| |
| |
| |
Ao. 1727. No. 41
De vervrolykende Momus, of koddige berisper.
Maandag, den 22. September.
't Lust ons de mislukte lauwriering van den Haarburgzen Tasso te zingen, al zouden de schoenmakers pothuizen op de klanken onzer snaaren vermolmen. Sprong Theben zyn polleveien kapot, toen Amphíon zyn vedel met laurierspooren bereê, ik zie de Halsteeg, de Crispynen des Amstels, de vorsten van pik, van leesten, en leer myn triomphen verzellen met boertigen spot. 't Is kerkmis aan het Y, want de zwaan van foebus doet zyn gevoeg in den lepel van Midas. De grootste ezel van Europa zit op den stinkbank. Hans Christoffel den schoorsteens ceddel ontzeit dwaald langs de marmere puiën van Gysbregts steigerende vest voor een laplander in de geneeskunde en wysbegeerte. 't Is, rekel, uit de baan, want Athenens zonnelingen aan de zuiderplaszen gezeteld willen voor duidze vetmannekens geen goude rozenobels schieten. De goden schaffen om zweet, 't geen men voor geld vergeefs tragt te koopen, roept de Harderwykze eccho, langs den Keizersgragt, en spiegelende straaten. Aan dien kant kan de waereld, zonder zoeken, den weêrom gestuurden rekel vinden. Leest maar Doctor Phil; en denkt, daar woond de nar, die met Simon, den Toveraar, de gaaven des geestes op de accademie voor afgetroggelde zilverlingen wilde meinen. Weg zotte deumis, van hier riep Pallas, toen zy de lugt rook van het oowetende dier. Onze octrooijen zyn te heilig, om ze aan weetnieten te venten. Ne sutor ultra crepidam, dat is Britjes uil, en Hansjes bontekraai maaken een paar. Vernoegt u, jonge, met uw meid, en laat de wysheid in de arm des verstands was het slot van die avontuur, die wy zo aanstonds beginnen.
| |
| |
In Ao. 1683, op den 24. Augusty wierd 'er niet verre van Hamburg een zeker graauwtje geworpen, dat zo compleet korthalzig was, dat het beter geleek voor den strop, dan voor het zwaerd groot gemaakt te konnen worden. De papa van het beesje was zo kragtig voor de geleertheid geëmporteert, dat hy het, zo draa het pas mofs balken kon; vliegende by een pikeur in 't Latyn bestelde, die het dermaaten, met de rudimenta, grammatica, en syntaxis bereê, dat het in staat was, om ego sum asinus met zyn twaalfde jaar te kunnen geeuwen. Toen mompeer, boven zyn verwagting dit vernam, liet hy de vrugt zyner lendenen met den wolkam civiliseeren tot een lindwerkers hartdraaver, waar in dezelve hem zo wel droeg, dat hy als onbekwaam voor die verheve digniteit, wierd gedegradeert om de gespykerde schoenen der Hoogduitze Baronnen, als een viervoetige lakei van het een tot het andere huis te kruiën. Dit deed het langgeöorde ros zo getrouw, dat het al de wynig latynze adem verruilt hebbende voor de weêrgalozen pikamber zo correct geleek aan de pooten na zyn baas, gelyk een schoorsteenveger na den duivel. Hier op van een Bergerdorps kluis gestalt zynde in het voorhof van een Haarburgze cel voor eenen Crispynverbeeldenden heilig, zo begon hy aan de kerk te piszen, en leefde met zyn spanriem aldaar, gelyk hier de bullen met hun staart zyn gewoon te doen. De geestelykheid van die vleeszelyke sprongen een weêrzin opgevat hebbende, waarschouwden alle de hunnen voor den gevaarelyken elst, die het dier had, om 'er de onnozelen meê te steeken. De plompert hier door vergramt beurde zyn kop om hoog onder de ezelinnen, en reê 'er mistice op, met valsze voorzeggingen, als een tweede Bileam. Het Vrouwentimmer hapte het heele hansje, met huit, en haar door, want niet te vreden alleen zynde met de schoenmakers geest naamen in passant vel, en vlees al meê voor goede prys weg. Hy vry wat overgevende van natuur, liet de dingen op zyn beloop, en 'er scheen kans voor hem gebooren geweest te zyn, om ongemuilbant van het gedorste hooi, dat hy trat, zo veel te aazen, als een Pietist nodig heeft, om op het zweet, en het bloed der grilzieke zustertjes vet te weiën; dog de gemalin van Silenus hartdraver gewaar wordende aan Judas beursje, dat de zilverlingen, die door goed eeten, en drinken overgewonnen waaren, niet te huis, maar elders verorbert wierden, zo protesteerde
| |
| |
moêr tegens papa's verkwisting. Hy schoof zyn onmagt op de geest, en hoewel de overrompeling des vleeszes wel de meeste schult in dezen had, zo liet zig die sloof gezeggen, die niet om haar vagt, maar om den gouden zadel, waar meê zy versiert was, geleek voor een noothulp der togten aangenomen te zyn.
De veulens, die toegesteld waaren, om den vaderlyken kreb te versieren, zaaten met hun moeder aan een legen bak, terwyl de genereerder der zelve in den verborge bier en broodspot der buuren, als een Satyr, kouw, en warmte uit eenen adem zat te blaazen. 't Was of de wyven behekst waaren, zo draa ze onder den ezelslommer vergast zynde, hadden geproefd het vyfde wezen zyner elementen. Dit geschieden meest volgens het voorwendzel van een verbetering der kerk, en ondertuszen multipliceerde dezelve zo van jonge basterts, dat de wettige ouderlingen alle de nieuwigheden van dit eengehoornde beest uitkreeten voor wolfsklaauwen, gerigt den schaapenstal te ruineeren. Toen Midas dat hoorde, verdoemde hy Apol, en hy maakte het hier in zo grof, dat hy genoodzaakt zynde, gelyk een dief te vertrekken, zig met zyn prophetize pikdraatskluuwentjes, begaf na een Lubekze naaiwinkel, waar in hy met zyn David Jorise paknaald den paardenstaart van Mahometh zo vast hegte aan den lederen ranszel der Böhmiste merriën, dat 'er geen kans scheen, om die vastgelymde naden te onttornen, als door het tydig bannissement van een schadelyk ondier. Myn ezel pakte op dat vonnis zyn spillen, beveelende zyn wederhelft met haar lappen aan de blinde fortuin, die niet half zo happig, als Brita na het kwispelstaarten van Hans, die niet begeerde te consumeeren. Zy leefden van 't geval, en hy vervolgde zyn noodlot op den Lazarusklep der Piëtistize moffen. Laaten wy daalen, riep hy, in den schoot der verdrevenen, en daar meê lei Holland aan de beurt. Daar leven zo veel Fransze Refugeês, en Palsisze verdrevenen van de Nederlandze opregtigheid, vervolgde onze dwarsdryver, dat ik niet eens wil twyffelen, of myn twee dobbelsteenen zullen in het Verkeerbord van Venus ten minsten elf Martiale oogen gooijen. Zo gezeit, zo gedaan; de grauwe bedelmunnik arriveerde viervoets in het Gooy. Corthoef pronkt nog met die glorie. Dat vlek kan roemen op de eer van de grootste dwaalgeest onzer eeuwen eerst in zyn omtrekken omgord te hebben. Had je hier, Lezers, descha- | |
| |
mele leugen zien knielen voor de waarheid, je zoud gedogt hebben een engel te schouwen. De babok sprak van het kruis op hoop van munt. Ik zal u den maars kuszen, mynheer, was 't, zo gy my als een vervlooge doffer wilt herbergen op u vliering. Ach! ik ben geheel door de vervolgingen gecapoent. Myn spooren zyn door de mars zo week, als een vooze veenkluit. Daar by ben ik na den vleesze gesteld, als een Origines. De geest heeft my door het knipmesje van Eva den heelen ouden Adam afgebarbiert. Al lei myn hooningangel in al de Corthoefze beiën, hy zou geen éénen vliegje steeken. Ik weet het zelver niet hoe ik zo verstorven kom. 't Is of de wederwaardigheden de spitzen der natuur doen inkrimpen in hunne verborgene poorten. Ik zou meêr zeggen, gilde het gedronge spook, maar de honger sluit my de lippen. Ach! myn heer, zo gy nog dezelve noodhelper hier der elendigen zyt, die gy waart in andere landen, zo erbarmt u over een leege pens! Pas klepelde de ezelsklok alarm, of het regende vliegende manna, en quakkels. Onze langgeöorde refuge at, als een verhongerde Israëliet, en deed aan zyn drinken klaar merken, dat een Turkze kameel by een Christen bron gezet, wel zo veel alleen kan pooijen, als een half dozyn Bremerbierdrommedariszen teffens. Na dat myn lastdier den clisteerspuit der zonne in zyn hinderste had voelen peuteren door de warmte der straalen, zo stond hy op, om zyn begonnen geluk te poetzeeren. Ik ben, myn heer, riep den ezel by zyn morgengroet, zo geverseert in het kalfsleer, dat ik den brui van 't koeijen heb. Om het te rekken is 'er geen Crispyn in de vier deelen der waereld bekwamer. Ik kan van een klyn kinder muiltje een grote boerinnen klomp fabriceeren. Wel, amice, vraagde de Heer, wat wout gy daar meê zeggen? Niet anders, als dat ik wenste, dat gy my, die niets heb overgehouwen, als myn elst, en pikkluwetjes, wilde byspringen met een turfmand vol leesten &c. om de Haarburgze schoenmakery in het Gooy te doen bloeijen, was 't antwoord. Je zult je verbaazen, Doctor, als je de heitrappers zult zien, die ik kan flikken. Had ik ten tyde van Israël in de woestyne gewandelt, men zou niemand als my hebben gebezigt. Ik geloof dat ik in staat zou kunnen zyn om een tweede Nestor drie honderd jaaren op één paar zoolen te doen treeden, zo men 't van my begeerde. Gy spreekt ligt na den geest, repliceerde de goede
| |
| |
man. Schyt geest, riep de kinkel, ik praat nu van 't uiterlyke! wel als het zo is, fiat, ik zal u helpen was het slot, en daar meê wierd de Landloper op het nieuw gecrespinianiseert.
Dog in steê van zes werkdagen door te brengen in zyn beroep, en één dag te rusten, zo keerde Hans het blaadje om. Hy zwoer by den Sabbath, dat hy begon te gevoelen tot geen arrebyden gebooren te zyn. Neen, met de langte van een etmaal recepten te copiëeren, en oude medicyn practyken te steelen, was meer te verdienen, als met een heele week den zoolleest te omvaamen. Gelukkige wysaart, vervolgde de nar, die uw kop eerst hebt gestooken in het cristallyne urinaal der theezieke Godinnen, wat schaft uw clisteerspuit al poen! langs den waterpot van Venus swemt Mavors in den Eridaan der liefde. Voor twee pillen een heele beurs! voor een lepel conserv een hemel vol vermaak! voor een weinig tinctuur, een mond vol solvolative, een brokje opeaat voor een iet of niemendal, een zeker wat te trekken waar uit de Rynsche Wynstok zyn ranken schiet, langs de neus en de roode kaken van den polstasten den Doctor, is de ziel der medicynen. Weg, derhalven met den spykerbak, den schoenpin en het leer, wy willen Gallenus copiëeren, en zyn ons zyn zenuwe bladeren te slegt, wy zullen met quik en antemonie de tydelingen vergeeven. Zo gezeit, zo gedaan: de quispedoor potser van Hipocrates gaf de benedictie van den heiligen uil aan zyn weldoender, en zonder zig te verzien met iets anders, als uitgediende zalspotjes, en siroopdoozen, trok de ezel te veld, om peper. Nauw zag de mof onze toorens, en kasteelen, die op waterige turven dreiven, of Saul raakte onder de Propheeten aan 't waarzeggen. Hy wist uit de conjunctie van Sol, en Luna te voorspellen, dat het na negen maanden zou kinders regenen: hy kon voelen aan het ey van een hen, wat voor een haan de vader van 't eerste kuiken zou zyn. Hy wist uit de tekening van Mars den dolk te vertoonen, die Dione bekroop. Hy wist nog meer, dan hy kon zig van de Passeerder straat en Baangragt vyselen in 't hartje van Gysbrechts Stedelingen, daar leefde de Haarburgse Esculaap, als de Haarlemmer Geneesheer van zyne patienten. Hy doorkroop als Oppervogelaar de ingewanden der duiven, en kon uit de aanraking der ovalen, en ronden begrypen hoe de eindens beginnende haare aanvangen verliezen. Hier kreeg het Ezels Idé een Philosophische gons.
| |
| |
Don Quichot zag de water-en windmolen van zynen dulcinéa aan voor de weg zyner wysbegeerte. Uit uw bornput, myn Britje, wil ik een Brouwers ketel vol Nectar pompen; uw vingerhoetje, myn ziel, is het leven van uw puttertje. Ach! dat myn platonise emmer eeuwig daal in uwen regenbak, Zweedse Diana, orakelde de Ezel, als de woudsibil op zyn drievoet gezetelt, tot barstens toe bequylt wierd met den dodelyken adem der moffen.
In 't midden van deze Quakzalvers triomphen, schutte de egte trouw den dobbelsteenen gooides overspels. De waarheit maakte de leugen beest, door schoppen troef op te speelen. Het moffelen van hartenhoer kon Hans niet bevryden voor zyn verlies. Of hy by Britta's moordadigen vyzel swoer, dat zyn pillen en clisteer nooit een verkeerde operatie hadden verricht, nog was de euw zonder geloof. De vertroostingen, die een huisserpent, met een doctorale stamper in haar mortier voelde roesemoesen, konden haar niet veiligen voor het gelag der voorbygaande Jongens. Daar woont de alchimist van leer, en piktouw schreuwden de spotters, toen een zekere Swaanenburg de pasquillen van een paar dolhuisspooken had geledenbraakt, door de koevoet van een bestraffende pen. Die Bedrieger, gilden de oude wyven zelfs, is alzo veel een Geneesheer, als die kerel, die den Haag ontzeit, aan de Geestbrugge is gaan woonen, om de advertissementen tegens zyn logenagtige voorgevingen van naby te kunnen vernemen. Ach! dat dat gruwel meê was verbannen, riep de gryse deugt! myne zeden verjongden. Maar neen, een gek is meester van het toneel der Doctoren. Men stapt de heiligdommen voorby, en men offert aan de Moloch der Duivelen de Engelsche Nederlanders op. Wat raat? slaapt het Collegium Medicum dan? hebben zy het zo drok met de veelvuldige zieken, dat zy om geen eene bezetene te verdryven kunnen denken? Libera nos o malo! ô Amsterdamse Esculapen! en zo voorts wierd 'er gebyërt op de alarmklok des verstands, toen Crispyn ontmantelt van zyn bedriegelyk pak, voor een schoenbrodder was geboekt. De afgeroste Ezel schudde op die complimenten zyne ooren als een waterdog, en vrezende dat zyne reizende staartstar mogt dalen in de nagt der verwarring, trat in een nauwer conferentie met de Asiatise halve maan van Britta. Hy bezwoer haar by haar pruik zorg te draagen voor zyn hooft. Hier wist dit asgrauwe figuur geene andere raat toe, als door hem te metamorphoseren van een pu- | |
| |
blieken orvietaan tot een solliciterenden Operateur, die sub camino gaarn zou geregtigt gemaakt worden om vry uit hannekemaaijen te draaven. Zy dekte de gehoorende frontespies des Usurpateurs met een witte haare callot, zy trok hem een rokje van crediet aan. Zy gorde hem het justicizwaard eenes ongeoeffenden beuls op zey; zy stak hem een horologie by den staart; zy bond hem een zakje of twee zestehalven voor een bel aan den hals; zy gaf hem een slag op den bil, en liet hem met traanen vertrekken na de heremitagie van Minerva. Pas was hy 'er geland, of hy vroeg na de koers der blauwe beszen. Die zyn zeer goed koop, wierd 'er geantwoort, voor bequaame tongen. Schaft my daar op een fles moeszelwyn, riep Midas, want ontbreekter niets anders, dan gaat myn promotie zeker. Ik heb 'er een in myn waffel, die voor geen raathuis, of kerken ooit heeft gezweegen. De Boedel keek de Gek onder de oogen, en dagt meer dan hy zey. Na een weinig gelogen te hebben, wende hy zig na de Accademise waarheit, onder het gedamiaat van zyn zilvere schyven. 't Eerst dat hy deed, was om te verzoeken, met geen latyn gebruit te zyn, want myn geheele wysheit, vervolgde hy, is een moffe aszurantie, en kan u die myne heer voldoen, dan ben ik een compleete Geneesheer. Zo 'er by dien duisteren tekst geene verligtende kanttekeningen gevonden worden, galmde hem de geleerde onderzoeker toe, zo zal 'er al vry wat te doen zyn, eer myn heer zyne oogmerken zal agterhaalen. Hy weer ik ben compleet ervaaren in de medicynen, en de philosophie, en wensch in die beide geëxamineert en gepromoveert te zyn. Hier meê trok hy al weer aan zyn zilvere bellen, hoopende door dien lieffelyken toon de reden te verschalken: dog dezelve te heilig, in den professors rok verborgen zynde, quam hem zo zeker op de ribben, dat hy zelfs in het duits niet in staat was, om dat half te beantwoorden, 't geen anderen geheel in 't latyn moesten verrigten. Hy die zo lange begreepen meende te hebben, hoe het levendige vogt uit een caput mortuum overging in 't maagdelyke balneum van een kopere dêern, wist niet te melden hoe een philosophise stam quam aan den magnetise hette des verborgene waters. Ey, myn heer, stap die quaade naamen maar over, zey Hans, en zeg hoe veel het kost om een pegazus van den hellemondischen pindus met een paspoort te verzien, om vry uit doctoren te draaven. Dit wierd al weer zonder den Judas buidel te schudden niet geuit: terwyl de onderzoekende hoogleeraar door het opwippen van den paruik, klaar- | |
| |
lyk merkte, dat dit gepretendeerde paard, maar een waaragtigen Ezel was. Hy begon het derhalven wat nader te ondertasten, en na het de langte van een vader ons twee drie gecatechiseert te hebben, zo verklaarde hy, dat 'er sints de stigting der Academie nooit onhebbelyker dier was gearriveert, als deze opgetraraarde weetniet; en dat, wat zyn edel: in persoon betrefte, hy nimmer zou consenteeren, om zo een buffel in het getal der geneeskundigen te doen plaatzen. 't Zal aan uw alleen niet hangen, riep de gek, en daar me met zyn zilver lasarus klep over al lopende om in 't nederduits gepromoveert te zyn tot Doct: Phil: & Med: wierd hem den eis met egaale stemmen ontzeit. Daar zal ik de geheele Stad voor straffen, riep onze Hans Donder, ik blixem over de Accademie gebrek van Harderwyker bokken uit. Ik doe de letterbaazen in den ban, ik lag met het uiterlyke Latyn, en 't Grieks, met de schoolse wysbegeerte, en de medicynen. Ik kan wel beulen, zonder octrooy. De Haarburgse windbreker heeft de planeeten te baat, en vallen hem die af, de deerens zullen hem by blyven. Venus is wel eens zo handelbaar, als Pallas. Ik kan beter over de wording der dingen met myn Britta redeneeren, als met al de getabberden van 't land. Wie duivel zouw denken dat een Gelderse kap haar niet zou laaten vullen met het stofgoud van Holland. ô Oude, goude tyd! waar zyt gy nu gebleeven! te vergeefs heb ik Minerva in den maars gekroopen, om een pokcedel, dog ik zal om my te wreeken, al waar ik wysaarts ontmoet, die veragten als niet waardige gezellen. 't Spyt my niet zo zeer, dat ik afgewezen ben, als ik wel vloek om het affront, dat my tavond of morgen zal aangedaan worden van een verloope Comediant, die ik binnen kort zo meen te brandmerken, dat hy geen raat zal weeten om sig tegens onze geweldenaryen te beschutten. Met dit voornemen zwom de Ezel na huis, laatende in het uiterste verlangen des werels den geene, hie met één pintje Luikze Aganippe te drinken, gemakkelyk de heele hel van een weeromgestuurde weetniet kan uitpissen, die geen Latyn verstaande, en dog korts een Latyns Boek uitgegeven hebbende, zonneklaar bewyst, een bedrieger te zyn, die, behoorelyk ondervraagt zynde, van de medicynen, en de philosophie even zo veel weet, als 'er een Hypocrates uit de duivels hoek van bewust is.
|
|