| |
| |
| |
Aantekeningen
Brief. Of de vrouwen ook mensen zijn 9
De Mensch Ontmaskert (23 mei 1718)
Vermoedelijke auteur: mr. Joan Duncan (?-1753), een jurist die later verschillende hoge functies aan het hof van prins Willem iv bekleedde. De titel van De Mensch Ontmaskert moet gelezen worden in de voltooide tijd, als ‘de ontmaskerde mens’. Het was de allereerste spectator die in het Nederlands geschreven werd.
In deze aflevering publiceert de auteur een brief van een ‘lezeres’, mogelijk door hemzelf geschreven. Naar aanleiding van de brief neemt de auteur zich in ieder geval voor om in het vervolg elke maand een speciaal vrouwennummer te schrijven. Vrouwen zijn immers ook mensen - zelfs al zijn er mannen die iets anders beweren.
| |
| |
| |
Huiselijk krakeel 17
De Verreezene Hollandsche Socrates (no. 9, 27 februari 1741)
Auteur: onbekend. De titel De Verreezene Hollandsche Socrates is een verwijzing naar de vertaalde uitgave van The Spectator (1711-1712) van Steele en Addison, die tussen 1720 en 1727 onder de titel De Spectator of verrezene Socrates in Nederland werd uitgebracht.
Socrates (469-399 v. Chr.), een Grieks wijsgeer, was volgens de overlevering gehuwd met Xantippe, die een bijzonder driftig karakter had en haar omgeving terroriseerde. Het kon haast niet uitblijven dat ook deze spectator-schrijver, net als talloze van zijn collega's, een aflevering wijdde aan het type van de opvliegende echtgenote, die de baas probeert te spelen over haar man.
| |
| |
Een houding die uiteraard alleen maar afgekeurd kon worden. De tekst is overigens een bewerking van een eerder in De Hollandsche Spectator gepubliceerd verhaal (21 maart 1732). De bewerking van 1741 zou later nog eens opnieuw opgenomen worden in het Zinryk en Schertzend Woordenboek (3 juni 1760).
| |
| |
| |
De noodzakelijkheid van een voorzichtige keuze in het huwelijk 25
Bataafsch Musaeum (no. 15, 8 april 1771)
Auteur: onbekend. Deze aflevering behandelt twee favoriete onderwerpen uit de spectators. Ten eerste de vraag hoe men de juiste huwelijkspartner kan kiezen, ten tweede de waarde van sensibiliteit als karaktereigenschap voor vrouwen én mannen. Het Bataafsch Musaeum speelde daarmee als een van de eerste Nederlandse spectators in op een nieuwe trend: de toenemende belangstelling en openheid voor het gevoel als leidraad bij belangrijke momenten in het leven.
| |
| |
| |
Missive van het doorluchtig genootschap der edelen 33
De Nederlandsche Criticus (deel ii, no. 72, 1750)
Vermoedelijke auteur: ds. Ph. L. Statius Muller (1725-1776), een jonge lutherse predikant. Hij publiceerde rond 1750 maar liefst vier spectators, die goed aansloegen bij het publiek. De Nederlandsche Criticus werd in 1761 zelfs herdrukt, een eer die slechts weinig andere Nederlandse spectators te beurt viel.
In deze gefingeerde brief wordt verhaald over een genootschap dat een aantal edelen van het oude stempel heeft opge- | |
| |
richt om zich te onderscheiden van de burgerij. In de beschrijving die de secretaris geeft van de bezigheden, doeleinden en ideeën van de genootschapsleden, zet hij zichzelf en zijn medeedelen te kijk als arrogant, oppervlakkig en dom. De tekst zal niet bedoeld zijn geweest als kritiek op de adel in het algemeen, maar hekelde wel diegenen die enkel op grond van hun geboorte dachten meer waard te zijn dan anderen.
| |
| |
| |
Middelen tot verbetering van de dienstboden 43
De Vaderlander (deel i, no. 46, 13 november 1775)
Auteur: onbekend. Deze aflevering getuigt van een idee dat onder de achttiende-eeuwse burgerij wijdverbreid was, namelijk
| |
| |
dat men soms meer last dan voordeel had van dienstpersoneel. De ingehuurde werknemers lieten zich niet helemaal vormen naar de wensen van hun superieuren en namen bij het minste of geringste ontslag. In de lezeressenbrief en het daarop volgend betoog worden verschillende suggesties gedaan om het probleem aan te pakken.
| |
| |
| |
Filant. Een geschiedenis 51
De Vriendin van 't Vaderland (no. 38, 1799)
Auteur: Petronella Moens (1762-1843), een gevierd schrijfster en representante van ‘de gevoelige Verlichting’, werkte mee aan verschillende spectators en was de hoofdauteur van De Vriendin van 't Vaderland.
In deze sentimentele vertelling toont Moens opnieuw haar betrokkenheid bij de arme sloebers aan de onderkant van de samenleving. De tekst laat zich lezen als een indirecte kritiek op de welgestelde burger die geen begrip heeft voor de minder bedeelde medemens. De verhaallijn nodigt de lezers uit zich te identificeren met de leden van het kansloze gezin dat door een samenloop van omstandigheden in problemen is geraakt. Goeddoen loont, is de boodschap.
| |
| |
| |
De verbastering van Nederlandse gewoonten 65
De Nederlandsche Spectator (deel ii, no. 45, 1750)
Auteur: onbekend. Het dreigend verlies van traditionele vaderlandse waarden als eenvoud, eerlijkheid en zuinigheid was een zeer populair thema in de spectators. Deze auteur stelt de Nederlandse gastvrijheid en de instroom van vooral Franse vluchtelingen verantwoordelijk voor het verval van de nationale
| |
| |
cultuur. De betoogtrant is niet al te helder: de schrijver raakt verstrikt in het onderscheid dat hij tussen verschillende soorten gastvrijheid probeert te maken.
| |
| |
| |
Over het volkskarakter, zijn natuur en oorsprong 73
De Borger (deel ii, no. 82, 17 april 1780)
Mogelijke auteur: mr. H.H. van den Heuvel (1732-1785), directeur van de Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen in Haarlem. Hij vervulde hoge ambtelijke functies aan het Hof van Utrecht en de Staten van Utrecht. De tekst heeft hij echter naar alle waarschijnlijkheid overgenomen uit een buitenlands werk.
Deze semi-wetenschappelijke verhandeling bespreekt, met de nodige twijfelachtige voorbeelden, het verschijnsel dat volkeren zich in hun collectieve gedragingen van elkaar plegen te onderscheiden. De auteur wijst twee hoofdoorzaken aan voor de
| |
| |
verschillen: enerzijds de luchtgesteldheid en vochtigheid van de streek waarin men woont (een klassiek denkbeeld), anderzijds de activiteiten waarmee een volk zich in zijn onderhoud voorziet.
| |
Onbillijke vooroordelen 81
De Denker (deel iii, no. 131, 1 juli 1765)
Vermoedelijke auteur: ds. Cornelis van Engelen (ca. 1722-1793), doopsgezind predikant. Hij schreef deze spectator overigens met een aantal anderen; daardoor kon De Denker relatief lang (van 1763 tot 1774) op de markt blijven.
In dit pleidooi voor meer tolerantie tussen volkeren van verschillende werelddelen haalt de auteur al zijn klassieke en encyclopedische kennis uit de kast. Onwetendheid immers is de
| |
| |
oorzaak van vooroordelen, zo stelt hij - vooroordelen overigens waarvan hijzelf evenmin helemaal vrij te pleiten valt. Hij beëindigt zijn pleidooi voor tolerantie met de publicatie van een lezersbrief waarin het edele gedrag van de ‘wilde’ indianen in Noord-Amerika aan de ‘beschaafde’ burgers in Europa ten voorbeeld wordt gesteld.
| |
| |
| |
Droom langs de weg der zinnen 93
De Hollandsche Spectator (deel iii, no. 89, 1 september 1732)
Auteur: een onbekende correspondent van Justus van Effen (1684-1735), de bekendste Nederlandse spectator-schrijver, die leefde van zijn pen en zijn faam te danken heeft aan De Hollandsche Spectator (1731-1735). Deze tekst kreeg hij echter toegezonden van een vaste medewerker, die ons onbekend is gebleven.
De droomvertelling waarschuwt de lezers niet de weg van de zinnelijke verleidingen te volgen, maar in plaats daarvan zichzelf tot zelfonderzoek te dwingen en naar het verstand te luisteren, hoe moeilijk dat vaak ook in het leven is. Onkunde en vooringenomenheid, hartstochten en driften (in de tekst als allegorieën aanwezig) verlokken de mens weliswaar om zichzelf op de troon te zetten, maar leiden uiteindelijk tot zelfverlies.
| |
| |
| |
Over de politieke dweperij 101
De Patriot, of Politike Bedenkingen, over den Staat der Vereenigde Nederlanden in 't jaar mdccxlvii (no. 27, 26 december 1747)
Auteur: Jan Wagenaar (1709-1773), koopman en geschiedschrijver. Hij was een van de eerste spectator-schrijvers die in zijn weekblad ook politieke onderwerpen aanpakte. Wel vermeed Wagenaar partijpolitieke standpunten, want zijn doel was juist de eendracht in het land - die door de benoeming van stadhouder Willem iv tijdelijk verstoord was - te herstellen.
Deze tekst bekritiseert het gedrag van landgenoten die zich laten meevoeren door toespraken van anderen. Of het hier de taal van religieuze of politieke fanatici, van romantische verhalenvertellers of zakelijke beursagenten betreft, maakt in de kern geen verschil: de spreker weet de ander zodanig te raken dat de emoties van het lichaam de leiding overnemen van het verstand. Met alle gevaar van dien.
| |
| |
| |
Iets over de aandoenlijkheid 110
Bijdragen tot het Menschelijk Geluk (deel vi, p. 101-110, 1791)
Auteur: ds. Jan Konijnenburg (1758-1831), remonstrants predikant. Hij was in 1786 medeoprichter van de Utrechtse afdeling van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, een organi- | |
| |
satie die de Verlichtingsidealen van de spectator-schrijvers in de praktijk probeerde te brengen.
In deze filippica tegen de ál te vergaande gevoeligheid is soms letterlijk de invloed aan te wijzen van de grote Duitse Verlichtingspedagoog Campe (1746-1818), die ook in Nederland gelezen werd. Mét hem ziet Konijnenburg de ‘aandoenlijkheid’ als een ziekte met kwalijke gevolgen, waarvan de oorzaken aangepakt moeten worden. De tekst is een reactie op het sentimentalisme, dat in de laatste decennia van de achttiende eeuw vrij invloedrijk was.
|
|