| |
| |
| |
Hoofdstuk I
Thea voelt zich behagelijk
Thea Zwart voelde zich behagelijk. Met opgetrokken knieën lag ze op den divan in haar zitkamer te lezen en rookte er een sigaret bij uit het juist vandaag uit Amerika, van haar vroegeren cliënt Mr. Oliver Brown, ontvangen pak. De eerste sigaret uit een nieuwe zending had voor haar altijd de bijzondere bekoring van iets nieuws en met trage trekjes genoot zij den zoetigen rook. Ook haar boek verschafte haar genot, want het eischte haar aandacht niet zoo volkomen op, dat ze niet tevens de gewaarwording kon ondergaan van vacantieachtige rust, het tevreden besef, niets om handen te hebben, gevoegd bij de voldoening over een welbesteden winter. De ontwakende vitaliteit van een pril voorjaar wierp haar licht door de breede, lage ramen, de dienstbode voor de ochtenduren was weg; Thea had haar woning aan de Zuider Amstellaan en den heelen nog komenden dag voor zich alleen.
Den afgeloopen winter had haar schrander inzicht den weg gevonden uit het mysterie van de verwisselde briefhoofden, haar onverzettelijk door- | |
| |
zettingsvermogen had den sluier doen lichten over het raadsel van den stelenden doode, haar snelle optreden had den tot wanhoop gedreven bedreigde uit het probleem der Vier Azen tot het normale leven teruggevoerd. Waarlijk, een drietal successen om een detective, indien hij zijn geheele leven niets anders had bereikt, onder de speurders een onsterfelijken naam te verzekeren. Voor Thea vulden ze slechts het afgewerkte programma van één winter en dus mocht ze zich het onverstoorde genot van een versche sigaret en een nieuwen roman zonder zelfverwijt gunnen.
Ze drukte haar sigaret uit op het onder haar bereik staande aschbakje en ze voelde zich, nu lezend zonder te rooken, niet minder behagelijk. Ze wendde zich op haar rechterzijde en wrong de hand, die ze nu vrij gekregen had, onder het hoofd, dat ze aldus in een wat gemakkelijker leeshouding een weinig oprichtte. Het was stil in huis. Ze had eigenlijk den heelen morgen op deze stilte gewacht. De bezigheid van het meisje voor de ochtenduren in de slaapkamer en in de keuken, had haar verhinderd, ongestoord te denken. Ze las nog eenige minuten door. Dan dwaalde haar blik over de lectuur weg de kamer in. Haar linkerhand hield het boek niet meer zoo stevig vast, het gleed wat dieper in de holte tusschen kussens en divan. Ze bemerkte het, klapte het dicht, legde het naast het aschbakje op het lage tafeltje naast den divan, trok ook de linkerhand onder het hoofd en voelde zich nog steeds behagelijk. Ja, ze voelde zich be- | |
| |
hagelijker nog dan zooeven, want ze kende zichzelf en haar wisselende stemmingen. Wanneer ze zich zoo van alle verveling en alle kleine zorgjes vrij wist, trok haar denken een nieuw avontuur tot zich.
Op het onderblad van het lage tafeltje naast den divan lag een stapeltje kranten. Eensklaps zat Thea op den divan, waarop ze tot nu toe gelegen had. Ze greep de kranten, legde ze met opeenvolgende data. In de oudste, van tien dagen geleden, herlas ze het eerste bericht over het uit de ouderlijke woning verdwenen meisje. Het Ochtendblad van Woensdag 16 April bracht, kort en bondig, ter kennisse van het publiek, dat de ouders van de achttienjarige Anna B., wonende aan de Ochterveldstraat te Rotterdam, zich ernstig bezorgd maakten over hun dochter, die sedert Zaterdag 12 April, na om half vier van huis te zijn gegaan, niet was teruggekeerd. Het publiek werd verzocht, indien mogelijk, inlichtingen te verstrekken aan de politie.
Het Avondblad van denzelfden datum gaf eenige bijzonderheden, zonder nochtans veel licht op de verdwijning te werpen. Een artikeltje van een halve kolom, waarboven het opschrift het gebeurde echter reeds definitief onder de geheimzinnige voorvallen rangschikte.
HET VERDWENEN MEISJE
Over Anna B., het meisje over wier verdwijning wij reeds een berichtje plaatsten, vernemen wij nader:
| |
| |
Anna is Zaterdag op gewonen tijd van het kantoor, waar zij als typiste werkzaam is, thuis gekomen. Al dadelijk vertelde ze, dat ze met een vriendin had afgesproken, 's middags samen de stad in te gaan om eenige boodschappen te doen. Om half vier zouden ze elkaar daartoe ontmoeten op het kruispunt Binnenweg-Westersingel. B.S., Anna's vriendin, heeft daar tot half vijf vergeefs op haar gewacht. Over wat sedert half vier met Anna gebeurd is, tast men in volkomen duister. Natuurlijk is de mogelijkheid, dat zij uit eigen beweging is weggebleven, niet uitgesloten, doch aangezien zij zeer vrijmoedig met haar ouders omgaat en nimmer iets buiten hun voorkennis deed, dacht men aanvankelijk aan een ongeluk, later, toen bleek dat dit niet had plaats gehad, aan een ontvoering.
Wij hebben ons in verbinding gesteld met Anna's patroon zoowel als met eenige van haar vriendinnen. Allen kennen haar als een bijzonder openhartig meisje en het wordt dan ook steeds onwaarschijnlijker, dat zij, indien zij het plan koesterde van huis weg te blijven, daarover tegen niemand zou hebben gesproken. De politie kon ons nog geen nadere inlichtingen verschaffen. Er worden nasporingen gedaan, tot nu toe echter zonder resultaat.
Volgden de gebruikelijke journalistieke uitweidingen, waarmee het vertrouwen in de politie werd uitgesproken. Er werd herinnerd aan vroegere gevallen van verdwijning, die ofwel berustten op zucht naar avontuur, of in elk geval, indien gevolg van misdaad, tot opheldering waren gebracht. Daarna het signalement van Anna B.
| |
| |
Lang 1.63 M. Slank van gestalte. Haar donkerbruin, bijna zwart. Oogen donker. Zij was gekleed met bruinrooden, wollen japon, lichtbruine kousen, bruine schoenen, tweed jasje. Zij droeg geen hoed. Haar ondergoed is gemerkt A.B. Ze had een taschje bij zich van bruin leder, waarin vermoedelijk naamkaartjes met adres. De klep van het taschje draagt een nikkel monogram A.B.
Het artikel sloot met de hoopvolle overweging, dat van nu af geheel Nederland naar de gesignaleerde uitkeek en de kans op het vinden daardoor aanmerkelijk was gestegen. Intusschen verheelde de berichtgever niet, dat hij de onrust van de ouders en hun vrees voor een misdrijf kon begrijpen.
Het Avondblad van Vrijdag 18 April bracht, met een cachet van zakelijke betrouwbaarheid, het bericht dat Anna Barends, het te Rotterdam verdwenen meisje (voor het eerst werd haar naam voluit genoemd), te Amsterdam in een dancing gezien zou zijn in gezelschap van een jongen man. Het Ochtendblad van 19 April herriep dit bericht.
In het Avondblad van den negentienden werd het verdwenen meisje van derde pagina, tweede blad, opgeschoven naar de voorpagina.
MISDAAD IN HET SPEL?
Werd Anna Barends in een auto ontvoerd?
Een opzienbarende mededeeling werd gisteren gedaan door den caféhouder J.G.F., te Prinsenhage. De heer F., die ook benzine ver- | |
| |
koopt, werd in den avond van 12 April naar buiten geroepen voor een auto, die moest tanken. De chauffeur, die bij het tanken toekeek, maakte den indruk, zeer gehaast te zijn. De heer F., Rotterdammer van geboorte, meende aan de uitspraak van den chauffeur een stadgenoot te herkennen en vroeg dezen, om den tijd te korten: ‘U komt van Rotterdam?’ ‘Doet dat er iets toe?’ snauwde de bestuurder.
De caféhouder was zeer stellig in zijn verklaring, dat een jonge dame had willen uitstappen, echter door twee andere mannen, die eveneens in de auto gebleven waren, weerhouden werd. De portierraampjes waren gesloten, in den wagen was het zoo donker, dat F. wel gestalten had kunnen zien, doch geen gezichten had kunnen onderscheiden.
De auto had veertig liter benzine getankt. Op het oogenblik, dat hij wegreed, hoorde F. het dichtklappen van een portier, ofschoon hij zelf dat achter den bestuurder goed gesloten had. Toen hij later in de krant las over de verdwijning van Anna Barends, versterkte dit hem in de overtuiging, dat een der inzittenden het tweede portier geopend moet hebben, waarna het met een ruk werd dichtgetrokken. De auto had heel spoedig een groote snelheid en verdween in de richting Antwerpen.
Dat er aan de grens, zooals uit informaties gebleken is, niets bijzonders is voorgevallen, bewijst nog niet, dat een ontvoering per auto naar het buitenland onmogelijk is. De politie zet haar werk voort, er wordt nauwgezet gezocht naar de auto, die bij den heer F. getankt heeft.
Het Avondblad van den volgenden Dinsdag be- | |
| |
vatte een ontnuchterend, in zeker opzicht echter nog sensationeeler bericht. Ook dezen keer op de voorpagina.
EEN BRIEF VAN ANNA BARENDS
Het meisje in veiligheid?
Tot hun groote verrassing ontvingen de ouders van Anna Barends, over wier verdwijning sedert eenige dagen elke krant nieuws brengt, hedenochtend een kort briefje van hun dochter, waarin wordt medegedeeld, dat Anna het geschrijf in de dagbladen verschrikkelijk vindt, dat het haar aan niets ontbreekt en dat zij zoo spoedig mogelijk alles zal ophelderen. Haar vader en moeder mogen zich, schrijft zij, niet ongerust maken.
Dit briefje, door de ouders nadrukkelijk als door hun dochter geschreven zijnde herkend, draagt het poststempel Den Haag en werd gisteravond gelicht uit een bus in een der buitenkwartieren. Het spoor, dat naar de vermiste leidt, begint dus duidelijker te worden. Thans wordt ook in de residentie ijverig naar haar gezocht. Wellicht komt de beloofde opheldering inderdaad binnen afzienbaren tijd.
Het volgende, laatste, bericht bevatte de krant van 24 April.
OVER ANNA BARENDS GEEN NIEUWS
De brief toch een mystificatie?
Zelfs wanneer men de berichten met de grootst mogelijke reserve aanvaardt, zal men aan dat betreffende den door Anna Barends
| |
| |
aan haar ouders geschreven brief toch wel eenig geloof hebben geschonken. Desniettemin wordt men, nu nadere gegevens uitblijven, somber gestemd. Want wat kan het meisje weerhouden, opnieuw te schrijven? En dan duidelijker? Of werd het briefje van elders naar Den Haag gebracht, om de politie en het publiek zand in de oogen te strooien?
Indien onze lezers ons niet aanhoudend opbelden om naar nader nieuws te informeeren, zouden we er tot gelegener tijd het zwijgen toe doen. Hetzij men gelooft aan een tragisch ongeval of aan een schurkenstreek, voorbarige berichtgevingen, die van allen grond ontbloot zijn, veroorzaken een sensatiejacht, waarin de eene jager den anderen de loef wil afsteken. De pers zal daaraan niet meedoen. Wij wachten thans onomstootelijk zekere mededeelingen van de zijde der politie.
O juist. Thea Zwart knikte waardeerend het hoofd over dit laatste artikeltje. Daarom dus zeker die aandachttrekkende koppen over geen nieuws en mystificatie? Het publiek vraagt nieuws, de krant heeft niets te geven. Dus neemt men met de linkerhand terug, voordat de rechterhand heeft aangereikt. Een aloude en dus ook te verdedigen methode.
Maar al ben ik, dacht Thea, minder nieuwsgierig dan het publiek, ik zou er nu toch wel graag het mijne van weten. En in dat geval bel ik geen radeloozen redacteur op, terwijl ik toch evenmin kalm de volgende tegenstrijdigheid afwacht. Het is veel eenvoudiger, er dadelijk op af te gaan.
| |
| |
Ze wierp de kranten op het onderblad van het tafeltje en kwam met een lenig, zij het ook overbodig sprongetje van den divan. Uit het nieuwe pak nam ze met gratie haar tweede sigaret, stak die op, inhaleerde met kennersgenot en ging naar de telefoon op het kleine damesbureautje, waar ze, zonder het in den gids op te zoeken, een nummer draaide.
‘Ja hallo, Andries, ben jij het? Dacht ik al, aan je stem te hooren. Zeg, wat zou je er van zeggen, als je krant eens een artikeltje bracht: HET VERDWENEN MEISJE. De onvindbare laat zich hooren. Nee, niet vàn zich hooren, maar zichzelf hooren. Hm? Reuzen sensatie na je belofte van betere tijden af te zullen wachten. Nee, ik ben niet stapel. Het is toch zeker een kleinigheid, om vanuit een publieke cel ergens den vader van dat kind aan de telefoon te krijgen of, als ze daar geen telefoon hebben, den patroon? En dan opnieuw als zijnde Anna Barends geruststellende mededeelingen te doen? Wat? Lijkt je dat gemeen tegenover de ouders? En dat zeg je me zoo in mijn oor? Ben ik met je eens. Ja, natuurlijk, als ik er eenmaal over praat, ga ik er ook op af.... Krijg je, op één voorwaarde. Dat je tot zoolang werkelijk je mond houdt en het publiek zoo verstandig ziet te maken, dat eveneens te doen. Oké? .... Dan oké voor die primeur. Maar nu wat anders. Waar is in Rotterdam die Ochterveldstraat? Nieuwe Binnenweg bij den 's-Gravendijkwal? Prachtig, vind ik zoo wel. En welk nummer wonen de Barendsen?
| |
| |
Goed, een minuutje. Maar niet langer, Andries, want ik wou graag dadelijk beginnen.’
En àls ik een radeloozen redacteur opbel, doe ik het zóó, besloot ze thans de alleenspraak, die ze vóór het telefoontje gevoerd had. Ze wachtte bij het toestel. Andries Vierhouten, chef redactie van De Objectieve Courant, bracht gewoonlijk een eerste objectief verslag uit van haar avonturen. Hij bewees haar daarvoor gaarne een wederdienst en zou nu stellig die eene minuut aan het uitbuiten zijn, om haar aanstonds het huisnummer van de familie Barends te kunnen geven. Inderdaad rinkelde, nauwelijks een minuut nadat zij den haak had neergelegd, de telefoon.
‘Hallo ja?’ vroeg ze in de microfoon.
De stem aan de andere zijde sprak slechts een enkel woord. ‘Driehonderdzeventien.’
‘Oké.’ Meteen legde ze wederom den haak neer. Andries kon soms wat leuterig, maar indien het noodig was, ook zakelijk kort zijn.
Thea trof geen enkele voorbereiding. Ze deed niets in haar taschje, ze bekeek zich niet in den gangspiegel, ze maakte geen notitie van het adres, dat ze ging bezoeken. Ze trok eenvoudig haar voorjaarsmantel aan en zette een koket hoedje op. Zonder zich te overhaasten, verliet ze haar woning.
En ze voelde zich behagelijk. Behagelijker dan met haar boek van Jo van Ammers. Want ze had weer een doel. Voorloopig had ze zelfs een dichtbij gelegen doel: probeeren radicaal te vergeten, wat ze uit de kranten vernomen had. Want ze moest
| |
| |
onbevooroordeeld op het terrein van het nieuwe avontuur komen. Ze liet dus het voorjaarszonnetje inwerken ook op haar stemming, wandelde bedaard, als ging ze alleen voor haar genoegen uit, den langen weg naar het station. Het was, zooals toen het meisje verdween, Zaterdag. De omstandigheden bij de familie Barends zouden, behalve de verandering der gemoedsgesteldheid, misschien ongeveer gelijk zijn aan die van den dag, waarop Anna het huis verliet. Thea behoefde zich niet te haasten, want ze wilde pas om ongeveer drie uur aanbellen op Ochterveldstraat 317, te Rotterdam.
|
|