Ten geleide
Op 4 maart 2016 overleed mijn leermeester en trouwe vriend dr. Pierre Tuynman, neerlandicus, historicus en latinist.
Pierre Tuynman (1929-2016) was in 1945/1947 (met vervalste leeftijd) ‘oorlogsvrijwilliger’ en genoot een deel van zijn militaire opleiding in Engeland. Zijn verzet tegen een mogelijke uitzending naar Indonesië leidde tot ontslag uit het Nederlandse leger. In de jaren '50 volgde hij de studies Nederlands, geschiedenis en klassiek Latijn aan de Universiteit van Amsterdam. Aanvankelijk was hij werkzaam bij het Dialectenbureau van wat nu het Meertens Instituut heet. Daarna doceerde hij Gotisch, historische grammatica en zeventiende-eeuwse filologie aan het Instituut voor neerlandistiek van zijn alma mater. Ten slotte was hij daar directeur van het Instituut voor Neolatijn. Daarnaast was Tuynman sinds 1958 de man achter de benaming het ‘Bureau van de Commissie voor de uitgave van het Verzameld Werk van P.C. Hooft, onder leiding van prof. W.Gs Hellinga’. In werkelijkheid was hij de secretaris van die grote Hooft-Commissie. Van de subcommissie Lyriek daarvan was hij sinds 1963 lid.
Vanwege de gedichten van Hooft zocht ik Pierre Tuynman in 1980 op. Hij vertelde mij toen onder veel meer dat beide Hooft-commissies in de jaren '70 de facto waren opgeheven, wees mij op de overeenkomst tussen de jonge P.C. Hooft en John Lennon als songwriters en droeg de zorg voor het manuscript van zijn editie van Hoofts Lyrische poëzie aan mij over. Uiteindelijk verscheen veertien jaar later de door mij bezorgde Hooft-uitgave van Tuynman.
Zoals bij al mijn publicaties over de dichter en drost Pieter Corneliszoon Hooft (1581-1647) ligt de opmaat tot de onderhavige studie in de tijd dat er door Pierre en mij aan die editie Tuynman/Van der Stroom werd gewerkt. Tijdens onze jarenlange samenwerking kwamen er uiteraard talloze onderwerpen met betrekking tot de gedichten en de handschriften van Hooft ter sprake. Ooit hadden sommige Hooft-filologen zich dezelfde vragen gesteld als ik de laatste twintig jaar van de afgelopen eeuw aan Pierre voorlegde. Een aantal van die kwesties bleek nooit opgelost. Pierre spoorde mij daarop steevast aan de antwoorden te zoeken, waarbij hij beloofde mij bij te staan. Dat heeft hij tot vlak voor zijn dood gedaan.
Steeds heb ik kunnen rekenen op mijn inspirerende, zeer betrokken en bevlogen leermeester, die mij bij hem thuis, en eerder op zijn instituut, heeft laten profiteren van zijn gewetensvolle vasthoudendheid, zijn kolossale ken-