing, om dat de comedie de werkingen der menschen alleenelijk navolgt voor soo veele sy belacchelyk sijn. Soo heeft Plautus in sijnen Amphitrion selfs een treurig werk vertoont als belacchelijk.
Het belacchelyk bij Aristoteles is eijgentlyk een gebrek of mismaektheijd sonder pijn, en die niet streckt tot verdervenis van het onderwerp: waer in sy gevonden word.
Gemeene werkingen der menschen; in dese vind men gewoonelijk d'onderwerpen der belacchelykheyd.
Volkomen; dat is, in sich selven geheel begrijpende gelijk de tragedie een begin, midden, en eijnde, om haer t'onderscheyden van alle ongeregelde schimperijen en snaeksche vertooningen, die als kluchten worden voorgestelt.
Dusdanige waren d'eerste kluchtspelen, die eyndelijk allengskens meer en meer geschaeft wierden. Eerst in Sicilien door Epicharmus en Phormijs. Naer hen door Crates t'Athenen, die gevolgt wierd van Aristophanis naer wie Menander onder de Grieken de comedie volmaekt heeft, gelijk onder de Latijnen naer Plautus, Terentius, die door eene geslepen spotswijse vertoont de belacchelykheyd der seden vande menschen.
Om in ons te verbeteren de gebreken der seden; gelijk het treurspel, de verbetering der hartstochten, soo vervoordert