geritsel van een slang schrikt hij wakker, kijkt lodderig om zich heen. Sloom en nog wat dromerig staat hij op.
Djum is een klein, licht rood-bruin olifantje, zijn flaporen staan wijd van zijn kop en hij heeft een sierlijke, lange slurf. Hij is pas vier maanden oud. Djum is erg ondeugend geweest. Toen zijn vader en moeder en al de andere olifanten hun middagdutje lagen te doen, is hij voorzichtig weggeslopen. Nu weet hij de weg niet meer terug. Een klein beetje bang is hij wel. Er worden dikwijls olifanten gevangen. Wat heeft Djum nu een spijt, dat hij weggelopen is. Hij was daarnet in slaap gevallen, maar is juist door die slang weer wakker geworden. Kom, hij moet niet angstig zijn. Vader en Moeder zullen hem wel zoeken en zeker vinden. Djum schudt eens met zijn kop, er zoemen zoveel insecten om hem heen. Djum is lui, en weet eigenlijk niet goed, wat hij moet doen. Plotseling heft hij met een licht gebrom zijn kop omhoog.
Een schreeuw klinkt door het stille bos.
Boven hem op een lage tak zit een kleine chimpansee. Hij lacht Djum uit, omdat die zo geschrokken is. Maar Djum is niet boos, want hij vindt het leuk, dat hij gezelschap gekregen heeft.
Humpie is een aardig aapje hoor! Hij wil altijd ruzie maken, en is het ook weer gauw vergeten. De gekste gezichten trekt hij om Djum aan het lachen te maken.
Humpie klautert naar beneden, wipt op Djum's rug, tippelt naar voren en gaat rustig op zijn kop zitten. De wilde dierentaal zullen de mensen nooit leren, zelfs huisdieren zoals poezen en honden verstaan die taal al niet meer.
Djum en Humpie begrijpen elkaar best.
‘Gek, lui beest. Jij moet met mij spelen.’ En terwijl Humpie dit zegt, hangt hij plotseling aan Djum's slurf.
Djum gooit Humpie hoog in de lucht en met een smak komt het aapje weer terecht op