7 Conclusie
De invoering van de eerste sociale zekerheid op nationale schaal was de meest
ingrijpende stroomversnelling in het collectiviseringsproces van de afgelopen
eeuw, en een nieuwe fase in het proces van staatsvorming. Voor het eerst werd
een aanzienlijk deel van de bevolking, dat sindsdien alleen maar zou toenemen,
binnen één dwingend en collectief stelsel gebracht ter bescherming tegen de
tegenslagen van het arbeidsbestaan.
Rond de eeuwwisseling bleek alleen de staat te beschikken over de administratieve
capaciteiten, het bereik en de permanentie om die taak te volbrengen. Alleen de
staat kon met zijn dwingende macht om belastingen te heffen en lidmaatschap
verplicht op te leggen, de dilemma's van vrijwillige collectieve actie
overwinnen.
De dwingende accumulatie van overdrachtsvermogen betekende een directe inmenging
in de financiële band tussen werkgevers en werknemers, en in de
bestedingspatronen van afzonderlijke loonarbeiders. De staatsbureaucratie zou
voortaan op elke werkvloer en in elk huishouden aanwezig zijn. De kleine,
zelfstandige ondernemers hebben zich overal en voortdurend tegen dit
vooruitzicht verzet. Hoe sterker hun politieke positie, des te langer werd de
wetgeving opgehouden.
De arbeiders waren meer geneigd tot steun aan de sociale zekerheid naarmate hun
organisaties meer gevestigd raakten, uitgroeiden tot nationale schaal en zich
dienovereenkomstig oriënteerden op de nationale politiek en de centrale staat.
De grote werkgevers maakten bezwaar tegen de kosten van de verzekering en de
inmenging door bureaucratische instituties. Maar zij realiseerden zich ook dat
het de arbeidsverhoudingen ten goede zou komen en hen zou ontslaan van de
verantwoordelijkheid om te zorgen voor arbeidsongeschikte en bejaarde werknemers
met hun gezinnen. Voor de grote werkgevers en voor de arbeiders werd de sociale
zekerheid steeds meer een kwestie van kosten en zeggenschap, en uiteindelijk een
onderwerp van onderhandeling.
De vierde partij in deze figuratie, het regime, vormde de enige noodzakelijke
actor. Zonder dat regime viel niets te bereiken, maar om de tegenstand van de
kleine burgerij te overwinnen en de wetten ook metterdaad te kunnen uitvoeren,
kon dat regime het niet stellen zonder steun in het parlement en in het land.
Het regime kon een begin maken zonder de vakbonden, zoals Bismarcks regering