7 Conclusie
De drijvende kracht achter de verbreiding van het lager onderwijs blijkt bovenal
te zijn gekomen van de metropolitaanse elites die greep hadden weten te krijgen
op de relevante onderdelen van het staatsapparaat. Ondernemers uit de
middenklasse steunden de onderwijshervorming als een middel om toegang te
krijgen tot de landelijke bevolking. Maar op de korte termijn viel niet altijd
op de industriëlen te rekenen, als ze in hun fabrieken kinderen tekort kwamen.
Overheidsfunctionarissen, van hun kant, bevorderden het lager onderwijs om zo de
gehele bevolking onder rechtstreeks bereik van het staatsapparaat te brengen.
Maar de inspanningen van de metropolitaanse elites stuitten op verzet van de
landadel en de geestelijkheid van de gevestigde kerk, die coalities hadden
gevormd op lokaal niveau, maar zich in de loop van het conflict gedwongen zagen
om zich op nationale schaal te organiseren en om uiteindelijk een alternatief,
maar evenzeer nationaal lager-onderwijsstelsel op te zetten, niet langer
afwijkend in het leerplan maar alleen in godsdienstige gerichtheid.
De metropolitaanse ondernemers en ambtenaren enerzijds en de plaatselijke adel en
geestelijkheid anderzijds wedijverden om beheersing van de toegang tot de lokale
bevolking, een strijd die snel in het voordeel van de metropolitaanse elites
beslist kon worden, tenzij de regionale elites zich verenigden en alsnog teweeg
brachten wat ze van aanvang af hadden willen voorkomen: een onderwijsstelsel dat
de plaatselijke en regionale loyaliteiten zou doorbreken. De gevestigde kerken
werden in de onderwijskwestie tot een tegenoffensief gedreven dat weer de
actieve wedijver van andere gezindten uitlokte. In geen van de besproken landen
lukte het de dominante kerk om zich te verzekeren van een min of meer permanent
onderwijsmonopolie met overheidssteun. Als de overheid al bescherming bood en
subsidie verstrekte ging dat ten koste van de kerkelijke autonomie en werd dat
beleid betwist door andere religieuze groeperingen, die gelijke rechten
opeisten. Van de weeromstuit stapte de dominante kerk dan van haar
oorspronkelijke maximalistische stellingname over op een minimalistische, de
verwerping van staatssteun aan alle gezindten. Maar die stelling moest telkens
weer worden prijsgegeven wanneer het ernaar uitzag dat een ander kerkgenootschap
wél overheidssteun zou krijgen. In de meeste landen resulteerde deze dynamiek in
de loop van de eerste helft van de twintigste eeuw in de vorming van een stelsel
van gelijke bejegening van de verschillende confessionele en openbare scholen,
behalve in de Verenigde Staten, waar in de steden een apart, particulier,
katholiek lagere-schoolstelsel zonder overheidssteun bleef bestaan, naast