| |
| |
| |
Zaak-register
aandoen, 131, 139, 422, 512, 644 |
aanhalingstekens, 120, 453, 491, 528 |
aanschouwelijkheid, 78, 80, 130, 207, 214, 222, 224 vlg., 228, 323, 462, 495, 500 vlg., 575, 629, 653 vlgg. |
aanschouwing, 166, 465 |
aanvullen, 519, 523 |
aanwijzing, 361, 414, 592, 615 |
absolute (het), 435, 445 |
abstract(ie), 11, 174, 276 vlg., 304, 330, 343, 352, 363, 372, 377, 386, 394, 398, 404, 412, 414, 419, 425, 448, 450, 458, 477, 556 vlg., 563, 566 vlg., 599, 607-612, 624; absoluut, 377, 607 |
abstraheren, 144, 225, 247, 278; kenmerk v.m.Ga naar voetnoot1), 325 vlgg., 333, 339 |
absurditeit, 360 vlg., 419 |
abusio, 90 |
acceptatio, 119 vlg., 488 |
actio, 46 |
adaequatie (en in-) v. uitdr., 195-198, 216, 242, 248, 253, 259 vlg., 306, 308 vlg., 346, 391, 429, 450, 615, en passim; v. waarneming, 353; v. weten, 614 vlg. |
adhyâsa, 112 |
adjectief, 486 |
adjectief (m. als), 178, 183, 328, 330 vlg., 337 |
adverbium (als m.), 139, 183, 187 |
aesthetica, 46 vlgg., 140, 146 vlg., 157 vlg., 162, 164, 269 vlg., 290, 298, 301, 308, 313, 317, 384, 485, 530, 532, 551, 554 vlg., 642 |
aequipollente begrippen, 12, 18 |
afbeelding (3e functie), 592 vlg., 629 vlg., 631-636; critiek op taal als, 346, 353, 359, 361, 369, 371, 376, 379, 381 vlg., 394, 397, 408, 412, 424 vlgg., 442, 445, 450, 456, 465 vlgg., 476, 478 vlgg., 481, 515, 524, 592 vlg., 597, 602-619, 622 vlg., 624 vlg., 627, en passim |
afbeelding (m. als, en critiek op m. als), 79 vlg., 160, 168, 206, 216, 273, 282 vlg., 285 vlg., 292 vlg., 295, 301, 304, 306, 308, 317, 464, 551, 553, 624, 643, vlg., 653-655, en passim |
afhankelijkheid (syntactische), 202-205, 223, 235, 522; v. begrip, 331 |
afslijten, 158, 166, 170, 238, 277, 281 vlg., 449 |
afwijking v.d. werkelijkheid, 449, 458 vlgg., 462, 469 vlgg., 475, 553 vlg., 656 |
agglutinerende talen (en m.), 422 |
aggregatie, 7, 35, 83, 100, 499 |
agnosticisme, 20, 54, 164, 270, 341 vlg., 344, 349, 361, 368, 380, 386, 398, 405, 409, 439 vlgg., 443 vlg., 454, 484, 606 |
agonistiek, 350 |
allegorie, 32, 97 vlg., 102, 109, 129, 152, 156, 171 vlg., 176, 181, 184, 233 vlgg., 289, 292, 316 vlg., 379, 443, 505 |
allegorische interpretatie, 356 vlgg., 363 vlg., 393 |
alliteratie, 281, 550 |
allotrios, 69, 326, 332 |
als, 78, 98, 205, 233, 268, 284 vlgg., 436 vlg., 518 vlg., 523 |
alsof, 285, 421 |
ambivalentie, 320 vlg. |
anagogische interpretatie, 320 |
analogie, 2, 48, 72 vlg., 84 vlg., 92 vlgg., 95 vlgg., 106, 123, 127 vlg., 131, 133 vlg., 218, 220, 227, 248, 251, 272, 279, 284, 287 vlg., 306 vlg., 315 vlg., 373 vlg., 400-403, 421, 431 vlg., 434, 438 vlgg., 466, 471-474, 477, 512, 515-517, 543, 546 |
analogiseren, 22, 225, 227, 234, 309, 471, 543-546 |
analyse, 20-24, 101, 349, 378, 464, 499, 563, 598 vlg., 625 vlg., 643; logische, 30, 540 |
anders zijn, 308 vlg., 345, 583 |
animalis (en in-), 92 vlg., 127, 366 |
animisme, 249 |
anonymon, 72 vlg., 89 vlg., 94 vlg., 108, 127, 216, 255, 272, 402, 507 vlg., 516, 640 |
| |
| |
anthropocentrisch, 269, 289, 353, 371,
431 vlg., 440, 606 |
anthropologisme, 168, 431 |
anthropomorphisme, 248, 270, 284, 287, 342, 345, 381, 395, 400 vlg., 431, 439, 448, 606, 615; dogmatisch, 400 vlg., 403; symbolisch, 400 vlg. |
αντιλεγειν (ουκ εστιν), 345, 416 |
antiphrasis, 128 |
antonomasia, 119, 505 |
aphasie, 50, 569, |
απο ενος τα πολλα, 367 |
απο καλων, 98 |
αποιος, 355, 484 |
apperceptie, 193, 196, 199, 213, 252, 316, 435; fundamentele, 12; personifiërende, 12 |
appositie, 179, 520 vlg. |
appreciatie v.e. verschijnsel, 26 vlgg., 45 |
appreciatie v.m., negatieve, 20, 26 vlgg., 45, 111 vlg., 318, 383, 393, 410-414, 439, 482, 622 vlg.; positieve, 317, 339, 375, 421, 439, 464, 554, 619, 642; beide, 77 vlgg., 295, 298, 301, 351 vlg., 365 vlgg., 373 vlgg., 414, 423, 439 vlgg., 449, 456, 484, 646, 657 en passim |
archaisme, 67 vlg., 252, 314 |
argot, 188 |
ars combinatoria, 375, 395 |
l'art pour l'art, 299 |
artes poeticae, 126 vlg. |
articulatie-beweging, 210 vlg. |
aspect, 3, 8, 36 vlg., 44, 196, 220, 272, 291, 313, 423, 443, 486 |
assimilatie, z. betekenisverand. |
assimilatio, 129 |
associatie, 193, 202 vlgg., 208, 251, 318, 552; contiguiteit, 251; contrast, 251; impliciete, 318; omgekeerde, 210 vlg., 534; overeenkomst, 325; successieve, 193 |
atavistische terugslag (v. begrip), 36, 263 |
atheïsme, 38, 49, 439, 606 |
atoom, 39, 343 vlg., 352, 388, 393, 411, 425, 446, 454, 456, 458, 461, 510, 606 |
Auffühlung, 290, 300 vlg. |
Auslösung, 591 |
αυτοθεν, 84, 98, 109 |
|
barok, 301 |
basis v. overdracht, 144 en passim |
bedekken (elkaar - v. begrippen), 623 vlgg. |
Bedeutungserlebnis, 216 vlgg., 226 vlg., 323 |
Bedeutungsgefühle, 219 |
bedoelen, 221 vlgg., 281 vlgg., 469, 655 |
bedoeling v.e. woord (sign.), 467 vlg. |
beeld (Bild), 116 vlg., 130, 180 vlgg., 222 vlgg., 232, 267, 342 vlg., 349, 400, 410, 438, 440, 448, 450 vlg., 461 vlg., 464, 488-490, 522, 553, 592, 604 vlgg., 607, 615, 619, 640; contrast v.m., 271 vlg., 291, 593; dichterlijk, 290 vlg., 302-311, 322 vlg., 589; innerlijk en uiterlijk, 309; als uitvoerige m., 159 |
beelden (ww.), 275 |
beeld-object, 135, 166, 173 vlg., 179, 186 vlg., 225, 230, 234 vlg., 236 vlgg., 270 en passim |
Begegnung, 168, 269, 301, 366, 371, 374, 615 |
Begriffsschwächung (m. als), 183 |
begrijpen, v.e. ander, 217, 381 vlg., 396 vlg., 433, 600 vlg., 604 en zie mededeling; v.e.m., 223; v. muziek, 633; v. werkelijkheid, 438, 604 vlg. en zie afbeelding; grammaticaal, 230, 545; metaphorisch, 217, 221-225, 228, 230 vlg., 543-546, 576, 600 vlg., 613; somatisch en noëtisch, 363 |
begrijpelijk maken, 68, 79, 225, 629 |
begrip, 76, 170, 181, 433, 502, 529, 583, 604 vlg., 611 en passim; als uitdrukking, 441; als troop, 438; en beeld, 450 vlg.; en betekenis, 328 vlgg., 340, 580; en verschijnsel, 3 vlg., 8 vlg., 32, 40 vlgg., 126, 245 vlg., 291, 358, 370 vlg., 438 vlg., 526 vlg., 537, 539, 542, 618; omvang en inhoud, 328 vlgg., 332, 556 vlg., 566, 568; als moment v. woord, 12 vlg., 206 vlg. |
begrip en begrijpen (als m.), 236 vlg., 241, 537, 616 |
begripsgebied, 200 vlg. |
begripsmonographie, 14, 540; v.m., 3, 10 vlg. |
begripsphase, 8, 34 vlg., 506 en passim |
belichaming, 149, 154, 176, 391, 431, 433, 436, 438 |
bemiddelaar (dichter als), 294 vlg. |
bepaling bij m., 108 vlgg., 180 vlg.; adverbiale - als m., 521 |
bepaling v. vergelijking, 205, 519 vlg. |
berekening, 545 |
beroepstalen, 257 |
betekenen, 10, 112, 226 vlg., 335 vlg., 339 vlg., 480, 578, 583, 606, 655; en betekenis-zijn, 583 |
betekenis, 171, 181, 222, 323 vlg., 328 vlgg., 331 vlg., 339, 433, 470, 492, 512,
|
| |
| |
574, 578-587, 626, 657; als eenheid, 582; onderscheidingen, 582; als eigenschap v. woordsoort, 21, 119, 486; kern, 21, 26, 450; peripherie, 21, 333; pneumatische 358; somatische 358, 360 |
betekenisleer, 165, 579 |
betekenis-overdracht, zie overdr. |
betekenis-overgang, 303 |
betekenisverandering, 164 vlg., 212, 303 vlgg., 306 vlgg., 309, 324, 332, 334 vlg., 339, 418 vlg., 526 vlg., 537, 539, 578 vlgg., 587; assimilatieve, 193, 195 vlgg., 198, 200 vlgg., 208 vlg., 303, 527; complicatieve, 153, 194 vlg., 197, 200 vlgg., 203 vlg., 207, 209, 211, 217, 237, 527, 533 vlg., 536, 539, 552; correlatieve en zelfstandige, 189 vlgg.; (on)bewuste, o.a. 190 vlgg.; partiële en totale, 191; reguliere en singuliere, 190-193, 196, 199, 209, 302, 304; specialisering, 212, 305, 337, 421, 495; verruiming, 212, 237 vlg., 337 vlg., 463, 495; m. als, 326 vlg., 332 en passim; m. als oorzaak v., 165, 212 vlg.; als resultaat v. denken, 625 vlg. |
betekenis-wisseling, 193, 196 |
betekenis-wortel, 28, 164, 488 |
Bewusstseinslage v. 't begrijpen, 212, 221 vlgg.; v. dubbele betekenis, 221 vlgg., 364 |
bewust, 212, 268, 271, 296, 302-310, 429, 508, 513, 527, 537, 541 vlg., 542-555, en passim; en beredeneerd, 546 |
bewuste wil tot m., 207, 530, 547-552 |
bewustheid en bewustzijn, 306, 549 vlg., 555; artistieke, 296 |
bewustzijnsverschijnsel, 541, 544 |
bezieling, 78, 97 vlg., 149 vlg., 154, 176 vlg., 207, 276 vlg., 284, 286-290, 292 vlg., 305, 391, 431, 433, 436, 438, 440 vlg., 504, 630 |
bijbel, critiek op taal v., 359, 398; zie exegese |
bijspreuk, 132 |
bildlicho, 116 vlg. |
binnen- en buiten-wereld, 176, 275 vlgg., 278 vlg., 284, 292, 296, 355, 431 vlg., 441 en passim |
bi-polaire structuur, 278 vlg., 284, 286; v.m., 272, 291, 296, 311, 338; v. begrip m., 649, 657 |
bi-semantisch, 116, 133 vlg., 172, 181 vlg., 242, 258 vlg., 299, 302, 335, 340, 486, 497, 576; zie dubb. betekenis |
bispel, 115 |
bloemen der taal (m. als), 165, 393 |
bourgeois en m., 342, 476, 650 |
branden (als m.), 292 |
brevior similitudo, 112, 127, 130 vlg., 147, 157 vlg., 171, 205, 227 vlg., 233, 286, 291, 523 vlg. |
bronnen, primaire, 25 vlgg., 52, 57; secundaire, ib. en 59; tertiaire, 57, 59 |
brug (m. als), 156, 295, 297, 343, 355, 439 vlg., 657 |
|
calculus ratiocinator, 395 |
carbonari-taal, 188 |
caricatuur, 286 |
casuïstiek, 101, 499 |
catachrese (stijlfout), 90, 206, 223, 234, 263, 279, 322 vlg., 469 vlg., 474, 528 vlg., 535 vlg., 538 vlg., 541, 577, 655; bewuste, 299, 528 |
catachresis (= inopia-m.), 89 vlg., 97, 139, 144, 547 |
categorieën, 380, 388, 402 vlg., 447, 464 |
causaliteit, zie oorzaak |
centrum v. philosopheem (m. als), 152, 156, 435, 657 |
characteristica universalis, 395; en realis, 397 |
charge, 286 |
classicisme, 38, 549 |
classificatie, 330 vlg., 337 vlg., 457 |
cliché, 232, 393 |
cohaerentie-theorie, 451 |
collatio, 129 |
collectio, 101 |
colores orationis, 115 |
comparatio, 129 |
complicatie, zie betekenis-verand. |
composita en m., 278, 325 |
compositie (practische en theoretische), 1, 14, 35-38, 43 vlgg., 590, 593 |
conceptualisme, 370 vlg., 609 |
conceptus, 121, 370 |
concetti, 131 vlg. |
concreet, 11, 174, 374, 455, 607-612; absoluut, 375, 607; vier betekenissen, 611 |
concretificatie, 175, 223, 338, 423, 425, 446 |
contaminatie, 279, 528, 535 vlgg., 538 vlg. |
contiguïteit, 251 vlg., 256, 267 |
contradictie, 456, 463 vlg., 541 |
contrast, 251, 253 vlg., 501 |
coördinatie v. begrippen, 556 vlg., 563, 573; zie begrip, sfeer |
correspondances, 316 |
corresponderen, v. begrip en zaak, 371, 458; v. mens. en goddelijke eigensch., 381; v. systeem en werkelijkheid, 457 |
| |
| |
credo quia absurdum, 354, 358, 439; quia metaphoricum, 439 |
crisis der zekerheden, 443 |
critiek, 549 vlg.; positieve en negatieve, essentiële en incidentele, 595 en passim; inwendige en uitwendige, 29; immanente, 26, 30-34, 38, 95, 287, 290, 412, 455, 526, 536, 539-541, 564, 575 vlg., 595, 613, 626, 657 en passim; transcendente, 30 vlg., 198, 537, 540, 613; aesthetische, 42, 45, 77, 98 vlg., 105, 134 vlg., 139, 159, 173 vlg., 176 vlg., 285, 300, 322, 393, 462, 494 vlg., 509 vlgg., 548-552, 619, 635 |
critiek op de taal, 55, 59, 103, 106, 344, vlg., 350, 352 vlg., 359 vlg., 365, 376, 379 vlg., 381 vlg., 383 vlg., 387 vlgg., 397 vlg., 404 vlg., 409-414, 418. 420, 424-428, 439 vlg., 446, 465, 467, 471, 475 vlg., 553, 593, 595-628; ethische, 379 vlg., 383, 530 vlgg., 621 vlg.; en taalcritiek, 596, 618; zie de taal-functies |
critische niveau's, 330, 346, 370, 443, 455, 599, 607 vlg., 611 vlg., 624 vlg. |
cubisme, 276 |
cultuurgemeenschap (als ordeningsprincipe), 36 vlg. |
|
daad, 531, 538 |
daemoniseren, 288, 294 |
dans (m. als), 624 |
Darstellung, 185 vlg., 458 vlg., 554, 582, 591 vlg., 606, 613 vlg., 630, 633 vlgg.; zie afbeelding |
debatteren, 61 vlg., 344, 620 vlgg. |
defensiones poesiae, 126 |
definitie, 8, 25, 35, 388; nominale (en reële), 16 vlg., 379 vlg.; psychologische en logische, 39; uiterlijke, 191, 193, 220 vlg., 578 |
degeneratieve ontwikkeling (v.m.), 249, 267 vlg., 274 |
deïsme, 38, 389 |
delectatio, 127, 138 |
denken, 1, 30, 37, 172, 371, 544, 593 vlg., en passim; discursief en intuïtief, 2; synthetisch en analytisch, 20 vlgg. 412; en kennen, 457-460; critiek op, 346 vlgg. (m.), 350, 384 vlg., 394, 396 vlg., 408, 417, 424 vlgg., 439, 441, 443, 456, 466, 477 vlg., 593 vlg., 619-627; geheel metaphorisch, 553; = spreken, 352 vlg., 405 vlgg., 408, 443, 627 |
denkfout, 30, 531 en passim |
denk-typen en -perioden, 23 |
descriptie, genetische, 34-39, 52; methodische, 40 vlg., 526 |
detractio, 128 |
diachronische taal-beschouwing, 77, 109, 139, 208, 236, 267, 433, 493, 508 vlg., 533-538, 583, 655 |
dialectiek, 350 |
dialectische methode, 311 |
dialectische zelfontwikkeling der begrippen, 39 |
dichter, 415, 435, en zie poëzie; als m., 295, 649 |
diepte v.e. kleur, 470 vlgg., 482 |
dier-nabootsing, 245, 248 |
dier-proces, 276, 366, 530 vlg. |
dieventaal, 319 |
dignitas orationis, 134, 509, en zie versiering |
dimensies der taal, 591; zie functies |
ding, 376, 609 vlgg. |
Ding an sich, 399 vlg., 446 |
discriminatie (-aanleg), 26 |
dispositio, 46 |
doelmatigheid (v. fictie), 457, 462 |
drastische karakterisering, 325 |
drie, 141, 395, 467 vlg., 612 |
Dritte (übergeordnetes), 278 vlg., 291, 311 |
droom, 248 vlg., 265 vlg., 283, 320, 555 |
duale levenshouding, 281 |
dualismen, zie o.a. ziel-lichaam, binnen-buiten |
dubbele afbeelding, 206, 629 |
dubbele betekenis, 110 vlg., 134 vlg., 235, 428 vlg., 508, 535, 575; zie ook bi-semantisch, psych. interpr. |
dubbele uitdrukking, 125 vlg., 135, 138, 159, 206, 226, 272, 285, 295, 337, 413, 451, 551, 575, 629, 654 |
dubbele waarheid, 350, 654 |
dubbele werkelijkheid, 654 |
dubbel-troop, 149, 154 |
duidelijkheid (en on-), 68, 79 vlg., 88, 102, 109, 347, 381 vlg., 395, 425 vlg., 466, 476 (drie betekenissen), 488, 602, 629 |
dwaling, 438, 449 vlg. |
dynamisch levensgevoel, 281, 288, 301 |
dysphemisme, 134, 261, 504 vlg., 639 |
|
economie (critiek op taal v.), 477 |
eenheid v. universum, 315 |
eenheidswaan, 643 |
eenvoudigheid (v.e. begrip), 321 |
eenzamen, 443 vlg., 452, 464 |
egocentrisch, 269, 353, 598 |
eigenlijk (en -on-), 17, 22, 43, 55, 67, 77
|
| |
| |
vlg., 86 vlg., 93, 102, 104, 109, 116 vlg., 121 vlgg., 135, 138, 145 vlg., 154 vlg., 172 vlg., 180-182, 184 vlg., 190, 196, 203, 221, 229, 238 vlg., 253, 272 vlg., 281 vlgg. (twee betekenissen), 285, 289, 299, 309, 321 vlg., 326 vlg., 338, 340, 346 vlg., 351, 354, 356 vlg., 358, 367 vlgg., 371, 373 vlg., 377, 412, 418 vlg. 420, 432 vlgg., 436, 455 vlg., 464, 476, 488-495, 501, 507 vlg., 528, 531 vlg., 586, 593, 606, 612, 614, 616, 621, 624, 654 (polysemieën), 657 |
eigen-naam, 128, 376, 609 |
eigenschappen, 167, 191, 193, 218, 326 vlgg., 375, 397, 421, 517, 581, 612; binnen-schematische, 129, 427, 486 vlg., 498 vlg., 507, 517 vlg., 566; buiten-sch., 486 vlg., 507, 517 vlg.; dominerende, 131, 196, 198 vlg., 327, 329, 332 vlg., 336, 357; par excellence, 329; unieke, 329; specifieke nuance, 329, 334, 336; toevallige, 106, 108, 486; 512; wezenlijke, ib. en 218; relatie, 218; verschoven, 257, 481 vlg.; hoeveel gemeen voor ‘m.’?, 513 vlg., 584, 640 |
εικων, 78, 86, 98, 129 |
Einfühlung, 150, 158, 270, 286-288; creatieve, 287, 312; projectieve, 287 |
Einsfühlung, 289, 298 |
eisen aan m., 127, 637, 652 en passim |
ellips, 267, 417, 456 |
elocutio, 46 |
Emanation des Geistes, 269 |
embleem, 316 |
empirisme, 270, 390, 393, 397, 420 |
εμφασις, 88, 93, 98 |
εμψυχον (en α-), 90-96, 107, 305, 391 |
εναλλαγη, 367 |
ενεργεια, 78, 88, 91, 93, 98 vlg., 431, 440, 504, 630 |
enjambement, 551 |
ens generalissimum, 372; realissimum, 368 |
επεκτεταμενον, 67 vlg. |
epitheton ornans, 67 vlg., 346, 496, 535 |
erbilden, 280, 296 vlg. |
Erfühlung, 286 vlg., 289 vlg., 292, 296 vlg. |
eristiek, 61 vlg., 80, 344 vlg., 622 |
esse est percipi (en percipere), 397 |
ετεραριθμον, 367 |
ethica, 530 vlg., 538; critiek op taal v., 418 vlg., 476 |
etymologia, 124 |
etymologie, 42, 49 vlg., 99, 104, 148, 162 vlgg., 184, 266, 270, 348, 352, 376 vlg., 383, 385 vlg., 390, 408, 412, 417 vlgg., 423-427, 446, 491 vlg., 509, 533, 536, 553 vlg., 574 vlg., 579, 614 vlg., 627, 654 |
etymon, 139, 277, 281, 418, 426, 455, 627 |
euphemisme, 90, 174, 212, 219, 258, 267, 338, 503 vlgg., 528, 536, 639; metaphorisch en metonymisch, 258 |
euphuisme, 510 |
evolutie, 244 vlg. |
exactheid v.m., 315, 317; in-, 228 |
exaltatie, 321 |
exegese, 42; v. bijbel, 45 vlg., 324, 356 vlgg., 359 vlg., 363 vlgg., 374 vlg. 393, 407, 436, 652 vlg.; v. koran, 45, 111 vlg., 356 |
exemplum, 116, 129 |
εξηλλαγμενον, 67 vlg. |
exomagie, 262 |
expressie, zie uitdrukking |
expressionnisme, 279, 286, 300 vlgg., 313 |
extase, dichterlijke, 296, 298 vlg., 306, 309, 324; religieuze, 306, 354 |
|
feiten (eenvoudige), 285 vlg. |
fetisch, 413, 425, 453 vlg., 606, 627 |
fictie, 6, 13, 44, 55, 138, 250, 252, 285, 297, 321, 349, 352, 371 vlg., 384, 387, 397, 402, 421, 425, 427 vlg., 439, 443, 448 vlgg., 452, 455-460, 510, 611, 615, 627; aesthetische en analogische, 461 vlg.; semi- en eigenlijke, 456, 461; wetenschappelijke, 462 |
fictieve identificatie, 245, 250 vlg., 253 |
figura (contrast troop en m.), 99, 407, 417; per numeros, 367 |
figuur, grammatische, 68, 99, 368, 497, 527; logische, 497; poëtische, 99, 126, 284, 323; rhetorische, 62, 69, 99, 448, 472, 488, 496 vlg., 522 vlgg., 527, 588, 651 |
figuurlijk, 116, 239, 433 vlg., 488-490, 493 |
firbiliden, 117 |
flatus vocis, 369 |
flecterende talen en m., 422 |
formalisme, 376, 382, 478 vlg. |
Fremdkörper (m. als), 221-224 |
functies der taal, 56, 80, 393, 395, 590-594, 627, 656, en zie afb., mededeling, uitdr., denken, illusionnist |
fundering (als m.), 473 vlg. |
|
gebaar, 251 vlg., 258, 273 vlgg.; zinnebeeldige, 283; als toevoegsel, 522 |
gebruikelijk (en on-), 67, 71, 77, 104 vlg., 109 vlg., 138, 238 vlg., 281 vlgg., 235,
|
| |
| |
326, 346, 359, 367, 489, 491 vlg., 495 vlgg., 515, 528, 593, 602, 654, 657 |
gedachte (en beeld), 181 vlg., 323 |
gegevene (het), 446, 458, 460 |
geheel en deel, 105, 112, 252, 256, 263, 266, 375 vlg., 502, 505, 517, 572 vlg. |
geheimtaal, 188, 653 |
gelijkenis, 113, 234 vlg., 262, 266, 302 |
gelijkheid, 4, 17, 117; zie identiteitsprobleem, overeenk. |
geloof, 354, 358, 360, 367, 371 vlg., 380, 407, 425, 435, 438 vlg., 441, 464 vlg., 603 vlg., 621 vlg., 651 vlg. |
gemeenzamen, 443 |
geneeskunde (critiek op taal v.), 477 vlg. |
generaliseren, 22, 254 vlgg. en passim; zie soort, bet.-verand., overdracht; v. naam 254 vlgg. |
generatio spontanea (v.e. vorm), 244, 249 |
genitivus appositionis (en m.), 179, 204, 521 |
genus logicum en naturale, 369 vlg. |
genus en speciës, 69, 72 vlgg., 80, 85 vlg., 127, 133, 256, 502, 505 |
Gestalt (psychologie), 39, 291, 323, 325, 329 vlg., 331 vlg., 375 |
Gestaltungsprinzipien, 597, 633, 635 |
getallen-mystiek, 141, 395, 467 vlg., 612 |
geuzennaam, 259, 453 |
gevoel, 147, 160, 247, 262, 270, 280, 292, 312 vlg., 323, 358, 407, 476, 512, 546, 549, 629, 637-644; innig gevoel (m. ongeschikt), 184 vlg., en zie kurion |
gevoelscritiek, 300 |
gevoelsperipherie (v. woord), 450 |
gevoelstoon (-waarde) v. begrip, 26 vlgg., 38, 151, 155 vlg., 271, 345, 441, 443, 450, 456, 479, 481, 483 vlg., 628, 657 |
gevoelswaarde v.m., 202, 211, 227 vlg., 358 en passim; v. woord, 206, 210 vlg., 213 vlgg., 219, 221, 303 vlgg., 512, 514, 640 |
gewaarwording, 153, 216, 247, 343 vlg., 346, 353, 368, 375, 393, 395, 397, 445, 458 vlgg., 606, 612, 616 |
gewicht, 390; v. menselijke eigensch., 482 |
gezichtshoek, 7, 36 vlg., 44, 196, 220, 272, 313, 486 |
gezwollen taal, 300 |
Glîhnisse, 115, 117 |
Glimmstengel (m.), 587, 639 |
glottologie, 6, 42, 168, 418 vlgg., 425 vlg., 445 |
γλωττα, 67 vlg. |
God, 295, 298 vlgg., 301, 341, 354 vlgg., 358 vlg., 360 vlg., 368, 370-374, 377, 380, 386, 389, 395, 400-404, 415, 439, 454, 465, 474, 517, 597, 602 vlg., 606, 610, 615, 643 |
godsdienst, 352, 354, 431 vlg., 435 vlg., 453; critiek op taal v., 419, 422 vlg. |
gongorisme, 510 |
grammatica, 42, 46 vlg., 81 vlg., 107-110, 112, 123 vlg., 132, 162 vlg., 202-205, 326, 331, 379, 447, 490, 520 vlg., 529, 636, 641; critiek op, 545, 607; hist. en verg., 50 vlg., 162 vlgg., 184, 418; speculativa, 375 |
|
hallucinatie, 215 |
haltia, 612 |
harmonie v. God, natuur en mens, 300; v. kosmos, 315 vlg. |
hartstocht (m. als taal v.), 139, 161, 184 |
hasj'ala, 113 |
hebben (als m.), 470, 582 |
heldenlied (m. in), 288 |
hermeneutiek, 42, 45; zie exegese |
heuristiek, 24-29 |
historiographie, 14 vlg., 51, 58 vlg., 590 |
historische interpretatie, 192, 525 vlg., 533 vlg. |
historische periode (als ordeningsprincipe), 36 vlg. |
hominisme, 457 |
homo insulanus, 345, 598 |
homologie, 2, 48, 106, 190, 472, 474, 477, 619 |
homoniem (-nymie), 16, 61 vlg., 71, 80, 88, 122, 135, 137, 144, 197, 282, 373, 382, 387, 409, 422 vlg., 491, 495, 529 vlg., 575, 582, 602, 622, 652 |
homonymische tendentie, 422 vlg., 425 |
hoorder, 195, 205 vlg., 217, 237; en m., 258 vlgg., 654 en passim |
horror vacui, 388 |
humanisme, 39, 49; bij F.C.S. Schiller, 457 |
hyperboliseren, 17, 370, 504 |
hyperbool, 18, 78, 128, 135, 161, 212, 261, 285 vlg., 300, 336, 504 vlg., 638; jij-, 292, 299; papieren-, 301; gevoels-, 638 |
hypostase(ren), 42, 44, 349, 376, 406, 408, 423, 438, 443, 458, 471, 475, 611, 614, 627; als stil. term, 318 |
hypothese, 352, 376, 402, 438, 446, 611, 614 vlg. |
|
idealisme, 352, 354, 430, 439, 453; transc., 400 |
ideeën (platonische), 397, 479 |
| |
| |
identiteit, bewustheid v., 247 vlg.; der dingen, 156 vlg. |
identiteitsprobleem, 2, 9, 16-20, 20-24, 30, 36, 38 vlg., 42, 155, 172, 192, 200, 226 vlg., 233, 244, 249 vlg., 254, 283, 287, 304, 307, 311, 332, 357, 370, 372 vlg., 387 vlg., 390 vlg., 404, 416, 421, 425, 434, vlg., 461, 463, 472, 488, 490 vlg., 493, 499, 504, 507 vlg., 513, 533, 539, 542, 546, 572, 582 vlg., 598, 605, 614, 618, 623, 643, 654, 657 |
idola, 381, 454 |
ignorabimus, 409 |
ik, 2, 20, 272 vlg., 291, 432, 446, 596, 613 |
illogiciteit, 30, 33, 392, 469, 475, 526, 532, 540, 625 vlg., 657, en passim; als mythe, 425 vlgg. |
illusie, 248 vlg., 324, 336, 341, 356, 443, 627; der kunst, 308 vlgg., 554 |
illusionnist (de taal als), 349, 356, 382, 387, 396, 415 vlg., 424 vlg., 442, 448, 471, 539, 594, 598, 600 vlg., 616 vlg., 619 vlg., 623, 627 |
imago (= verg.), 129 vlg.; psycho-an., 320 |
immutatio, 82 |
impliciet lezen, 30, 33 |
impliciete problemen, zie probl. |
impressionnisme, 300, 302 |
inadaequatie v. uitdr., 242, 245, 259 vlg., 268; v. bet., 253; zie ad- |
incorrelatie, 25 vlg., 30-34, en passim |
indeling (als moment v. visie), 25 |
indelingscriterium, 486, 498-506, 507; zie intentie |
indogermanistiek, 163, 184 |
infinitisme, 340, 446 |
inhaltliche Redeweise, 480 vlg. |
inopia, 88 vlg., 127, 131, 177, 241, 325, 500 vlg., 507; -troop, 143 |
intellect, 146, 180 vlgg., 277; zie phantasie |
intentie, aesthetische, 68, 76, 88 vlgg., 90, 103, 121, 134 vlg., 241, 290, 292, 300, 507 vlg., 547; ethische, 134 vlg. |
interpretatie v. verschijnsel (en descriptie), 526; zie psych. interpr. |
introspectie, 217 vlgg., 230, 543 vlg., 546, 553 |
intuïtie, 302, 313 vlg., 464, 484, 548, 603 |
intuïtionistische wiskunde, 43, 478 vlg. |
inventio, 46 |
inwendige taalvorm, 277-281, 283, 291; constructieve, figuurl., denk-figuurl., 296; tweede, 317 |
ironie, 105, 122, 133, 142, 146, 212, 259, 500, 528, 595 |
irradiatie, 251, 257 vlg., 262 |
irrationeel (-nalisme), 354, 358, 463 vlg. |
isolerende talen (en m.), 422 |
|
junctio, 180, 326, 505, 518 vlg., 522 |
|
καθαρσις, 350, 359, 372 |
katholicisme, 284 |
kenbaar, 342 vlg., 349; zie kennen en onkenbaar |
kennen, 350, 353, 371, 439, 457-460, 543 vlgg. en passim; aesthetisch, dialectisch, noëtisch, 358; critiek op, 54 vlgg., 318, 321, 323, 342, 352, 359, 376 vlgg., 385, 394, 399 vlg., 403 vlgg., 406 vlg., 448 vlg., 464, 483, 509, 553, 591, 593 en passim; zie afb. |
kennis-theorie, 42, 53 vlgg., 117, 287, 313, 404, 407, 438, 458 vlgg., 554 |
kindertaal, 289, 337, 432 vlg., 435 |
klank (v.e. woord) en bet., 10, 278 vlg., 434, 598 vlg.; v. taal, 644 vlgg.; en m., 636 vlg. |
klank-complicatie, 211 |
klank-logica, 169, 646 |
klank-symboliek, 151, 153, 169, 196, 209 vlgg., 240 vlg., 279, 348, 434, 534, 630 vlgg. (ook v. muziek), 646 |
klank-verandering, 497, 538, 580 |
klank-wet, 163 vlg., 516 |
klassiek (als begrip), 18 |
kleed (m. als), 135, 139, 410, 437, 511 |
κοινον, 78 |
koran, zie exegese |
kosmomorph, 287, 289 |
κοσμος, 67 vlgg., 130 |
kraan (als m.), 197 vlg., 534, 537, 547 |
kracht, 454, 458, 606, 610 |
Kundgabe, 185 vlg., 591 vlg., 633 vlg.; zie uitdr. |
kunst, 125, 147, 151, 159, 308 vlg., 337, 431 vlg., 548-550, 554, 630 vlg.; en m., 436 vlg. |
kunst-taal, 393 vlgg., 396, 481, 552, 601, 623 |
kunst-theorie, paedagogische, 125, 629 |
kurion, 64, 66, 75, 78, 108 vlg., 120 vlgg., 128, 138 vlg., 145 vlg., 167, 196, 206, 208 vlg., 212 vlg., 216, 226, 255, 258 vlg., 265, 285, 326, 338, 346, 366, 368, 468 vlgg., 484, 488-495, 500, 507 vlg., 512 vlg., 522, 575, 593, 618; phonetisch en semantisch, 64, 75, en passim; critiek op, 469 vlg., 472, 655; mooier dan m., 139, 159 vlg., 184, 290, 309 vlg.,
|
| |
| |
323; dieper gevoel dan m., 184 vlg., 229, 299, 644, 649; minder dan m., 596; slechts, 229; phusei, 329; als etymon, 139, 386, 418 vlg., 455, 468, 574 vlg., 627 |
|
Laöcoon-probleem, 597 |
leenspreuk, 133 |
legende, 289 |
lenen (het metaphorische), 287 vlg., 433, 640 |
letterlijk, 433, 468, 489 vlg. |
leugen, 45 vlg., 102 vlg., 111, 138, 184 vlg., 216 vlg., 252, 286, 299, 310, 318, 356, 367, 383 vlg., 392 vlg., 446, 448 vlgg., 463, 465, 476, 530, 622, 638, 653, 657 |
levend-levenloos, 90-96, 107, 127, 135, 173 vlg., 201, 207 vlg., 316, 366, 391, 432, 558, 563 |
levensphilosophie, 353, 377 |
levensstemming, 444 |
liefde, 281, 292, 294, 639 |
liefde Gods (als m.), 401-404 |
liefkozingswoorden, 179, 187, 261 |
lingua adamica, 396, 601 |
linguistiek, 48-52, 161, 308, 312 vlgg., 325, 335, 340, 509, 514 |
litotes, 212, 504 vlg. |
logica, 42, 117, 516, 530, 538, 556 vlg., 566, 619 vlg., 626; critiek op 1. als begrip, 623; v.d. contradictie, 307, 463 |
logicistisch, 193, 514, 524 vlg., 542 |
logisch, 543, 622 en zie psych. interpr.; twee betekenissen, 525; drie bett., 566 vlg. |
logische classificatie v. bet.-verand., 192 |
logische interpretatie, zie psych. i. |
logische syntaxis, 54, 480 vlg. |
logistiek, 397, 480 |
logos, 274, 279, 291, 355, 483; προφορικος en ενδιαθετος, 352, 355 |
lumen orationis, 134, 138, 509, en zie versiering |
lyriek, 639 |
magie, 248, 251 vlg., 274, 276, 296 vlg. |
magische macht v. taal, zie illusionnist |
Mâjâ, 341 |
mana, 258 |
maschal, 113 |
materialisme, 38, 54, 194, 313, 352, 354, 430, 438 vlg., 446, 453 vlg. |
mathesis universalis, 393 vlg. |
marinisme, 510 |
‘meaning’ (sign.), 467, 471 |
mededeling (tweede functie), 277 vlg., 280, 592 vlg.; critiek op taal als, 346 vlg., 350, 381 vlg., 384, 387, 394, 408, 415 vlg., 424 vlgg., 454 vlg., 463, 465 vlgg., 475 vlg., 478, 598-602, 627; m. als, en critiek op m. als, 80, 206, 219, 259, 291, 547, 628 vlg., 632, 634, 649-653; het metaphorische als, 433, 466 |
memoria, 46 |
mens als maat v. alle dingen, 345, 440; als m., 154, 298 vlg., 474 |
metabolist, 357 |
meta-critiek, 399 vlg., 407 vlg., 411, 446 |
meta-denken, 455 |
metafrida, 115 |
μεταληψις, 132 |
μεταφορα, 66 vlgg., 82 vlg., 132, 134 |
metaphorica, 115 |
metaphoricus, 24, 400 vlg., 441, 449, 461 |
metaphoriek, 13, 150 vlg., 159, en passim |
metaphorische (het), 13, 58, 287, 429-442, 466, 628, 643; als het goddelijke in den mens, 440 vlg. |
metaphorische interpretatie, 324, 436; - peripherie v. begrip, 21; - relatie tussen begrippen, 3, 5, 40 |
metaphoriseren, 22, 42, 370, 373, 443, 463, 465, 610, 626 |
metaphorisme, 356 vlgg. |
metaphorologie, 648 |
metaphysica, 345, 349, 351, 353, 377, 380 vlgg., 393 vlg., 395 vlgg., 398, 405 vlg., 408 vlgg., 418 vlg., 430, 438 vlgg., 443 vlgg., 446 vlg., 459, 464, 473, 478 vlgg., 611, 613 vlg. |
metastasis, 130 |
meta-taal, 386, 455, 553 |
μεθεξις, 351 |
metonymia, 74, 85, 89, 102, 105, 110, 118, 133, 142, 167, 188, 220, 232 vlg., 238, 251, 316, 324, 338, 379, 427, 435, 437, 448, 494, 496, 499-503, 505, 509, 522, 528, 557, 564, 571-573 |
metrum, 132, 145, 275 |
middeleeuwen (als term), 61, 114 |
mimiek, 160, 259 vlg., 362 |
Minnesang (en m.), 292 |
misbruik v. woorden, 383 vlg., 388 |
modaliteit, 28, 31, 285, 337, 510, 592, 641 |
modi, 82, 487, 496; essendi, intelligendi, significandi, 375 |
modistae, 375 |
molecule, 425 |
moment, 329, 517 |
| |
| |
monographieën over m., 5 vlg., 48 vlg., 51, 162, 312, 317, 585 |
mono-semantisch, 111, 134, 137, 140, 273, 335, 486 |
mono-semisch, 396 |
moraliteit, 176 |
mores, 82 |
morphologie (ook als m.), 269 |
Motivwandlung, 244 vlg., 260, 267 |
motus, 82, 487 |
mutatie-sprong v. begrip, 36, 41, 189 |
muziek, 47, vlg., 160, 297, 366, 432, 452, 511, 548 vlg., 596 vlg., 601, 631-633; en taal (en m.), 214, 366; sfeer-indeling, 564, 566 |
mysterie, 358, 363, 365 |
mythe, 50 vlg., 55, 146, 150, 184 vlg., 238, 248, 268, 275, 288, 294, 320 vlgg., 324, 338, 352, 355, 419, 423, 428 vlg., 432, 435, 443, 449 vlg., 462, 482 vlg., 516, 539, 611 vlg., 624, 627; aitiologische en etymologische, 423; objectieve, 322; verkorte, 146, 155; ziek geworden, 429; logische fout als, 425 |
mythologie, 238, 420, 422 vlg. (der taal) 424, 428, 445, 465, 480, 482; verbleekte, 428 vlg. |
|
naam, 10, 15, 40 vlg., 170 vlg., 174, 179, 181, 222, 229, 251, 291, 308, 324, 336, 342 vlg., 400, 404, 492-495, 516, 574-586, 615; (on)eigenl., 507; tweede, 520 vlg.; zie overdr. |
naamgeving, 193 vlg., 205, 272, 337; adaequate, 253; inad. 299; willekeurige, 303 |
naamsoverdracht, zie overdr. |
nabootsingstheorie, 83, 147, 157, 288, 630 |
Nadelöhr (v. bewustzijn), 2, 158, 624 vlg. |
naïve poëzie, 297, 416 |
nameloos, 452, 597 |
natura generata, generatrix, 352 |
naturalisme, 38, 49, 160, 313, 630 |
natuur, 424 vlgg., 446, 459 |
natuurgeesten, 297 |
natuurlijk, 194, 211, 500, 550, 552 |
natuurlijk systeem der mn., 165 vlg. |
natuur-openbaring, 297 |
natuur-philosophie, 377 |
neologisme, 67, 71, 82, 122, 252, 277, 279 |
neurose (kunst en), 319 |
nexus, 180, 505, 519, 522 |
niets, 361, 420, 422, 445, 603, 606, 610, 614 vlgg., 617, 627, 655 |
nihilisme, 54, 194, 346, 371, 439 vlg. |
niveau-structuur, van het kennen, 153, 349 vlg., 358, 371, 458 vlg.; van het Zijn, 368, 371, vlg., 610-612; v. de godsdienst, 435 vlg. |
niveau-structuur v. de m., 252-267, 273 vlgg., 278 vlg.; v. de pseudo- m., 246-249. |
noemen, 10, 112, 228 vlg., 234, 336, 373 vlg., 480, 578, 581 vlg., 585 vlg.; en laten beleven, 258 vlg., 654 |
nomaden, 248 vlg. |
nomen (m. als), 107, 257 |
nomina deï, 366; zie God |
nominalisme, 16 vlgg., 42, 117, 343, 347, 350, 360, 368-372, 374 vlgg., 377, 386 vlg., 397 vlg., 479, 599, 609 |
νομω, 63 vlg., 597 |
noodzakelijk (m. is), 295, 548 en passim |
noumenon, 400 |
numen, numineuze, 274 vlgg., 294, 424 vlg., 480, 483 |
|
objectieve interpretatie, zie logische |
objectiveren, 42 |
objectiviteit, 6, 8, 19 |
occasio(neel), 77, 212, 303 vlg. |
oerbeeld, 275 vlgg., 278 vlgg., 281, 296, 410 |
oer-tropen, 148 |
omen, 116 |
omgangstaal (m. in), 69, 77, 138, 194, 212, 252 |
ομοιωσις, 85, 93, 129; als troop 86 |
onbestaanbaarheid, 400, 425, 455, 484 |
onbewust, zie bewust |
onbewuste (het), 438, 458, 478, 548 vlg., 551, 554 vlg. |
onbewuste problemen, zie probl. |
onderwerp (indeling naar het), 558 |
oneigenlijk, zie eigenlijk |
ongebruikelijk, zie gebruikelijk |
onkenbaar (en niet bestaande), 341, 361 400, 425, 435, 455, 484, 613-616; zie kennen |
onomatopee, 82, 200, 209, 254, 278 vlg.; en muziek, 631 vlg. |
ontstaan v.d.m. (als vorm), 44 vlg., 135, 143 vlg., 153 vlg., 166, 176, 240-268, 511, 523, en zie niveaustr. |
ontstaan v.e.m., 44, 70 vlg., 144, 176, 194 vlg., 254 vlgg., 336, 511, 523, 543-552. |
ontstaan v. begrip m., 60 vlgg., 344, 622 |
onzegbaar, 295, 355, 365, 415, 451 vlg., 597 |
onzin (verstaanbare), 469, 655 |
| |
| |
oorsprong v. taal, 156, 163, 209 vlg., 240 vlgg., 271, 284, 337, 639 vlg. |
oorsprong (en ontwikk.), 244 vlg., 249 |
oorspronkelijk (v. betekenis, naam, woord), 67, 103 vlg., 139 vlg., 146, 184, 196, 198, 239, 253, 255, 282, 303, 340, 418 vlg., 433 vlg., 468, 489, 491 vlg., 495, 528, 587, 654, 657 |
oorzaak, 343, 350 vlg., 402 vlg., 445, 448, 606; en gevolg, 105, 572 vlgg. |
oorzakelijk voorwerp en m., 521 |
openbaring (m. als), 367, 653, 657 |
oratio, 125 |
ordeningsprincipes, 36 vlg. |
organisme (als m.), 245, 269, 417; omvang v. begrip org., 556 |
ornament, zie versiering |
ορους κορυφη, 93 vlgg., 195, 208, 223 |
overcompensatie, 259 vlgg. |
overdracht, o.a. 45, 69 vlgg., 86 vlgg., 112, 212, 251, 257, 274, 276 vlg., 296, 303, 327 vlg., 366; 421 vlg., 435, 450, 487, 489, 492-496, 504, 506, 514, 516, 521, 526, 575-579, 587, 590, 610, 615, 640, 644; v. beeld, 306, 309; v. begrip, 196, 200, 208, 577; v. betekenis, 69 vlgg., 174, 190 vlgg., 196, 200, 208, 274, 276, 282, 303 vlgg., 306 vlg., 309, 418, 436, 492-495, 507, 577; v. klank op bet., 434; v. naam op begr., bet., zaak, 69 vlgg., 76, 87, 129, 136, 191, 200, 208, 221, 225, 230, 253 vlg., 272 vlgg., 276, 304, 350, 418, 427, 436, 492-495, 507, 520, 572, 576 vlgg.; v. naam op naam, 136, 191; v. voorstelling, 200, 577; v. zaak, 87, 129, 577; mogelijkheden v., 140, 200, 577; geheel-deel v.v., 105, 112, 213; geslacht-soort v.v., 69, 85 vlgg., 104 vlg., 351; gesl.-gesl., 96; redelijk-redeloos, 127; handeling-hand., 96; zie ook stoffelijk; non a rebus, 136, 563; hoger-lager, 99, 131, 134, 159, 173 vlg., 338, 374, 637; overdr. en resultaat v.o., 45, 70 vlg., 170 vlg. |
overeenkomst, 75 vlgg., 83 vlgg., 86, 95, 105 vlgg., 133 vlg., 155, 167, 183, 210, 218, 220, 230, 248, 251 vlg., 253 vlg., 256, 258, 266, 272, 276, 284, 326 vlg., 330, 347, 365, 380, 401, 403, 445, 500 vlg., 503 vlg., 512-515, 517, 546, 552, 572 vlgg.; objectieve, 32, 79, 196, 284 vlg., 304, 351, 421, 499, 515, 619; als magische verbondenheid, 276, 278, 286, 422 vlg.; en identiteit, 625; v. naam, 136, 423; v. klank en bet., 278, zie klank-symb.; zie identiteitspr. |
overkarakteriseren, 285 vlg., 301 |
|
palm (als m.), 225 |
panpsychisme, 152, 440 |
παντα ρει, 345 |
parabel, 116, 346 vlg. |
parallellisme, 38 vlg. |
paralogieën (metaphorische), 265, 406 |
paraphasie en -phantasie, 324 |
Parnas-taal, 510 |
parodie, 286 |
παροιμια, 80, 102, 209 |
pars pro toto, 254, 502, 505 |
participatie, mystische, 276, 278 vlg., 288; geistige, 288 |
partikel (als m.), 107 vlg., 178 |
πεποιημενον, 67 vlg., 71, 82 |
periphrasis, 128 vlg., 254, 505 |
permutatie, 109, 314 |
personificatie, 78, 102, 111, 213, 223, 338, 423, 425, 427, 435, 437, 440, 443, 458, 503 vlg., 588, 657; metaphorische, allegorische, mythologische, 503; uitgewerkte, 176; verkorte, 155; -theorie, 531 |
personifiëren, 288, 318 |
persoon als ordeningsprincipe, 36, 52, 443 |
pessimistische tendentie v. woord, 192 vlg. |
phaenomenon (en noumenon), 403 |
phantasie, 23, 139, 144 vlgg., 147, 160, 176 vlgg., 180, 222, 242, 294, 319 vlgg., 411, 423, 462; -voelen, 297 vlg. |
philologie en glottologie, 419 |
philologische interpr., 209, 213 vlgg., 224, 236 vlgg., 533 |
philosophie, 26, 28, 38, 50, 53-56, 144 vlgg., 168, 354, 382, 420, 424 vlgg., 429, 431, 479 vlg., 541, 606, 642 v]gg.; negatieve, 55, 377, 381, 386, 407, 443, 447; als kunst, 406, 452, 648; v.e. verschijnsel, 7; v.m., 165; katheder-, 390, 452; der gesch. 141; m. in, 79 vlg., 437-440, 648 |
phonetica, 599 |
physica corporis en animae, 391 |
physicalisme, 314 |
piëtisme, 407 |
plastische kunsten, 47 vlg., 275, 362, 366, 432, 452, 551, 597, 601, 633-636 |
pleonasme, 528 vlg., 535 vlg., 538, 541 |
pluralis (als oneigenl. uitdr.,), 367 vlg., 376 |
pneuma, 251, 257 vlg., 276 |
poëtica, 42, 46 vlg., 49, 81, 114, 124 vlg.,
|
| |
| |
127, 132, 137, 162, 313, 350, 407, 413, 430, 485, 510, 629 vlg. |
poëzie, 77, 79 vlg., 125, 132, 144 vlg., 147, 176, 240 vlg., 268, 270, 309, 317, 374, 377, 392 vlg., 407, 508, 637 vlg. |
poiotes, 568 |
politiek (critiek op taal v.), 419 |
polyonymische tendentie v.d. taal, 422, 425 |
polysemie, 54, 237 vlg., 282, 381 vlg., 405, 408, 426 vlg., 446, 456, 466, 493, 582 vlg., 598, 601 vlg., 619 vlg., 622 vlg., 652; noodzakelijk, 232, 493; onbestaanbaar, 347 |
πορρωθεν, 84, 98, 109, 126, 552, 652 |
positivisme, 270, 377, 390, 398, 441, 445, 598; idealistisch, 463; neo-, 479 vlg. |
praesignificatio, 116 |
πραγματικος, 60 |
pragmatisme, 382, 444, 449, 457, 572 |
primitieven, 174, 242-268 |
Prinzip des kleinsten Kraftmaszes, 188 vlg., 462 |
probabilisme, 353 |
problemen, bewuste en on-, o.a. 34, 175, 338, 541; n.a.v. m., o.a., 44 vlg., 95, 112, 122, 175 vlg. |
proletariërspoëzie, 294 |
pronomen (als begrip), 21 |
προ ομματων ποιειν, 78, 629, 653 vlg. |
proportio, 72 vlgg., 75 vlg., 86, 94, 123, 131, 133 vlg., 402 vlgg., 516 vlg., 127 vlg., 564; zie analogie |
prosopoeën, 406 |
protestantisme, 274 vlg. |
proza, 125, 144 vlg., 240 |
pseudo-logica, 267 |
pseudo-probleem, 51, 354, 369, 406, 428, 479 vlgg., 609, 611 vlg. |
psychische functies (woorden voor - als m.), 96, 202, 207, 236, 391 vlg., 410, 412 vlgg., 434, 471 |
psycho-analyse, 42, 319 vlgg., 323, 328, 544, 554 vlg., en zie volg. vox |
psychologie, 50, 189, 213 vlgg., 541; denk-, 2, 230, 543-546, 567; diepte-, 243, 323; Erlebnis-, 313, 323 vlg.; experimentele, 217-225, 294, 323 vlg., 567 vlgg.; massa- en ind.-, 552; ontwikkelings-, 246, 267; vergelijkende, 246 |
psychologische interpr., 33, 42, 109, 111, 146, 155, 188 vlg., 193-213, 220, 223 vlg., 232 vlg., 238, 242-251, 254, 256, 263, 265, 268, 273 vlg., 284, 289, 293, 296 vlg., 302-310, 314, 319, 321, 336, 366, 384, 401, 421, 428 vlg., 432 vlg., 435, 448, 455, 461, 513, 524, 525-542, 544, 546, 553, 555, 563, 621, 626 vlg., 650, 652, 654 vlg. |
psychologische typen, 23 |
psychologisch immanentisme, 289, 658 |
psychologisme, 541, 620 |
purisme, 104, 378 |
φυσει, 64, 339, 348, 353, 644-647 |
φυσιολογος, 64 |
ψυχρον, 63 |
pyrrhonisme, 353, 379 |
|
qualiteiten en quantiteiten, 377, 395, 410 vlg., 413 vlg. |
|
raadsel, 77, 179, 319, 325 |
‘rank’, 204 |
rationalisme, 38, 390-397, 603 |
realisme (kennisth.), 31, 117, 350, 367 vlgg., 371 vlg., 375, 377, 394, 397, 479, 599, 609 vlg.; naïef, 168, 285, 389, 462, 515, 611; magisch, 301 |
realisme (litt.), 554, 630 |
recht, 530 vlg.; critiek op taal v., 419, 467, 476 vlgg. |
rededeel (m. als), 108 vlgg., 134, 178-182, 202, 235, 331, 520 vlg. |
reformatie, 39, 380 |
regressus in infinitum, 353, 418 |
relatie tussen beeld en zaak, 500 vlgg., 512, 571 vlg., en passim |
relativisme, 499 |
religieuze taal, 232, 319, 651 vlg.; r. talen, 257 |
renaissance, als term, 19; als versch. 38, 49, 55, 125 vlgg., 377 vlg. |
res cogitans, 307, 390 vlg., 397 vlg. |
res extensa, 307, 390 vlg. |
res sensibile, spirituale, transcendens, 362-366 |
res significata, 373 |
rhetorica, 46 vlgg., 49, 51, 79, 81, 83, 114, 124 vlg., 130, 132, 137, 156, 159, 162, 164, 201, 316, 335, 340, 350, 375, 378, 388 vlg., 485, 490, 498, 506 vlgg., 510, 514, 574 vlgg., 586, 588, 629 vlg., 636 |
rhetoriek, 232, 549, 651 vlg. |
rhythme, 210, 275, 277, 280, 318 v g., 630, 637, 645; in muziek, 631; als m., 644 |
rijm, 113, 148, 318 vlg., 550 |
rococo (als term), 22 vlg. |
romantiek, begrip, 37; als versch., 37, 39, 147, 150 vlg., 270, 313, 414 vlg., 548 vlg., 630; neo-, 300 vlg. |
| |
| |
Rückläufigkeit v. metaphoriseringsproces, 267 |
ruimte (als m.), 448 |
|
sage, patronymische, 423 |
samenhoren, 502 vlg., 561 565 vlg., 571 |
scheldwoord (als m.), 179, 259 vlgg., 581, 585 vlg., 589 |
scheldwoord (m. als), 442, 450, 483 vlg., 627 |
schemata, I, begripskern en -peripherieën, 22; II, begripsmateriaal voor woord-analyse, 28; III, mogelijkheden v. genetische descriptie, 35; IV, indeling der woorden en xenika (Aristoteles), 68; V, ind. m. (Ar.), 74; VI ind. m. (Arabieren), 106; VIa, m.a. rebus en m. a vocis, 137; VII, ind. m. (Brinkmann), 173; VIII, ind. m. (Brinkmann), 176; IX, metaphorisch begrijpen (Brinkmann), 182; X, complicatie, m., vergelijking (Wundt), 202; XI, allegorie (Stählin), 234; XII, gelijkenis (Stählin), 234; XIII, ontwikkeling taboe en m. (Werner), 264; XIV, soorten verdichtende m. (Werner), 266; XV, potenzierte m. (Werner), 266; XVI, kwantiteitsm. (Jean Paul), 414; XVII, radicale en poëtische m. (Müller), 422; XVIII, ind. woord in tropen en kuria, 485; XIX, betekenissen v. troop en kurion, 489; XX, tropologische systemen, 501, XXI, de beide kuria als synoniemen, 513; XXII, andere mogelijkheid hiervan, 514; XXIII, mathematische proportio, 515; XXIV, taalkundige proportio, 516; XXV, verg. en m., 519; XXVI, omvang v. woord als troop en kurion, 557; XXVII, sfeer-ind. (Grieken), 558; XXVIII, dito (Vossius), 558 vlg.; XXIX, dito (Brinkmann), 559; XXX, dito (Stählin), 560-563; XXXI, sferen-menging (Bühler), 569; XXXII, m. (rhetorica, linguistiek, taal-critiek), 575; XXXIII, klank-syllogisme, 620; XXXIV, gevoelsm., 640 |
scheppen, 89, 168, 242, 270, 273, 275, 278, 280 vlg., 283, 287-291, 296, 313, 320, 440, 502, 508, 510, 515, 536, 548-552 |
schijn, 341, 352, 439; kunst-, 310, 435, 554 |
scholastiek, 117 vlgg., 360, 377 vlg., 381 vlg., 404, 406, 431, 572 |
schönfühlen, 301 |
schoonheidsontroering, 637 vlg., 642 |
schoonheid (en waarheid), 147, 151 |
schouwen (mystiek), 349 vlg., 354 vlg., 358 vlg., 371 vlg., 464, 603 vlgg. |
schuld (als m.), 366, 531 |
semeiotiek, 282, 352 vlg., 390 |
‘sense’ (sign.), 467 vlg., 471 |
sensualisme, 368, 390, 420, 426, 441, 606 |
sentimentele poëzie, 297 vlg., 416 |
sermo (en vox), 370 |
sfeer, 42, 70, 75, 94 vlg., 136, 154, 179 vlgg., 186 vlg., 198, 201, 218, 220 vlg., 232-236, 297, 303, 325, 328, 370, 434, 500, 503, 515, 552, 556-574, 610 vlg., 657; beeld en/of zaak-, 222 vlgg., 238, 284, 292 vlg., 296; duosemie v. zaak-, 568; sferen-dekking (menging), 296 vlg., 325, 569 vlg. |
sfeer-bewustzijn; 218, 221, 567 vlgg. |
sferologie, 563 |
σχημα, 86 |
significa, 54, 467-480, 524 |
‘significance’ (sign.), 467 vlg. |
significatio (en suppositio), 120 vlgg., 578, 588 |
signum, 121, 362-366, 377; obscura et ambigua signa, 364, 389 |
similitudo (= overeenk.), 85, 134, 365; (= verg.), 112, 116, 131 |
Sinnesgebiet, 193, 201, 211 |
skelet (als m.), 469, 474 |
scepticisme, 54, 353 vlg., 361, 368, 371, 375, 378 vlgg., 381, 390, 392 vlg., 398, 463, 466, 603; linguistisch, 453 |
slechts analogie, 106, 619 |
slechts een beeld, 295 vlg., 298, 306-309, 322, 349, 360, 365 vlg., 400, 439, 553, 610, 614 vlgg. |
slechts beeldsprakige schoonheid, 160, 654 |
slechts een geluid, 342 vlg., 351, 370, 414, 615, 653, 657 |
slechts kunst, 554 |
slechts kurion, 229 |
slechts een m., 24, 42, 103, 214, 216, 226, 295, 351, 359, 393, 413 vlg., 435, 440, 450, 469, 478, 510, 531, 543, 552, 596, 610, 614 vlgg., 653, 656 |
slechts een naam, 277, 359, 414, 465, 610, 614 vlg. |
slechts de naam gemeen, 246, 373, 402-404 |
slechts een symbool, 605, 436 |
slechts een strijd om woorden, 381 vlg., 388, 398 vlg., 424, 475, 479 vlg., 600 |
slechts een teken, 277, 353 |
slechts een troop, 438 |
slechts werkelijkheid, 554 |
| |
| |
slechts een woord, 359, 361, 610, 614 vlg. |
slogan, 483 |
sluier (m. als), 138, 318, 367, 375, 653 |
sluier der waarheid, 180 vlgg., 580, 588, 657 |
sociale talen, 257 |
sociologie, 477 |
soldaten-taal, 188 |
solipsisme, 37, 270, 168, 613 |
sonisme, 343, 370, 377, 615 |
soort (en geslacht), 86, 97, 389, 502 vlg., 556 vlg., 572 vlg.; als flatus vocis, 369; zie ook genus |
soortnaam, 609 |
sophisme (sophistiek), 62, 80, 200, 344-347, 378, 529 vlg., 613, 626; bewust en on-, 531 vlg., 620-623; agressieve en apologetische, 541 |
spanning tussen m. en zin, 221; -sverschil tussen m. en verg., 524 |
spanning tussen ik en niet-ik, 294; zie dualisme |
specialiseren, o.a. 254; zie bet.-verand. |
spel, kunst als, 322, 339, 413; rijm als, 550; taal als, 482; als m., 339 vlg. |
Spieltrieb, 319 |
spiegel (m. als), 165, 167 vlg., 184, 186, 315, 646; zie uitdrukking |
spiegel(ing), 3 vlg., 8, 38-42, 78, 104, 122, 140, 168, 171, 179, 189 vlg., 226, 236, 260, 275, 283 vlg., 322, 352, 369, 402, 414, 481 vlg., 499, 509 vlgg., 531, 539, 541, 554, 569, 576 vlg., 600 vlg., 617, 624 vlg., 649, 657; begrip als - v. realiteit, 604 vlg., 615 vlg. |
spook, 454, 627 |
spraak (en taal), 273, 280, 282, 328, 589 |
spreekwoord, 80, 109 |
spreker, 195, 205 vlg., 217, 220, 231 vlg., 237, 260 vlgg. en passim |
spreken, zie denken |
sprookje, 289, 297 vlg. |
statistiek der mn., 234 vlg. |
stijl, 64, 150, 159, 185, 532; ernstige, humoristische, 235, 532; nominale en verbale, 292; der indirekten Schilderung (m. en), 229; middelste niveau (m. en), 139, 649 |
stijl-analyse, 288 vlg., 300; zie aesth. critiek |
stijlboeken, 4, 51, 105, 317 vlg., 430, 529, 654 |
stijlfout, 528, en zie catachrese |
stijlgeschiedenis, 269, 288 |
stilistiek, 42, 46 vlg., 105, 237, 308, 313 vlg., 316 vlgg., 319, 469, 485, 529, 538, 642, 648 vlg. |
stemmingsgeesten, 297 |
stof (en kracht), 352, 454, 606, 610 |
stoffelijk en on-, 106 vlg., 173 vlg., 214 vlg., 235, 239, 281 vlgg., 391, 418, 433, 436, 441, 491, 563, 587 |
stoïcisme, 379 |
stratagemata, 62 |
structuur v. betekenis en begrip, 328 vlgg. |
studententaal, 188 |
Sturm und Drang, 279 |
subject en object, 37, 39, 41 vlg. |
subjectieve interpr., zie psych. i. |
subjectiviteit, 6, 19-24, 28, 36, 38 vlg., 46 vlg., 343 vlgg., 354, 395, 416, 457, 463, 549, 626 |
substantia, 42, 307, 349, 351 vlg., 360, 368, 375 vlgg., 380, 385 vlgg., 390, 394 vlg., 397 vlgg., 418, 424, 438, 446, 610; ineffabilis, 365 |
substantief, 486; critiek op, 349, 607 vlg., 610 vlgg. |
substantief (m. als), 158, 178, 182 vlg., 253 vlgg., 328, 330 vlg., 334, 337 |
substantiveren, 42, 376, 397 |
substraat, 350, 352, 376, 385 vlg., 399, 403 |
συμπλοκη, 119 |
συνηθες, 78 |
suppositio, 119-123, 332, 368, 371, 468, 486, 488, 499, 528, 578, 588, 609; bewuste, 119 vlg., 528; formele, logische, materiële, 119 vlgg., 528; (im)propria, 119-123, 578 |
syllogisme, 272, 529 vlg., 619; klank-, 62, 282, 620 vlg., 623. |
symbolisme, 357 vlg. |
symboliseren, 334 vlg., 339, 581, 583 |
symbool, 54, 71, 310 vlg., 319 vlg., 338, 365 vlg., 434, 448, 450, 555; dood, 649 vlg.; mythisch, 435 |
sympathie, 287, 289 vlg. |
synaesthesie, 152 vlg., 201 vlg., 215 vlg., 315 vlg., 645; auteur-, oer-, taal-, 153 |
synchronische taal-beschouwing, 77, 109, 139, 208, 236 vlgg., 433, 492, 508, 533-538, 583, 655 |
synecdoche, 75 vlg., 85, 89, 105, 119, 133, 142, 167, 337, 375, 435, 437, 494, 500-503, 505, 521 vlg., 528, 573 |
synonymie, 61, 71, 122, 137, 209, 409, 495, 513 vlg., 528, 575 |
synopsie, 153, 214 vlg. |
systeem, 7, 83, 487; kunstmatig en natuurlijk, 457; bestrijding v., 398 vlg., 406, 452, 464, 484 |
systematiek, 499; als onderd. v.d. termi- |
| |
| |
nographie,
14 vlg., 36, 39, 43 vlg., 52, 56, 59, 506, 590 |
synthese, 20-24, 83, 144, 172, 176 vlg., 375, 377 vlg., 380, 412, 464, 499, 599, 625 vlgg., 643, en zie vlg. |
synthetisch moment v. het denken, 16, 101, 151 |
synthetiseren, 22, 463, 625 |
|
taal, en denken, o.a., 1, 282, 405-409, 410, 424, 427, 465, 591; als kunst, 89, 144, 165 vlg., 177, 240 vlg., 508, 630; als ontwikkeling, 109, 271, 273, 280, 289, 304, 533, 589; als schepping, 109, 271, 280, 289, 295, 304; als uitdr. v. een volk, 169 vlg., 644-646; als irreëel abstr., 477, 601, 608, 610; als organisme, 189, 477; en spraak, 273, 280, 282; wijsheid der, 177, 654; geheel metaphorisch, 99, 164, 417 vlgg., 420, 433, 534, 538, 553, 617, 627, 654, en zie critiek |
taal-axiomatiek, 50, 52 |
taal-beschouwing en taal-gebruik, 146, 195, 197 vlgg., 220, 245, 514, 533, 536-539, 566, 585, 601; en zie diachr. en synchr., psych. interpr., philol. interpr., hist. interpr. |
taal-critiek, 17, 31, 54 vlgg., 59, 65, 79, 112, 140, 146, 148, 164, 185, 168, 190, 194, 196, 232, 272, 298, 304, 321, 323, 332, 341-344, 349 vlg., 352 vlg., 355 vlg., 359 vlgg., 366 vlgg., 371, 375 vlgg., 383, 385, 389 vlg., 394-398, 405, 408 vlg., 425, 427, 444, 446, 453 vlgg., 457, 461, 464, 472, 475, 509 vlg., 531, 537-540, 553, vlg., 563, 574 vlg., 591, 596-628, 643; critiek op, 606, 613-616, 656 |
taal-daad, 231, 266, 476, 511, 524, 526, 553, 574 |
tact-gevoel bij analyseren, 26 |
taalkunde, 49, 164, 555, 574 |
taal-nood, 90, 135, 177 vlg., 237, 242, 247, 267, 422, 508, 547 vlg., en zie inopia |
taal-organisme (individueel), 346, 381, 387, 396 vlg., 426, 466, 511, 536 vlg., 598 vlgg., 601 vlg., 625, 651 |
taal-pathologie, 50, 265 en zie aphasie |
taal-philosophie, 42, 50, 54, 404, 642 |
taal-psychologie, 42, 50, 189, 217 vlgg., 282, 308, 563, 576, 654 vlg. |
taal-statistiek, 213-215 |
taal-theorie, 50 vlg., 282, 324, 332, 407, 576 |
taal-verschijnsel, 526 vlg., 529, 533, 538 vlg., 589, 591, 627 |
taal-wetenschap, 49, 51, 162, 313 vlg., 404, 538; critiek op taal v., 477 |
taboe, 251-262, 267, 276, 295, 320 vlg., 324; -taal, 653 |
tautologie, 528 vlg., 535 |
teken, 116, 121, 277, 281, 353, 357, 362-366, 370, 382-385, 387, 394-398, 410; zie signum, slechts, terminisme |
teleologische interpr., 192 |
tendentie (v.m.), 327; zie intentie. |
term, 10 vlgg., 88, 93, 287, 291, 413, 483; technische en etymologische bet. v., 83, 88 |
terminisme, 282, 352, 370, 382 vlg., 390, 394 vlg., 398 |
terminographie, 13-15, 15-39, 61, 286 vlg., 430, 497, 506, 521 vlg., 540 vlg., 546, 590 |
terminus, 121 vlg. |
tertium comparationis, 227, 233, 323, en zie verenigingspunt |
thema als ordeningsprincipe, 36, 81, 315, 443 |
theocentrisch, 441 |
theologie, 380, 445; critiek op (taal v.), 380, 383; negatieve, 275 vlg., 361, 381, 603, 610; positieve, 603 |
θεσει, 339, 448 |
tijd, en taal en denken, 1; als ordeningsprincipe, 36; voorstelling v., 2; als m., 231, 448, 450, 612 |
toepassen v. bet.-onderscheidingen, 340, 583 vlgg., 588; m. als disj., ib. |
toevalligheid v. een m., 334 |
toeval, 413 vlg., 418 vlg., 627 |
toevoegen, 496 vlg., 510 vlg., 523 vlg. |
toevoegsel, 103, 105, 109 vlg., 112, 173, 175, 180, 213, 260, 265, 364, 504, 522, 579, 637 |
totaliteitsmethode, 39 |
totemisme, 262 |
totum pro parte, 17, 502 |
tractatio, 128 vlg. |
tragische dichter, 300 |
transcendentaal object, 400, 403 |
transcenderen, 365, 373, 377, 403, 610 |
transferentie, 254 |
translatio, 82, 86, 99, 116, 128 vlgg., 132, 366, 417, 487, 511 |
transsubstantiatie, 357 vlg.; m. als, 149 |
triniteit, 367 vlg. |
tritheïsme, 368 |
troop, 62, 69, 121, 126, 138 vlg., 170 vlg., 201 vlg., 263, 317, 323, 350, 368, 384, 389, 407, 416 vlg., 430 vlg., 433 vlg.,
|
| |
| |
437 vlg., 441, 458, 461 vlg., 485-497, 503, 507 vlg., 522, 524, 527, 538, 627, 649; dialectische en etymologische, 83; primaire, 128, 133, 143, 499 vlgg.; noodzakelijk, o.a. 143, 158, 509; uiterlijk, o.a. 160 |
tropen v. Ainesidemos, 353, 381 |
tropologie, 46, 49, 66, 81, 146, 506, 521, 545, 563; hebreeuwse, 112 vlg.; indische, iraanse, 113 |
tropologisch systeem, 68 vlgg., 137, 162, 201, 316 vlg., 323, 378, 427, 431, 441, 497-506 |
τροπος, 487 vlg., 496, 500; en m., 82 vlgg.; en σχημα, 86 |
tropus en figura, 99 |
twee-deling m., o.a. 152, 391, 563 |
typologische beschouwingswijze, 269 |
|
‘ui’ v. Heymans, 395 vlg., 603 |
uitbreiding v. definitie, 25, 35, 277 vlg. |
uitdrukking (le functie), 147, 314, 353, 361, 378, 476, 592 vlg., 601, 613, 629-649, 650 vlg.; duosemie, 206, 308, 593; critiek op taal als, 415, 451 vlg., 465 vlg., 596-598; m. als (v. individu), 80, 130, 139, 147, 160, 168 vlg., 184 vlg., 206, 229, 231, 240, 270, 273 vlgg., 280-311, 442, 462, 502, 551, 554, 589, 629 vlg., 636-649, 654, 657, (v. dramatis personae), 316, (v. cultuur-periode), 187 vlg., (v. sociale groep), 187, (v. volk), 168, 186 vlgg., 317, 382, 644-648; (v. esoterische gemeenschap), 374, 651 vlg.; (v. 's mensen binaire structuur), 149, 156 vlg., 248, 274, 392, 433 vlgg., 442, 643 vlg., 646; critiek op m. als, 216 |
uitdrukking (metaphorische), o.a. 172 vlg., 181 |
uitdrukkingsbeweging, 273 vlg., 366 |
uitgebreidheid, 390, 397 |
Übersummativität (en Unter-), 325 |
unio mystica, 391 |
universalia (-strijd), 11, 117 vlg., 144 vlg., 246, 330, 347, 349, 361, 376-377, 383, 389, 395, 397 vlg., 445, 478 vlg., 599, 609-612; universale als troop, 441 |
universaliteit (v. een studie), 7 |
υφηρημενον, 67 vlg. |
υποθεσις (= suppositio), 119 |
usueel, 77, 212 vlg., 303 vlg. |
|
variabiliteitsscala (v. termen), 35 |
verandering (en anders-zijn), 211, 583 |
verandering v. de werkelijkheid, 458 vlgg. |
verbum, 21 |
verbum (m. als), 107, 178, 257, 279, 292, 328, 331, 337 |
verdonkering (m. als), 318, 653 |
veredeling, v. de rede, 139, 338; v. object, 338 |
verenigingspunt, 106 vlg., 133, 167, 234, 263, 366, 518 |
vergeestelijking, 295 |
Vergeistung, 294 vlgg. |
vergelijken, 33, 221 vlg., 227 vlg., 243, 278, 284, 291 vlg., 471; en m., 140, 524, 543 vlg., 572 vlg. |
vergelijking, 33, 78, 97, 113, 119, 155, 159, 166, 202-205, 220, 227, 233 vlg., 261, 267, 291, 323 vlg., 346, 436 vlg., 456, 461, 496, 510, 517-524, 527, 533, en zie brevior sim.; objectieve, 284 vlg., 288; subj., 284 vlg.; momentanele, 285 |
verhulling, 252, 258, 267, 298, 318 vlg., 321 vlgg., 325, 465, 653 |
verinnerlijking (m. als), 317 |
verkorten, 523 |
Verschiebung, 257, 320 |
verschijning, 400, 438 |
verschijnsel, zie begrip |
verschil, 4; essentieel en gradueel, 517 vlg.; zie identiteitspr. |
verschobene Redeweise, 460; m. als, 481 |
versiering, 63 vlg., 77, 126, 134 vlg., 138 vlg., 156, 159, 177, 231 vlg., 262 vlg., 290, 301 vlg., 306, 321, 384, 430 vlg., 497, 508-512, 523, 547, 551, 638, 649, 657 |
versmelting, v. beeld en zaak (m. als), 222 vlg., 233, 240, 259; v. twee betekenissen, 545, 553, 575 vlg.; v. twee voorstellingen, 537; v. twee zaken, 265 vlg.; v. bezieling en Erfühlung, 294; v. bez. en verg., 291, 294; v. Vertriebung en Vergeistung, 294, 296; v. binnen en buiten, 432; v. woord en stemming, 640; voorts 311, 338 |
vertalen (etymologisch), 104, 487 vlg. |
Vertriebung, 294, 296 |
vertwijfeling (kenmerk v. taal-critiek) 345, 349, 377, 446, 484 |
vervangen, 451, 496 vlg., 510 |
verwondering, 342 |
vier-deling v.m., 135, 152, 158, 207 vlg., 546, 571, en zie stoff. |
visie, 8, 25, 312, en passim |
visueel moment, 102, 227 |
vlam (als m.), 292, 322 |
voet (als m.), 195-201, 208, 303, 305, 338 |
vogelnamen, 278 |
| |
| |
volgen (logisch en metaphysisch), 394, 459 |
volk en m., 138, 324, 357 |
volksetymologie, 50, 137, 417, 423, 528, 533 |
Vollbegriff, 333 |
voluntarisme, 444 |
voorbeelden (als moment v. visie), 25 |
voorstelling, 131, 193, 200-205, 207 vlg., 213, 216, 218, 224, 232, 249, 267, 318, 323, 325, 353, 370, 411, 458 vlg., 545, 567 vlg., 654; homogene, 202-205; disparate, gemengde, heterogene (m. als), ib. en 320; -sgeheel, ib. en 537; oneigenl., 203 vlg.; Ersatz-, 322 |
voorstellingswaarde v.m., 202 vlg., 228, 232 |
vorm (en wezen v.m.), 178, 180, 183 |
vorm (m. als), 240, 242, 260, 269, 288, 511; Früh-, 269; Rand-, 300 vlgg.; Schwell-, 269, 300 vlg.; Voll-, 269, 290, 293, 589 |
|
waar(heid), 22, 102 vlg., 111 vlg., 159 vlg., 184 (kenmerk v. kurion), (beeldloze) 298, 318, 353, 358, 364 vlg., 367, 372, 380, 394 418, 436, 444, 448, 456, 462, 464, 482 |
waakbeeld, 283 |
waarde v. een woord (sign.), 467 vlg. |
waarneming, 323, 344 vlg., 348, 350, 353 vlg., 380, 397, 441, 459, 604, 606 |
wending, 487 vlg. |
wereld (als m.), 473 vlg., 577 |
wereldbeschouwing (-gevoel; m. als uitdr. v.), 280, 293, 297, 301 vlg., 316, en zie uitdr.; zinnebeeldende, 280 |
wereld-ziel, 388, 438 |
werkelijk(heid), 284 vlgg., 308, 321 vlg., 348, 368 vlgg., 379, 394, 397, 411, 425, 427, 436, 440 vlg., 445, 455-460, 491, 537, 539, 545, 554, 575, 599, 607-616, 618 vlg., 628; directe, 458 vlgg.; eerste, 216, 349, 370, 460, 463, 592, 602, 606, 613, 616, 638, 656; gewone, 111, 185, 285, 298 vlg., 308 vlgg., 462 vlg., 554, 653; der kunst, 308 vlgg.; mythische, 306, 308; tweede, 103, 282, 298, 352, 355, 370 vlg., 372, 377, 380, 383, 385 vlg., 400, 460, 462 vlgg., 592, 602, 606, 612-616, 627, 643, 653, 656; werkelijke (eigenlijke), 341, 349, 352, 361, 464, 484, 554, 606, 613, en zie afb.; absoluut en relatief, 610 vlg. |
werkelijkheidsphilosophie, 446 |
weten, 342-345, 348, 354, 371 vlg., 380, 382, 445, en zie kennen; en geloven, 407; = geloof, 354; = gezien hebben, 446; schijnbaar en werkelijk, 484; verkeerd en niet, 448, 450 |
wetenschap, en geloof, 438; en kunst, 125, 150, 378, 413; en metaphysica, 479; critiek op taal v., 424 vlg., en zie economie enz., atoom enz.; m. in (critiek op), 79 vlg., 232, 346 vlg., 350, 652 |
wetenschapsgebied als ordeningspr., 36 vlg., 42 vlg. |
wetenschapslogica, 479 vlg. |
wezen v. iets, 375, 445, 479 vlg., 611 vlg. |
Wippchen, 320 |
wiskunde, 376, 382, 390, 392-395, 398, 478 vlg., 515 vlg. |
Witz, 151 vlg., 154, 158, 320, 513, 532, 555 |
wonder, 425, 613, 621 vlg. |
woord, 70, 181, 204, 208, 219, 324, 328, 332, 362, 426, 415, 574, 578-587, 654; als abstractum, 347, 598; als logos, 274 vlg.; als zaak, 281, als onreine zaak, 355; en begrip, 191 vlg.; en naam, 70, 72, 170 vlg., 255, 520 vlg.; en term, 10 vlg.; eenheid v., 580-583; identiteit v., 121, 332, 339, 468, 490, 492 vlgg., 514, 580-583; groot, 385, 638; juist, 551; leeg, 411, 414, 475 |
woord-analyse, 27 vlgg., 273, 426, 506 |
woordenboeken en m., 165 |
woordenkeer, 104, 487 |
woordsoort (m. als), 107 vlg., 158, 178, 331 |
woordspeling, 136 vlg, 265, 267, 318, 447, 533, 575 |
woord-synthese, 28 |
woord-terminologie, 15 vlgg., 24, 192, 493, 598, en zie volg. vox. |
woord-theorie (-probleem), 170, 238, 255, 336, 347, 574, 578-587, 654 vlgg. |
woord-Verdichtung, 265 |
woord-vorming, 278 |
worden (en Zijn), 272, 360, 458 vlg., 464, 612 |
wortel, 421 vlgg., 427, 434, 510 |
wortel (v.m.), 166 vlg., 170 |
|
xenikon, 67 vlgg., 71, 83, 239, 252, 384, 497, 527 |
|
zaak, 76, 87, 121, 135, 167, 174, 229, 267, 321, 328 vlgg., 332, 335, 338, 362 vlgg., 370, 375, 434, 446, 488 vlgg., 502, 583-586, 593, 615 vlg., 654 vlg., en zie volg. |
zaak-object, 135, 166, 173 vlg., 178 vlg., 186 vlg., 222-225, 230, 234-238, 270, 293, en zie sfeer |
zelf (het), 278, 280, 293, 322, 551, 554 |
| |
| |
zelfstandigheid (syntactische), 202-205, 331 |
zernennen, 465 |
ziek geworden taal, 479 |
ziel, 478, 606 |
ziel en lichaam, 274, 277, 390 vlgg., 432, 563, 643 |
ziele-geesten, 297 |
ziele-openbaring (m. als), 310 vlg. |
zijn, 272, 342 vlg., 360 vlg., 368 vlg., 400, en zie worden; absoluut en relatief, 368, 372, 610; ideëel en substantieel, 369; en denken, 458 vlgg., zie denken; en schijn, 618 |
zijnsopenbaring (symbool als), 311 |
zin (en woord, en m.), 172 vlg., 179 vlgg., 203 vlgg., 213, 219 vlgg., 481, 504 vlg., 518-522, 579, 581, 588, 654; primaat v., 219 vlgg., 579 vlg.; conj., hyp., vragend, 267; metaphorische, 80, 180, 209, 655; echte object-, pseudo object-, syntactische, 480 vlg. |
zin v. een woord (sign.), 467 vlg. |
zinledig (-loos), 412, 414, 419, 424, 445 vlg., 466, 475, 479 vlg., 529, 606, 615 vlgg., 655 |
zinnebeeld, 274 vlg., 278 vlg., 280, 292 |
zinsmelodie, 641, 645 |
zintuiglijk type, 214 vlg., 315 |
zoet (als m), 274, 325 |
zwaard-motief, 288 |
zwijgen, 415, 452, 464, vlgg., 597 |
|
|