gelegenheid zijn, haar te beschrijven en dus wil ik daarmee thans den aanvang van mijn vertelling niet langer verschuiven. Enkele bijzonderheden van algemeenen aard dienen evenwel nog te volgen. Zij bewoonde een flat in Amsterdam-Zuid, had een daghitje in dienst, leefde het grootste deel van den dag buitenshuis en hield er van, 's avonds in bed Nederlandsche literatuur te lezen. Zij zòcht nimmer naar bezigheid; deze scheen, als bij ieder die doet wat zijn hand vindt te doen, vanzelf op haar weg te komen. Zij had een groot aantal vrienden en kennissen, die haar, wanneer zij in gevaar verkeerde, gaarne ter zijde zouden hebben gestaan, doch wier hulp zij nimmer inriep, omdat zij, naar zij zelf het uitdrukte, voorloopig nog wel op eigen beenen kon staan. Geen harer vrienden bewees zij bijzondere gunsten en geen hunner scheen daar ook ooit om te vragen, ofschoon allen haar bewonderden, velen haar vereerden en enkelen haar aanbaden. Zij droeg altijd een kleine revolver bij zich, met parelmoeren kolf. En zij rookte, thuis zoowel als in gezelschap, Amerikaansche sigaretten, die haar, sedert zij Mr. Oliver Brown tijdens zijn bezoek aan Holland uit een buitengewoon netelige positie had gered, rechtstreeks uit Amerika werden toegezonden, elke maand een pak van vijfhonderd stuks, zoodat ze er ook nog van kon presenteeren.
Verdere bijzonderheden betreffende haar karakter en haar eigenaardigheden zullen geleidelijk worden vermeld. Laten wij ons thans bepalen tot een van haar spannendste avonturen.