Werken. Deel 1
(1928)–Michiel de Swaen– Auteursrecht onbekend
[pagina 195]
| |
Nae-redenEen iederGa naar voetnoot(1) oeffent sigh metGa naar voetnoot(2) 't voorval van vandaegh.
Veel lacchen overluyt met onsen Teunis vraegh,
En seggen: hadde mij den vorst dieGa naar voetnoot(3) keur gegeven
Ick waere nu bevrijt van sorgen, voor mijn leven.
Een trotschaert, die den wint van eer heeft in sijn geest,
Roept uyt: ick had nu voogt van 't Gentsche slot geweest.
Een gierigaert: wou mij den Keyser soo bedancken,
Ick had' een rent gevraegt op Antwerps wisselbancken...
Belacchelijck besluyt! Anteun heeft niet van doen
Nogh slotvoogdij, nogh rent... Hij blijft bijGa naar voetnoot(4) sijne schoen,
En als hij elders sou sigh selven gaen besteden,
't Waer of men eenen aep, in zijGa naar voetnoot(5) en gout, sagh kleden.
Wat raekt het gelt, of d'eer een lapper, dieGa naar voetnoot(6) tevreên,
Met sijnenGa naar voetnoot(7) elssen leeft, versadenGa naar voetnoot(8) met een cleen,
En als hij eens in 't jaer van een cappoen magh eten
Al sijn voorleden royGa naar voetnoot(9) en aerbeit heeft vergeten.
Te vreden sijn is veel, te vreden sijn is meer,
Dan al den schat en roem, van een gecroonden heer
Die, in sijn overvloet, nogh wil naer vorderGa naar voetnoot(10) trachten.
Dat alle gierigaerts en trotsaerts Teun verachten,
Sijn vraege toont ons claer, dat hij tevreden leeft,
Dienvolgens, meer besit, dan eer en rijkdom geeft.
| |
[pagina 196]
| |
Geluckigen Anteun! gij gaet geruster slapen,
Dan eenen fockerGa naar voetnoot(1) die sijn kassen heeft vol gelt,
Waer meeGa naar voetnoot(2) hij sigh, bij daegh, en gheele nachten quelt.
Gij slaept bij 't oude leer, bevrijt van duysent sorgen,
Voor geenen dief bevreest, tot aen den lichten morgen:
Uw kelder, uwe Maey, en uwen schralen heert
Voldoen aen uweGa naar voetnoot(3) lust, vernoegen uwGa naar voetnoot(4) begeert;
En soo gij desen dagh wat eersucht quam betoonen,
Het was niet om uwGa naar voetnoot(4) hooft, maer eeneGa naar voetnoot(5) leers te croonen.
Soo langh het Brussels hof en wallen sullen staen,
Sal uw gecroonde leers met 't ambacht ommegaen.
Ga naar voetnoot(7)Tot meerder eer Godts Ende van den H. Aertsengel Michael (17 Ap. 1706) |
|