Kronijk van Delfzijl
(1858)–T.R. van Streun– Auteursrechtvrij
[pagina 5]
| |
Kronijk van Delfzijl.[1272]Ga naar margenoot+ De Delf (Fivel of Fivela) was weleer eene trage en kleine rivier, die aan dezen kant van Nerum (?) zich in de Eems ontlastte en door de Romeinsche vlooten dikwijls bezocht werd. Hare monding werd door de monniken in de landtaal de Eemderhaven (Em. Portum) genoemd. Toen deze haven door de menigte slijk, die er zich in verzameld had, bevonden werd niet meer bekwaam te zijn tot eene vaart naar de dijken, waarmede de nieuwlanden (zoo als abt menco het nieuw aangespoelde land noemt) omsloten waren, heeft men dit moeten verhelpen met eene sleuf te delven, en van dit woord delven heeft | |
[pagina 6]
| |
Ga naar margenoot+ het riviertje den naam ontleend van Delf, in slecht latijn Fossalem. In deze sleuf is in het jaar 1272 eene schutsluis gelegd, die de Sandersluis genoemd werd, naar eene voorname hoeve of boerenwoning, zijnde eene van de zes, die weleer aldaar aan het strand lagen. Deze schutsluis werd van het boerenvolk, naar alle dorpen van den omtrek Dorpsterzijl genaamd. Aan deze zijl (in 't riviertje Delf) verrees een plaatsje, eerst zeer onaanzienlijk, maar later tot eene schans of vesting geworden, dat den naam kreeg van Delfzijl. | |
[1501]Ga naar margenoot+ veroverden de Groningers het fort Delfzijl, terwijl de bezetting over de kling werd gejaagd. | |
[1514]Ga naar margenoot+ landde graaf edzard te Reide, nam Oterdum en Farmsum in, waardoor de bezetting van het kasteel van Delfzijl en omliggende plaatsen in der haast de vlugt nam. Velen er van werden gevangen genomen met al het geschut, dat zij bij zich hadden, en naar den Dam (later Appingedam) gebragt, anderen werden terstond afgemaakt. De hertog georg kwam hierop aanstonds uit Friesland, zond zijn leger (meer dan 4000 man sterk) naar Delfzijl, bestormde het kasteel, en liet de bezetting na de inneming ombrengen, stak voorts het plaatsje in brand en keerde nu met eenen aanzienlijken buit naar Adewert terug. | |
[1515]Ga naar margenoot+ Den 18 Februarij kwam graaf edzard over de Eems, verschanste zich bij Farmsum, niet ver van Delfzijl, en nam spoedig daarop met eene versterking uit Oost Friesland Delfzijl stormderhand in. | |
[1516]Ga naar margenoot+ Den 22 April liet graaf edzard de bezetting uit Delfzijl nemen, doordien hij bij Deteren geslagen was. De Groningers, dit vernemende, ontboden dadelijk de Ommelander landlieden en lieten de vesting slechten. | |
[pagina t.o. 7]
| |
Gezigt op DELFZIJL in 1536.
| |
[pagina 7]
| |
[1534]Ga naar margenoot+ Terwijl Greetzijl belegerd werd, liet graaf enno onder zijn' hoofdman ovelakker, eenig volk over den Dollart zetten en kwam onverwachts voor Delfzijl, plunderde Farmsum uit en trok met zijnen buit naar Emden terug. - In de Saksische beroerten bouwde men te Delfzijl een blokhuis of kasteel, waarvan thans geen spoor meer overig is. | |
[1536]Ga naar margenoot+ werd Delfzijl als Schans aangelegd, van welken aanleg eene afbeelding hiernevens. Zij strekte zich toen slechts uit van de tegenwoordige Farmsummerpoort tot aan de Kakebrug. Deze brug had haren naam ontleend doordien daar vroeger eene kaak, of geesselpaal stond, welke later verplaatst is buiten de groote Waterpoort, waar thans 's rijks wachthuis staat; in den Franschen tijd stond op die plaats eene havenwacht. De grond van het tegenwoordige kerkhof lag destijds in den vorm van een eiland buiten Delfzijl. De grond, die destijds buiten Delfzijl en tusschen de tegenwoordige haven lag, behoorde aan het zijlvest der drie Delfzijlen, waarom dan ook thans nog jaarlijks aan genoemd zijlvest grondpacht moet worden betaald door hen, die huizen op dien grond hebben staan. | |
[1568]Ga naar margenoot+ verkreeg Delfzijl de tegenwoordige grootte onder den hertog van alba. Deze toch, in de Nederlanden gekomen zijnde, was ten uiterste verbitterd op de ingezetenen van Emden, om reden dat hunne stad zich tot schuilplaats aanbood voor de Protestantsche vlugtelingen, de Protestanten in Nederland noodwendigheden toezond en in alles behulpzaam was. Hierom nam hij voor, om van Delfzijl eene stad te maken (waartoe hem de ligging der plaats, zoo ten aanzien van den koophandel als andersints, zeer dienstig en geschikt scheen), ten einde de bewoners van Emden | |
[pagina 8]
| |
Ga naar margenoot+ geheel ten onder te brengen. Terstond deed hij eene afperking maken van wallen, grachten en bolwerken, en trok het dorp Farmsum daar binnen. Ook had hij besloten deze zijne nieuwe stad Marsburg te noemen, naar den God des krijgs. Hij had voorts door den nieuw aangestelden bisschop van Groningen johan knijf reeds een gedeelte gronds tot het bouwen van eene parochiekerk laten wijden, met te bevelen een misse daarop te doen. De Groningers echter bragten hem onder het oog, dat het verheffen van Delfzijl tot eene stad hem zelven veel meer dan de ingezetenen van Emden ten nadeel zou strekken; ook dat het strijdig was met hunne eigene oude voorregten. Hierdoor bleef dan dit ontwerp onuitgevoerd. De Groningers, naderhand in de Staten gekomen zijnde, begeerden dat de schans, als tegen een zeker bestaand verdrag strijdende, zou worden geslecht, 't welk hun door de landvoogdes maria werd toegestaan. Doch vermits der Provincie Holland zeer veel aan het behoud daarvan gelegen was, werd zij op nieuw versterkt, in plaats van geslecht te worden. | |
[1577]Ga naar margenoot+ werd Delfzijl door den verraderlijken rennenberg belegerd en ingenomen. Deze zond robles met de andere officieren der Spaansche bezetting naar Leeuwarden. In dit zelfde jaar bezweek de Oostersluis, waardoor de landen onder water liepen. | |
[1579]Ga naar margenoot+ zond rennenberg zekeren barthold entes met eenige vaandels (compagniën) naar Delfzijl, om van dezen kant alle toevoer af te snijden. | |
[1580]Ga naar margenoot+ trok schenk, na vooraf door de Groningers ingehaald te zijn, op Delfzijl af, dat zich den 29 Julij overgaf. | |
[pagina 9]
| |
scheGa naar margenoot+ wadden op Delfzijl af, en nadat hij het geschut op de schans gerigt had, gaf de bezetting zich over. 230 mannen en wel 400 vrouwen en kinderen namen de vlugt; 5 metalen en 6 ijzeren kanonnen achterlatende. De Friezen lieten nu de schans veel grooter en sterker maken, met oogmerk om haar tot eene stad te verheffen, met voorregten te begiftigen en de burgers van Groningen derwaarts te lokken, doch dit voornemen werd slechts ten deele volbragt. | |
[1594]Ga naar margenoot+ Op den 12 Februarij heeft eene Spaansche bezetting uit Groningen een' aanslag op Delfzijl beproefd, welke bijna gelukt was. Zij kwamen langs eenen dijk, waarnevens eene gracht liep, die alleen door sparren was afgeperkt. Dezen zaagden zij af, en nadat zij bij nacht over het ijs de grachten waren overgetrokken, beklommen zij de wallen en kwamen binnen de vesting vóór dat het garnizoen in de wapens konde komen. Nu werd er wel twee uren dapper gestreden en het stond gevaarlijk voor de bezetting te worden. Bij geluk echter lag er voor Delfzijl een oorlogschip, hetwelk den wal naderde en de Groningers met zestien stukken kanon zoodanig begroette, dat zij weldra aftrokken en 35 sleden met dooden en gekwetsten met zich voerden, latende nog wel 7 achter. Die van binnen verloren daarbij een' kapitein, een vaandrig, een sergeant en negen manschappen. | |
[1595]Ga naar margenoot+ Den 18 Julij zonden de Staten afgezanten naar Delfzijl, die eenen vrede tot stand bragten tusschen den Oostfrieschen graaf edzard ii en de stad Emden, welke tot voordeel der laatstgenoemde uitviel. | |
[1597]Ga naar margenoot+ Op den 15 Augustus verhief zich een storm uit het N.W., welke de zee zoodanig deed stijgen, dat het water over de dijken heen stroomde en deze op | |
[pagina 10]
| |
Ga naar margenoot+ vele plaatsen bezwijken deed. De sluizen van Delfzijl werden weggespoeld, waardoor Groningerland geheel en al onder water liep en vele menschen en beesten jammerlijk omkwamen. | |
[1614]Ga naar margenoot+ Den 16 Januarij is de Hervormde kerk ingewijd door den predikant tobias seusingius met eene leerrede over Jesaia 56:6, 7. | |
[1624]Ga naar margenoot+ Den 2 Januarij troffen in eene vergadering, te Delfzijl gehouden, de graaf ernst kasimier van nassau en de afgevaardigden der algemeene Staten van Nederland octgens aylva van der mark en schaffer eene overeenkomst, zoodat de gevorderde som door onze Staten onder behoorlijken borgtogt der Stenden, aan mansveld is verstrekt. | |
[1660]Ga naar margenoot+ Van nu af tot 1673 waren bij de Hervormde gemeente twee predikanten werkzaam. | |
[1665]Ga naar margenoot+ Op den 6 December kwam onze beminde zeeheld de ruiter van Guinea terug en arriveerde gelukkig op de reede van Delfzijl met de geheele West-Indische vloot, en daarenboven nog dertig op den vijand prijs gemaakte schepen, opgevuld met eenen buit, welke vele kostbaarheden bevatte, waaronder zeven kisten met goud, die door Groningen naar Holland vervoerd werden. De Engelschen hadden op denzelven een' langen tijd te vergeefs geloerd. | |
[1672]Ga naar margenoot+ Op den 6 Augustus arriveerde de Oost-Indische vloot, bestaande uit veertien schepen, allen onder bevel van arnoud van overbeek. Zij landden te Delfzijl en bragten aldus hunne schatten, tot algemeene vreugde, behouden in het vaderland, schoon de Engelschen daar steeds op geloerd hadden. Deze onverwachtte aankomst behoedde Delfzijl tevens voor eenen | |
[pagina 11]
| |
Ga naar margenoot+ vijandelijken aanslag van den bisschop van Munster; zij voorzag de vesting en de hier liggende schepen meteen van kruid en andere ammunitie, alsmede van levensbehoeften. Al de fijne en kostelijke waren, door deze vloot medegebragt, werden gelost en met kleinere schepen over de wadden naar Holland gebragt. Spoedig daarop werden ook de Oost-Indische schepen zelven door de Nederlandsche oorlogsvloot van Delfzijl afgehaald om naar Texel te stevenen. | |
[1686]Ga naar margenoot+ Den 13 November (St. Maartensvloed) leed Delfzijl veel van eenen watervloed. Een dwenger of bolwerk spoelde geheel weg, de dijken scheurden en op vele plaatsen stond het water eene manshoogte er boven. | |
[1717]Ga naar margenoot+ Tusschen den 25 en 26 December trof een geweldige watervloed (Kersvloed genaamd) deze Provincie. Ook Delfzijl werd vreeselijk door de baren bedreigd. Het westelijk gedeelte van den wal brak door, de zee baande zich eenen weg en de vesting werd met zeewater opgevuld. In vele huizen werden door het geweld der zee groote openingen gemaakt en de kommandant alberda had het water ter hoogte van tien voeten in zijne woning. Het fort liep gevaar er geheel door onder den voet te geraken; de zee rees wel twee voet hooger dan in den geweldigen St. Maartensvloed van 1686. Een groot gedeelte van den wal achter het lands magazijn werd door de zeegolven verbroken; de ijzeren leuning der Kakebrug weggeslagen; de zwaarste steenen werden uit den grond gespoeld en de inwoners werden als door eenen stormloopenden vijand naar bovenkamers, zolders, hanebalken of zelfs op de daken der huizen gedreven, van waar zij door middel van booten gered werden. De deuren van de Landpoort waren juist gesloten, anders zou de woe- | |
[pagina 12]
| |
dendeGa naar margenoot+ storm nog meer onheilen berokkend hebben. Men was overigens zeer beducht voor het bezwijken der groote Waterpoort, waarvan reeds eene deur zich begaf, terwijl de wal ter weerszijden geweldig afspoelde. Alleen met groote moeite gelukte het, haar te behouden. In de kerk stond het water 8 voeten hoog; eenige graven werden daar open gespoeld en lijkkisten dreven uit den grond op. De predikant der Hervormde gemeente mobachius verrigtte daarom op den eersten Kersdag, in plaats van in de kerk, de dienst in zijne woning. Van de drie Delfzijlen bezweek de middenste voor den aandrang des waters, en hierdoor ontstond eene kolk van aanzienlijke diepte, welke later met groote moeite is gedempt om de Dorpster of Steenenzijl en de Scharmerzijl beter tegen gevaren te beveiligen. Door dezen vloed verloor slechts één mensch het leven; voorts verdronken 13 paarden 35 hoornbeesten, 45 schapen, terwijl één huis vernield werd. | |
[1740]Ga naar margenoot+ Dit jaar wordt door het nageslacht steeds als gedenkwaardig gehouden wegens zijnen strengen winter, welke aanhield tot in het laatst van April. Gedurende dezen winter trok men van Delfzijl met sleden veilig over de Eems naar Oost-Friesland. | |
[1752]Ga naar margenoot+ is de groote sluis (of Dorpster-) gedeeltelijk vernieuwd. Ubbo emmius schreef in het jaar 1604: ‘vier zeer groote sluizen stuiten den loop van het Damsterdiep; drie bij het fort Delfzijl aan elkander liggende, de vierde bij het dorp Farmsum, op eene plaats, slechts weinige schreden van Delfzijl verwijderd.’ Van de | |
[pagina 13]
| |
Ga naar margenoot+ zijlen in het Damsterdiep is de Noorder Dorpzijl of Dorpsterzijl en ook wel de Damsterzijl genoemd, de grootste, dragende den naam naar den Dam, alwaar vroeger deze zijl plagt te liggen. De middenste zijl of Slochterzijl, die den naam draagt naar het dorp Slochteren, is thans gedempt, alhoewel het zijlvest van dien naam nog bestaat. De Zuider- of Scharmerzijl is genoemd naar het dorp Scharmer. | |
[1790]Ga naar margenoot+ Dit jaar lag hier in garnizoen het bataillon Randwijk, kommandant randwijk. Ook lag alhier gestationeerd een oorlogschip, gekommandeerd door den kapitein-luitenant durleu. Het volgende jaar: | |
[1793]Ga naar margenoot+ lag alhier het bataillon van Stuart. De vesting werd op den 7 Augustus vereerd met een bezoek van Z.H. Prins willem V. In | |
[1794]Ga naar margenoot+ lag alhier in garnizoen het eerste en tweede bataillon Waldek met een heerlijk muzijkkorps, 't welk tweemaal in de week zijne muzijk hooren deed. Ook lag hier ter reede een oorlogsfregat de Lynx, gekommandeerd door den kapitein-luitenant brouwer, hetwelk later bij verraad op de hoogte van de Knock genomen is door twee kaagschepen, met Engelschen bemand, welke het op weerszijden aanklampten, bemagtigden en als buit naar Engeland opbragten. | |
[1795]Ga naar margenoot+ Den 19 Januarij arriveerden hier de eerste Franschen, die van de poorten en van vele openbare gebouwen, alsmede van de zijlvesten-goederen de wapenschilden verminkten en de wapens afbeitelden. | |
[1799]Ga naar margenoot+ is de groote kazerne gebouwd en lag toen alhier in garnizoen het eerste bataillon groene jagers (genaamd Jagers van Trip), waarbij de baron chassée en cort heiligers als kapiteins stonden. Ook was in dit jaar, doordien alle Nederlandsche en Fransche | |
[pagina 14]
| |
Ga naar margenoot+ havens door de Engelschen geblokkeerd waren, terwijl de schoone rivier de Eems, waaraan de stad Emden met hare haven, toen aan Pruissen behoorende, neutraal bleef, en de eenige weg was langs welken Nederland, Frankrijk en de Rijn hunnen toevoer over zee bekomen konden, eene drukke vaart onder Pruissische en andere neutrale vlaggen, zoodat deze haven van 't begin tot het einde vol lag van groote en kleine schepen, en men gemakkelijk van de Water- tot de Farmsummerpoort over de schepen kon heen loopen. Derzelver ladingen werden in tjalkschepen binnendoor naar derzelver bestemming vervoerd. Velen derzelven bleven hier overwinteren; onder deze bevonden zich een groot aantal zoogenaamde fluiten en hoekerschepen van 500 tot en over de 600 roggelasten. | |
[1802]Ga naar margenoot+ was hier weder eene sterke vaart, doordien de havens van Bremen en Hamburg geblokkeerd waren. | |
[1804]Ga naar margenoot+ is de wacht aan den dijk, waar thans het blokhuis staat, opgeligt door eenige Engelschen, die met eene sloep geland waren bij de bogt van Watum. De overste blanke was destijds hier kommandant. In | |
[1806]Ga naar margenoot+ is alhier geweest de Fransche minister van marine de creé, met den Hollandschen admiraal de winter, om de havens op te nemen, ten einde daarvan een aanzienlijk oorlogsdok te maken. Ten jare | |
[1807]Ga naar margenoot+ lag hier eene divisie Hollandsche oorlogschepen, onder kommando van den admiraal bloys van treslong. In | |
[1809]Ga naar margenoot+ was alhier eene drukke vaart van Londen en het Helgoland naar de Kaapton, alwaar de goederen in kleinere schepen werden overgeladen en alzoo binnengesmokkeld, zijnde dit het zoogenaamde smokkeljaar, onder de regering van den Hollandschen Koning lode- | |
[pagina 15]
| |
wijkGa naar margenoot+ napoleon bonaparte. Ook zijn dit jaar voor het eerst hier straatlantaarns ontstoken. | |
[1810]Ga naar margenoot+ lag alhier een groot garnizoen, alsmede eene divisie oorlogschepen, bestaande uit 8 brikken, 8 kanonneerbooten en meer andere kleinere schepen, onder kommando van de beide vice-admiraals de bodel de texttere en l'hermite, die gehuisvest waren in het kommandement. | |
[1811]Ga naar margenoot+ is Delfzijl door de Franschen aanmerkelijk versterkt. Ten eerste is het blokhuis op de noord-batterij aan den dijk gebouwd; de oven voor gloeijende kogels in het schippers-bastion; de militaire bakkerij; de kasematten of kruidmagazijnen onder de wallen, enz. Ook is het hoornwerk Kostverloren toen versterkt, en even daar buiten een houten beer in den dijk gemaakt. Ook werden nu de buiten-bastions buiten de Landpoort daargesteld; voorts eene tweede brug over eene toen gegraven nieuwe gracht, bij laatstgenoemde poort gelegd. In | |
[1812]Ga naar margenoot+ was hier veel drukte met transportschepen, die troepen naar Oost-Friesland en elders overbragten. Ook passeerden hier vele geblesseerden, die van Hamburg en elders kwamen. Droevig was het gezigt van zoo veel ongelukkigen, welke van het veerschip tot aan de schuit met sleden moesten vervoerd worden, hebbende onderscheidenen armen of beenen verloren voor den roem van den grooten geweldenaar napoleon! | |
Beleg van Delfzijl.[1813]Ga naar margenoot+ Van 8-12 November arriveerden hier dagelijks uit Oost-Friesland verscheidene schepen met vlugtende douanen, vrouwen en kinderen. De beide laatstgenoemden reisden aanstonds door naar Groningen. | |
[pagina 16]
| |
Ga naar margenoot+ Den 13 November ontving men hier de tijding, dat daags te voren eenige kozakken in Groningen waren binnengerukt, waarop dadelijk door den kommandant deze forteresse in staat van beleg werd verklaard. Den 14 November werden op het gezigt van zes boeren te paard, welke langs den dijk kwamen rijden, de poorten gesloten en de bruggen opgehaald. Den 15 November werd door den kommandant geproclameerd, dat de ingezetenen dezer forteresse zich binnen tweemaal 24 uren van de benoodigde levensmiddelen voor den tijd van drie maanden moesten voorzien, daar diegenen, welke hieraan niet konden voldoen, binnen den tijd van 24 uren de plaats moesten ontruimen. Tegen den middag rukte eene colonne van circa 550 man, uit douanen, gensdarmes en Zwitsers bestaande, hier binnen, waardoor de burgers eene zware inkwartiering kregen. Bij den heer p.j. vos kwamen de luitenant kolonel bleuler met zijn bediende, een kapitein en bediende en 10 officieren van de Zwitsers in billet. Ook werd op dien dag de kalkschuur zoo mede alle vruchtboomen van de boerderij, toebehoorende aan den heer j.j. vos, verbrand en omver gehakt. Den 16 November deden twee colonnes, ieder van 100 man, een' uitval in de omliggende dorpen, als Holwierda, Bierum, Spijk en Losdorp, waar zij eenen molenaarsknecht doodschoten. Den 17 November bragt men verscheidene beesten binnen, zoomede van Appingedam eenige schepen met koren, hooi, wijn, olie en turf. Des middags te 12 uur werd de steenbakkerij Concordia van den heer j.j. vos en Co. in brand gestoken. Den 18 November bragt men nog al vee binnen, | |
[pagina 17]
| |
Ga naar margenoot+ waaronder 9 runderen, 3 paarden en 6 schapen van den heer j.j. vos. Den 19 November bragt men al wederom eene aanzienlijke troep beesten binnen, welke in de lijnbanen gestald werden, die daartoe waren ingerigt. Een uur nadat deze binnen waren, zag men eenige Kozakken bij de olie- en zaagmolens van den heer garrelts, die tot aan de plaats van het verbrande tigchelwerk Concordia, onder het geschut der vesting naderden. Den 20 November vertoonden zich wederom eenige Kozakken, op welke een kanonschot gelost werd. Ook hoorde men op zekeren afstand eenige schoten met kleingeweer. Den 21 November wederom eenige Kozakken in 't gezigt en eenige geweerschoten gehoord, waarop de roofzieke Franschen den molenaar van den pelmolen achter Farmsum, bij wien zij voorgaven eenige Kozakken gezien te hebben, totaal plunderden, zijn huisraad aan stukken sloegen en zijn vee hier binnen bragten. Den 22 November. Door de zware mist kon men niets afzien. Echter hoorde men geweervuur, en eenigen tijd daarna zag men de Franschen weder met een aantal vee binnenkomen, 't welk ontvreemd was aan den landbouwer bouwe drewes, te Geefsweer, dien men om dezelfde reden als voorgaanden, geheel geplunderd had. Den 23 November. Des morgens deden circa 100 man eenen uitval naar het gehucht Biesum. Te 11 uur hoorde men sterk schieten; om 12 uur rukte deze troep weder binnen, zonder eenig vee met zich. Deze en voorgaande dagen werkten, op last van | |
[pagina 18]
| |
Ga naar margenoot+ de Franschen, een groot aantal werklieden, om de twee ovens van de steenbakkerij Concordia van steenen en pannen te ledigen, en deze zoo wel als die, welke op den wal van het tigchelwerk stonden, aan stukken te slaan, waardoor de eigenaren eene schade van tusschen de 17 à 18 duizend guldens werd toegebragt. Den 24 November bragt men van de omliggende boerderijen eenige wagens met hooi binnen. Den 25 November deden 200 man, zoo te water als langs den zeedijk, eenen uitval naar Termunterzijl, en bragten als gevangen binnen uit het dorp Weiwert 3 kozakken, 1 kalmuk, 1 Pruissische dragonder, benevens een' boer en eene Pruissische vlag; nog met zich voerende 13 koebeesten, eene chais, beladen met een groot zwaar levendig varken, worst, ham, spek, eenige kazen, benevens ¼ ton boter. Den 26 November bragt men eenige wagens met hooi en stroo binnen. Den 27 November rukte vroeg in den morgen eene bende van circa 500 man uit. Omstreeks 11 uur hoorde men in den omtrek van Biesum en verder een geweervuur. Tegen den avond kwamen zij weder binnen, met zich voerende 3 affuiten van de batterij uit de bogt van Watum, waarvan zij de stukken vernageld en in de sloot geworpen hadden; verder nog 2 boeren wagens met provisie, als: boter, vleesch, spek enz., en als gevangenen den heer engelberts, Doctor te Appingedam en een' burger van Holwierda, bij wien men eerstgenoemden gevangen genomen had. Omstreeks 7 uur zag men den pelmolen achter Farmsum in vollen brand. | |
[pagina 19]
| |
Ga naar margenoot+ Den 28 November. Tegen den middag werd omgetrommeld, dat zij, die gestolen goederen van de soldaten gekocht hadden, dezelve binnen 24 uren aan den Kommandant moesten overleveren; verder, dat daarna eene huiszoeking zoude worden gedaan, en dat allen, bij wie men dan nog gestolen goederen zoude mogen vinden, met den dood gestraft zouden worden. Den 29 November. Men hoorde tusschen hier en Appingedam een aanhoudend geweervuur, en bemerkte den geheelen dag vele geallieerde troepen in den omtrek, waarom al de buitenwachten aanhoudend onder 't geweer moesten, en er eenige schoten van de batterijen van hier gedaan werden. Den 30 November. Het grootste gedeelte der bezetting deed een' uitval op Tuikwert, alwaar de Geallieerden eene batterij en buitenwacht hadden. Een hevig vuur met grof en klein geschut liet zich hooren, hetwelk duurde tot 3 uur 's namiddags, op welk oogenblik men de daarliggende boerderij van willem dethmers, waarin de Geallieerden de wacht hadden, in vollen brand zag. Den 1 December zag men eene boerderij branden in den omtrek van Holwierda. Den 2 December. Niets voorgevallen. Den 3 December werd omgetrommeld, dat ieder, die gestolen paarden gekocht had, dezelve moest terug geven, of anders naar de wet zou worden gestraft, (wordende hiermede bedoeld de paarden, welke door de Franschen op hunne retraites naar deze vesting, van de boeren geroofd waren.) Den 4 December. Tegen den avond deden circa 400 man, onder commando van den Kolonel der | |
[pagina 20]
| |
Ga naar margenoot+ Zwitsers, bleuler, een' uitval, met oogmerk om Appingedam te overrompelen, doch niettegenstaande dat deze de batterij bij het tigchelwerk van den heer bellinga, (halfweg Appingedam) waarvan de Geallieerden zich met hun geschut hadden terug getrokken, vermeesterden, werden zij zóó met grof en klein geschut uit Appingedam en Solwert begroet, dat zij weldra den aftogt moesten blazen, na verscheidene gekwetsten bekomen te hebben, waaronder zich als zwaar gewond bevonden: de Kolonel, een Officier en een Gensd'arme. Den 5 December hoorde men in den morgenstond reeds eenige schoten van de wallen; de Kommandant deed weldra alle officieren en onderofficieren een looporder afschrijven, bevattende, dat door de drie Keizers een wapenstilstand geteekend was tot den 11 dezer maand. Eenige oogenblikken later moesten al deze orders weder uit hunne boeken worden geschrapt. Tegen den avond liet de Kommandant een detachement van 100 man met 1 veldstuk uittrekken, en dienzelfden avond hoorde men nog vele schoten met kleingeweer aan de buitenposten. Den 6 December. Niets merkwaardigs voorgevallen. Den 7 December. Twee Douanen gingen, vergezeld van gewapende manschappen, ieder met een' muddezak op den rug, op de Eems onder zeil, met oogmerk, om van den Oost-Frieschen wal buit te halen, doch deze werden aldaar zoowel begroet, dat zij met ledige zakken spoedig terug kwamen. Den 8 December mogt niemand de poort uit, dan na voorzien te zijn van eenen pas van den Kommandant. | |
[pagina 21]
| |
Ga naar margenoot+ Den 9 December. Des morgens ging de Ex-Kommandant van Emden, gombaud, als Parlementair naar Emden. Ook vertrokken dienzelfden dag twee schuiten met burgervrouwen naar Appingedam. Den 10 December. Men zag veel volk werken aan de batterij tusschen de steenbakkerij van den heer bellinga en Biesum, waarop van hier vele schoten van den wal werden gedaan. Tegen den middag werd een officier als Parlementair alhier geblinddoekt binnen geleid, die twee uren daarna weder uitgeleid werd. Nog vertrok dezen middag eene schuit met burgervrouwen en kinderen. Men zag twee Engelsche oorlogsbrikken in de verte op de Eems geankerd. Den 11 December. Des morgens hoorde men eenige kanonschoten op de Eems; doch door de sterke mist kon men niets afzien. Tegen den middag vertrok eene tjalk van hier naar Groningen, hebbende de jufvrouw j.j. vos en hare beide dochters aan boord, gevolgd van eene schuit, beladen met vrouwen en kinderen van inwoners dezer vesting. Ook bekwam de heer p.j. vos verlof van den Kommandant, om zijne vrouw en twee kinderen, alsmede eenig mobilair, naar Emden te vervoeren. Den 12 December. De Pruissische dragonder, die den 25 November als gevangene hier was binnen gebragt, werd wederom tegen een' Garde de Genie uitgewisseld. Ook vertrok weder een schip en eene schuit met vrouwen en kinderen. Omstreeks den middag zag men de boerderij van pieter jakobs bos in brand. Ook trok heden eene troep Franschen uit, met oogmerk om weder hooi en | |
[pagina 22]
| |
Ga naar margenoot+ stroo binnen te brengen; doch zij werden door de Geallieerden in hun voornemen gestuit, zoodat zij hals over kop met een weinig hooi, vee en twee varkens moesten terugkeeren. Daarop werden van hier eenige schoten van den wal gedaan, welke promptelijk van de andere zijde beantwoord werden. Men hoorde overigens den geheelen dag een aanhoudend klein vuur rondom Delfzijl. Den 13 December deed een gedeelte dezer bezetting wederom een' uitval met eenige boerenwagens naar de boerderij van pieter jakobs bos. Kort daarop hoorde men een kanonvuur van de andere zijde. Ook van deze zijde werden nu verscheidene schoten gedaan, 't geen tot den avond voortduurde. Ook vertrok heden weder een schip met verscheidene huisgezinnen. Den 14 December geleidde men des morgens den heer gross van Leer als Parlementair hier binnen. Des middags ging eene tjalk met gewapende manschappen naar de molens van den heer garrelts, ten einde van daar eene aan het trekdiep staande lading Facijner palen, te halen, en hier binnen te brengen. Kort daarop hoorde men een sterk vuur met klein geweer. Desniettemin kwamen zij met deze lading binnen. - Verder deserteerde in den afgeloopen nacht een officier der marine, zijnde de heer hogevehn, benevens 18 man van zijne equipage. Den 15 December. In den afgeloopen nacht deserteerden wederom 6 man van de kanonneerbooten. De Kommandant liet heden afkondigen, dat geen mensch deze plaats meer mogt verlaten. Den 16 December. In den morgen had er eene kleine attaque plaats op de buitenwacht te Farm- | |
[pagina 23]
| |
sum;Ga naar margenoot+ ook vielen er eenige kanonschoten van den wal. Den 17 December. Vroeg in den morgen rukte van hier weder uit eene bende plunderaars, circa 4 à 500 man sterk, bij zich hebbende 4 tjalken, welke met schippers, hiertoe door den Maire geprest, bemand waren, met order om van het huis van den heer van der werff al de daar zijnde fouragie hier binnen te brengen. Doch daar gekomen, verliep er weinig tijds of zij werden door de Nationale garde gedurende twee uren zoo deerlijk geattaqueerd, dat zij ten laatste met 3 geblesseerden en slechts zeer weinig hooi in overhaasting terug kwamen. In den avond verbrandde een huis bij de Farmsummer klap, toebehoorende aan w.j. groeneboom. Den 18 December. In den morgenstond hoorde men verscheidene kanon- en geweerschoten, en tegen den middag loste men alhier van den wal eenige stukken op een klein aantal Kozakken, die tot onder 't bereik van het geschut genaderd waren; doch op geenerlei wijze kon men hen treffen. Den 19 December. Des morgens hoorde men eenige schoten met kleingeweer, en tegen den avond vertoonden zich wederom eenige Kozakken. Den 20 December. De Kommandant deed proclameren, dat, indien de Geallieerden nader aan Delfzijl batterijen mogten opwerpen, hij alsdan dadelijk, door de sluisdeuren open te zetten, het land onder water zoude doen loopen. Tegen den avond vertoonden zich op den dijk eenige Kozakken, op welke eenige schoten van den wal gedaan werden. Den 21 December. Heden viel er niets bijzonders voor. | |
[pagina 24]
| |
Ga naar margenoot+ Den 22 December. 's Morgens gingen 2 tjalken, onder geleide van eene bende Franschen, naar de boerderij van den heer j.j. vos. Aldaar gekomen, werd de huisbediende en een ander knecht allerdeerlijkst mishandeld, zoodat eerstgenoemde met een bebloed hoofd en over zijn geheele ligchaam blaauw geslagen, op bloote voeten bij zijnen heer aan huis kwam vlugten, terwijl de ander zich in het hooi op de boerderij verstak. Men laadde de 2 tjalken geheel vol van de beste tarwe, boonen en hooi, en bragt ze hier binnen. Des namiddags werd de buitenpost van circa 50 man in bovengemelde boerderij gelegd. Den 23 December viel er niets bijzonders voor. Den 24 December. Wederom gingen 2 schepen van hier uit, waarvan het eene met koren van de boerderij van simon ritses bos, en het andere met de rest koren en hooi van de boerderij van den heer j.j. vos beladen werd. Den 25 December. Des morgens vóór het aanbreken van den dag, stond de boerderij van simon ritses bos, aan den trekweg, in vollen vlam. Tegen den middag hoorde men sterk schieten bij de buitenwacht, en vervolgens zag men van vele kanten geallieerde troepen naderen, op welke hier van de wallen gevuurd werd. De geheele bezetting was onder 't geweer op de wallen, terwijl de Gensd'armes door het geheele fort patrouilleerden, en ieder burger, die in of voor zijne deur stond, noodzaakten in huis te gaan. Vervolgens werd door den Kommandant geproclameerd, dat ieder burger of militair, die uit deze forteresse of uit Farmsum tot de Geallieerden mogt overgaan, zijne goederen zoude verbeuren, en, | |
[pagina 25]
| |
Ga naar margenoot+ indien hij achterhaald mogt worden, zonder vorm van proces binnen de 24 uren met de kogel zou gestraft worden. Ook werden heden, zoo hier als te Farmsum, proclamatiën verspreid in de Hollandsche en Fransche taal beide, van den Kolonel der Nationale garde m. busch, Chef van het belegeringskorps voor Delfzijl, houdende kennisgeving, dat op den 30sten der vorige maand Z.D.H. de Erfprins van Oranje als Souvereine Vorst van Holland was uitgeroepen; voorts werden daarbij allen, burgers en militairen, uitgenoodigd, om uit de Fransche dienst tot hen over te komen, onder verzekering dat zij goed ontvangen en geldige passen hun zouden worden uitgereikt. Eindelijk werd daarbij de ernstige waarschuwing aan deze bezetting gedaan, om zich voortaan aan brand noch plundering meer schuldig te maken. Den 26 December. Men hoorde, dat het gevecht van gisteren de Franschen 1 doode en 5 gekwetsten gekost had. Den 27 December. Gedurende den laatsten nacht tusschen 1 en 2 uur hoorde men 3 kanonschoten van den wal, en dezen morgen vernam men, dat de Luitenant-Kolonel hink en de Luitenants diemer, paling en walreh, onder voorwendsel van scheepjes op de Eems te willen prijs nemen, deze haven met drie kanonneerbooten waren uitgegaan, en dat zij, op de Eems gekomen, aanstonds koers hadden gezet naar de Engelsche brikken, naast welke men ze heden morgen in linie geankerd zag liggen. Eene boot, met Douanen bemand, welke hun tot het nemen van prijzen zou adsisteren, is terstond, na het voornemen van de bemanning der kanonneerbooten bemerkt te hebben, in deze haven terug gekeerd. | |
[pagina 26]
| |
Ga naar margenoot+ Tegen den avond zag men twee cavaleristen langs den dijk van Farmsum komen aanrijden, zijnde een Parlementair met een trompetter, welke, onder den wal genaderd zijnde, hunne dépêches aan eenen Lt. der Douanen overhandigden en daarop terugkeerden. Nog werd heden geproclameerd, dat ieder inwoner binnen 24 uur aan den Maire opgaaf moest doen van de levensmiddelen, welke hij nog onder zich berustende had, en tevens hoe langen tijd hij met zijn huisgezin daarvan zou kunnen leven. Vervolgens dat ieder, die nog wapens, van welken aard ook, onder zich had, deze, op straffe des doods, binnen 24 uren aan het arsenaal moest inleveren; tevens, dat geen burger hoegenaamd iets van een' militair mogt koopen. Den 28 December. Vroeg in den morgenstond vertrok van hier een Parlementair, die tegen den middag terug kwam. Men hoorde achter Farmsum eenige schoten met kleingeweer. Den 29 December. Niets anders voorgevallen, als dat in den afgeloopen nacht velen gedeserteerd zijn. Den 30 December. Men hoorde des morgens achter Farmsum een sterk musketvuur. De Engelsche brikken gingen onder zeil en deden eenige kanonschoten op Delfzijl; de kogels bereikten echter den wal niet. Des namiddags te 1 uur een Parlementair van Appingedam aan de buitenwacht. Den 31 December. Des nachts ging de Kommandant, alleenlijk vergezeld van eenige manschappen, buiten de Farmsummerpoort, liet de vloeddeuren der sluis openzetten en vastbinden, ten einde het omliggende land onder water te zetten. Zoodra nu de | |
[pagina 27]
| |
Ga naar margenoot+ vloed opkwam, braken de kettingen, taljies en palen, terwijl de deuren met een ijsselijk geweld digt sloegen. Heden dik van mist; men hoorde eenige kanon- en geweerschoten. | |
[1814]Ga naar margenoot+ Den 1 Januarij. Een donkere nieuwjaarsdag. Des middags te 12 uur werd door den Maire aan al de schippers van de in de haven liggende schepen, zonder onderscheid, gelast, binnen 24 uren hunne masten uit te ligten of te kappen. Omstreeks 2 uur was er eene sterke beweging onder de militairen, en een oogenblik daarna was alles onder 't geweer. Tegen den avond hoorde men bij de buitenwacht, op de boerderij van den heer j.j. vos, sterk schieten. Den 2 Januarij. Men bragt eenig voeder voor het vee, alsmede eenige wagens met turf binnen van den Farmsummer roggemolen, toebehoorende aan den heer c.j. borst, die vooraf met zijne vrouw en kinderen den molen had verlaten. Den 3 Januarij. Eenige geweerschoten werden bij de buitenwacht te Farmsum gehoord. Men loste een stuk kanon op drie mannen, die op den dijk kwamen aanrijden. Den 4 en 5 Januarij viel er niets bijzonders voor. Den 6 Januarij. Heden werden, op order van den directeur der Artillerie, lebel, zonder bon of taxatie, 28 stuks zware eiken boomen van de werf Concordia weggehaald. Den 7 Januarij. Men zag des morgens eene kof in het Gaatje ten anker liggen. Ras deed men daarop 3 kanonschoten van den wal. Vervolgens zond men 2 sloepen met gewapende manschappen er op af; doch de kof, deze tot op eenigen afstand genaderd | |
[pagina 28]
| |
Ga naar margenoot+ ziende, ligtte het anker en dreef verder op naar boven, waarop de sloepen oogenblikkelijk naar hier terug roeiden. Des middags ging genoemd schip, onder bedekking van eenen kanonneerboot naar beneden; doch door tegenwind keerde het tegen den avond terug. Den 8 Januarij. Voorgemelde kof werd, onder geleide van twee kanonneerbooten en twee loodsbooten naar beneden gebragt. Den 9 Januarij. Men zag de 3 Engelsche brikken en 1 galjas van beneden naar de Knock opzeilen. Heden deserteerde een in requisitie zijnde boer met zijne 2 paarden. Den 10 Januarij. De gisteren opgezeilde galjas was den vorigen nacht een geheel eind door het -ijs weggeschoven; doch heden morgen zag men hem reeds weder naar den Emder wal opwerken. Den 11 Januarij. Niets voorgevallen, als eenige schoten bij de buitenwacht. Heden en voorgaande dagen was men druk bezig met de huizen tusschen hier en de Farmsummer kerk, onder welke zich twee groote gebouwen, ieder van 8 kamers, bevonden, af te breken. Den 12 Januarij. Waren de voorgaande dagen noodlottig voor Delfzijl's ingezetenen - de dag van heden was het voor den heer j.j. vos, daar het Buiten met de boerderij van dezen, heden namiddag omstreeks 1½ uur door de Franschen in brand werd gestoken en in minder dan 3 uren tot den grond toe afbrandde. Den 13 Januarij. De wacht van de gisteren verbrandde boerderij van den heer vos werd ingerukt, en in het nieuwgetimmerde huis op de werf Concordia geplaatst. | |
[pagina 29]
| |
Ga naar margenoot+ In den afgeloopen nacht deserteerden 4 Zwitsers en 1 Douane. Een der eerstgenoemden werd terug gekregen. Ook hoorde men den vorigen nacht sterk schieten met grof en klein geschut, hetgeen tot den morgen toe duurde. Den 14 Januarij. Niets voorgevallen, dan dat er eenige schoten bij de buitenwacht gedaan worden. - Voorts vernam men van een' sergeant der Veteranen, dat in zijn bijwezen de Plaatselijke Kommandant eergisteren de boerderij van den heer vos, eigenhandig had in brand gestoken. Den 15 Januarij. Heden stond het huis op de werf Concordia in brand, welke brand echter wederom gebluscht werd. De wacht brak de kleine houtschuur op de werf af, en het hout werd door de Zwitsers hier binnen gebragt. Den 16 Januarij. In den nacht van heden werd men, omstreeks 1½ uur, gewekt door een hevig kanon- en musketvuur, 't welk tot den middag voortduurde. Men bragt tegen den morgen uit de omstreken van Weiwert eenige schapen, en van Geefsweer een' Pruissischen kanonnier van de Landweer als krijgsgevangen binnen. De gedeserteerde en teruggekregene Zwitsersche soldaat, werd heden - na zeer plegtig door alle de Superieuren der Zwitsers onder den blooten hemel te zijn gevonnisd, - in het Holwierder bastion doodgeschoten. Den 17 Januarij. Een Parlementair van Appingedam arriveerde aan de buitenwacht, en overhandigde zijne depêches aan eenen adjudant. | |
[pagina 30]
| |
Ga naar margenoot+ Tegen den avond hoorde men sterk schieten aan de buitenwacht benoorden Delfzijl. Van den wal deed men 3 schoten. Den 18 Januarij. Des morgens omstreeks 7 uur zag men verscheidene boerenwagens uitrijden. Te 8 uur hoorde men reeds eene hevige kanonnade van beide zijden met grof en klein geschut. Omstreeks 9 uren zag men de wagens met turf beladen terug komen, welke buit uit de boerderij van pieter jakobs bos was gehaald. - Tegen het vallen van den avond kwamen de Franschen weder binnen, onder welke 10 à 12 geblesseerden zich bevonden. Vervolgens werd geproclameerd, dat alle tezamenscholingen of vergaderingen van meer dan drie personen, zoo in koffijhuizen en particuliere woningen als op straat, op zware straf werden verboden. Des avonds omstreeks 9 uur zag men de beide aanzienlijke boerderijen buiten de Landpoort, toebehoorende aan f.l. schoonbeek en aan pieter jakobs bos, in lichten vlam, en vervolgens tot op den grond afbranden. Den 19 Januarij. Er vielen eenige kanonschoten hier van den wal. Vervolgens werd geproclameerd, dat niemand, hoegenaamd en onder welk pretexte ook, zich na vijf uren meer op straat mogt laten zien, en dat allen, welke men na dezen tijd mogt aantreffen, dadelijk in de gevangenis zouden worden gebragt. Den 20 Januarij. Des morgens deed men eenige schoten van den wal. Den 21 Januarij. Men maakte toebereidselen, - door het passen van balken tusschen de sluisdeuren, - om het water naar binnen te laten loopen. | |
[pagina 31]
| |
Ga naar margenoot+ Den 22 Januarij werden hier van den wal kanonschoten gerigt op eenige manschappen, die op den dijk tegen Weiwert zich vertoonden. Den 23-25 Januarij. Gedurende deze dagen werkte men aanhoudend aan de sluisdeuren. Vervolgens werd, op order van den Kommandant, door den Maire aan den heer j.j. vos bekend gemaakt, dat hij dadelijk de noodige middelen in 't werk moest stellen om zijn nieuw tjalkschip, 't welk op de werf Concordia stond, te water te brengen of te sloopen, daar anders de Kommandant het in brand zou doen steken. Den 26 Januarij. Er werden van 's middags tot 's avonds verscheidene kanonschoten van weerszijden gewisseld. Den 27 Januarij. Men bragt bij voortduring veel hooi, stroo en turf uit Farmsum binnen. Den 28 Januarij. Den geheelen dag werd sterk met houwitsers en kogels van de wallen geschoten, waardoor er een hevige brand in het nabijgelegen gehucht Biesum ontstond. Ook kwam heden hier de eerste kogel, zijnde een 24 ponder, van de andere zijde binnen. Komende van de batterij van Tuikwert, nam deze zijne rigting langs de Marktstraat en trof de lantaarn boven de deur van den logementhouder g. de witt, het aanslagbord van den Maire met eenige huwelijks-aankondigingen, benevens eene steenen bank, door welker stukken een Gens d'arme aan het hoofd gewond werd. Vervolgens rolde deze kogel tot in de hoofdwacht bij de Waterpoort. Den 29 Januarij. Des morgens hoorde men eenige schoten hier van den wal, en des middags verscheidene geweerschoten bij de buitenwacht achter Farmsum. Den 30 Januarij. Niets voorgevallen, dan dat de | |
[pagina 32]
| |
Ga naar margenoot+ krijgsgevangenen op het in de haven liggend Fregatschip de ‘Comtesse Marie’ werden gebragt. Den 31 Januarij. Heden waren, op order van den Kapitein der genie, carrette, een aantal werklieden bezig, de muren, welke nog van de boerderij van den heer vos waren staan gebleven, omver te werpen. Deze werden echter weldra in hunnen arbeid gestuit door eenige manschappen, welke uit het tigchelwerk van den heer garrelts een geweervuur op hen losten. Nog werd dezen namiddag een sergeant van de Kust-kanonniers, die bezig was met het vullen van bommen, door het springen van eene derzelve, zwaar geblesseerd. Den 1 Februarij. Heden morgen ontstond er brand op de werf Concordia, die echter met behulp van eenige manschappen weder gebluscht werd. Kort daarna zag men een aantal werklieden naar buiten gaan, om de timmerschuur der werf af te breken en het hout naar binnen te voeren. Ook deserteerde heden morgen een boerenjongen met zijn paard en wagen. Des namiddags rigtte men een sterk kanonvuur van de wallen op de batterij te Tuikwert, hetwelk van daar duchtig beantwoord werd. Twee kogels troffen den wal. Daarenboven kwam een door het dak der schuur van de Wedw. roelfzema, en drong toen nog door een' dikken muur tot in den snikstal; een ander viel in den tuin van den heer vos, in de Kerkstraat, en vloog door de schutting tot voor den gevel van het huis van de Wedw. haijes; een, die in den tuin van b. moorlach viel, boorde 8 à 10 voet diep in den grond; een kwam in | |
[pagina 33]
| |
Ga naar margenoot+ den tuin van j.s. de vries; een ander kwam door den schoorsteen en den muur van het Arsenaal op den turfzolder van l. stratingh; nog een ander vloog in het huis van eppe bakker, in de Waterstraat, en verscheidene in de haven en over Delfzijl henen. Den 2 Februarij. Wederom als gisteren van weerszijden eene hevige kanonnade, waarbij men nu van de andere zijde van 2 batterijen begon: de eene te Tuikwert, de andere op den dijk bij het huis van de Wedw. t.p. naat. Wederom viel er een aantal 24 ponders binnen de vesting, en wel op navolgende plaatsen: een in den tuin van j.s. de vries; een door het huis van p.h. bos; een door den buitenmuur van den koopman smit; een door de schuur van a.t. vos, het dak van den Maire dusellier, den stal van w. smit en tegen den muur van het huis van a. wildervank in de Marktstraat; een in den snikstal; een dwars door het huis van j. van den broek op den Molenberg; een tegen den molen, en nog verscheiden andere in den wal en elders. Den 3 Februarij. Des nachts te 1 uur begon men wederom zwaar van de wallen te schieten, en wel langs den dijk benoorden Delfzijl op de batterij bij het huis van de Wedw. trijntje p. naat, bij Uitwierde, welke kanonnade bijna zonder ophouden dezen geheelen dag voortduurde. Dit schieten werd van genoemde batterij beantwoord, waardoor wederom eenige kogels in de forteresse gebragt werden, en eenige huizen werden beschadigd. Vervolgens reed de Kommandant met een beschonken hoofd, vergezeld van eenige Gensd'armes te paard, in vollen galop de vesting uit, ten einde, zoo het scheen, eene ontdekking | |
[pagina 34]
| |
Ga naar margenoot+ op voornoemde batterij te doen. Doch tot op de hoogte van de afgebrande boerderij van pieter jakobs bos gekomen, werden zij onverwacht van gemelde batterij zoodanig gesalueerd, dat weldra een' van de Gensd'armes het geheele hoofd werd weggeschoten, en de overigen het hazenpad kozen. Het lijk van voormelden Gensd'arme werd hier binnen gebragt en den volgenden dag begraven. Den 4 Februarij. Men zag eenige manschappen, die van hier op roof waren uitgegaan, de molens en het huis van den heer garrelts, benevens eenige boerderijen ten zuidwesten van Delfzijl uit- en ingaan, op welke van de andere zijde eenige geweerschoten werden gedaan; ook schoot men hier nog van den wal tot hunne bedekking. De vrouw van j.a. smaal vertrok met 5 kinderen naar Groningen. Den 5 Februarij. In den afgeloopen nacht deden 200 man, onder kommando van den Inspecteur der Douanen, vimont, een' uitval, om de batterij aan den dijk bij Naterij te overrompelen, 't geen hun ook gelukte. Omstreeks 3 uur in den morgen werden wij gewekt door een allersterkst kanonvuur van de batterijen, hetgeen ons dadelijk deed opstaan. Ras bemerkten wij, dat het huis van de Wedw. naat, benevens eenige boerderijen in het nabijgelegen dorp Uitwierda, in vollen brand stonden. 's Morgens kwamen de brandstichters met een uitbundig victoriegeroep weder binnen, bij zich hebbende 3 boeren als krijgsgevangenen. Zij hadden de stukken op voornoemde batterij vernageld en de affuiten en overige amunitie verbrijzeld. Hun verlies gaven zij | |
[pagina 35]
| |
Ga naar margenoot+ op als volgt: 1 officier, 3 man der Veteranen, 1 Zwitsersch sergeant, 1 soldaat, 1 Gensd'arme te paard en eenige Douanen; als geblesseerd: 1 Maréchal de Logis van de Gensd'armes, benevens 1 Zwitser, 1 Gensd'arme en 3 Douanen. Tegen den middag rukten wederom 70 à 80 man uit, bij zich hebbende eenige sleepen met paarden bespannen, met oogmerk, om daarmede de vernagelde stukken binnen te halen. Naauwelijks hadden zij echter voornoemde batterij bereikt, of men hoorde klokken luiden en zag 3 à 400 man van Appingedam en Holwierda aanrukken. Met dezen viel nu eene hevige schermutseling voor, en de Franschen waren genoodzaakt onverrigter zake terug te keeren. Den 6 Februarij. Een Parlementair van Appingedam aan de Buitenwacht. Den 7 Februarij. Dezen middag verspreidde zich hier het gerucht, dat de Parlementair van gisteren eenen wapenstilstand had voorgeslagen. Ook vertrok nog heden een Parlementair van hier naar Appingedam. Voor de derde keer geraakte de behuizing op de werf Concordia in brand; deze werd echter spoedig gebluscht. Den 8 Februarij. In den afgeloopen nacht hoorde men 2 kanonschoten. In den vóórmiddag kwam aan de voorpost een Parlementair van Appingedam, welke van daar door den Inspecteur der Douanen, vimond, met rijtuig werd afgehaald, en kort daarna wederom werd uitgeleid. Des middags kwam weder een Parlementair van Appingedam, welke hier, op zijn paard geblinddoekt, in- en uitgeleid werd. | |
[pagina 36]
| |
Ga naar margenoot+ De 3 krijgsgevangenen van den 5 dezer, werden op het prison-schip ‘Comtesse Marie’ gebragt. Den 9 Februarij. Heden morgen werd de Parlementair van gisteren wederom te paard en geblinddoekt in- en uitgeleid. In den namiddag vertrok van hier een enkele trompetter naar de voorposten der belegeraars en kwam eenige oogenblikken daarna wederom binnen. Ten laatste vertrok ook nog in den avond een Parlementair van hier naar Appingedam, die eerst des nachts te 2 uur wederkeerde. Den 10 Februarij. Wederom een Parlementair van de andere zijde, die zijne depêches bij de voorposten aflangde. Des avonds omstreeks 10 uur vertrok er een van hier naar Appingedam, zijnde de Sous-Inspecteur der Douanen, turque, met 5 man, welke laatsten met een los paard aan de hand weder terug kwamen en berigtten, dat de Inspecteur turque met eene chais verder naar Groningen was vertrokken. Den 11 Februarij. Des namiddags omstreeks 4 uur kwam turque hier terug, en bragt, zoo het scheen, de tijding mede, dat de geëntameerde onderhandeling tot eenen wapenstilstand ten eenenmale was afgebroken. Een uur na zijne terugkomst werd tot des avonds 8 uur sterk van de wallen geschoten. Ook hoorde men in de omliggende dorpen de klokken luiden. Den 12 Februarij. Met het aanbreken van den dag deden circa 200 man een' uitval, met intentie om de vernagelde stukken van de batterij bij de Wedw. trijntje p. naat te halen. Doch, daar gekomen, vonden zij niets dan eenige boeren-eggen, die zij hier binnen bragten. Door deze mislukking van hun plan verwoed ge- | |
[pagina 37]
| |
worden,Ga naar margenoot+ rukten omstreeks 10 uur in den morgen 4 à 500 man voor de tweede keer uit, zich rigtende naar de dorpen ten zuidoosten van Delfzijl. Kort daarop hoorde men een hevig musketvuur bij het dorp Weiwert, waarhenen de Franschen waren doorgedrongen. Zij maakten daar 16 krijgsgevangenen, alle van de Hollandsche landweer, welke hier tegen den middag binnen gebragt werden, terwijl zij 30 stuks hoornvee, 4 paarden en eenige schapen roofden. Daarop zag men het gehucht Geefsweer en vervolgens Weiwert in vollen brand; het eerste werd geheel, het laatste ten deele in asch gelegd. Hierop rukten de troepen weder binnen, met zich voerende eenige schapen, geitebokken, spek, vleesch, kaas, zout, mannen- en vrouwenkleederen, beddegoed, meubelen enz. Evenwel ontwaarde men, dat deze uitval hun eenige dooden, verscheidene geblesseerden en 3 gevangenen gekost had. - Tegen den avond zag men een' Parlementair van Appingedam aan de voorposten, die daar zijne depêches overhandigde. Den 13 Februarij. Een Parlementair van hier naar Appingedam vertrokken. Den 14 Februarij. De kapitein n. smaal en j.l. stratingh, beide burgers van Delfzijl, gedeserteerd. Den 15 Februarij. Een Parlementair van Appingedam aan de Buitenwacht. Den 16 Februarij. Van hier vertrok naar Appingedam als Parlementair een brigadier en een trompetter der Gensd'armes, van welke laatstgemelde, een Hollander, het terugkomen vergat. Den geheelen dag werd bijna zonder ophouden van de wallen geschoten. Den 17 Februarij. In den afgeloopen nacht deser- | |
[pagina 38]
| |
teerdeGa naar margenoot+ een Gensd'arme, en heden morgen vertrok van hier een Parlementair naar Appingedam. Verder werden de op den 12 dezer en voorgaande dagen gemaakte gevangenen, na vooraf hun' eed om in een jaar en een' dag de wapens niet weder tegen de Franschen te zullen voeren, te hebben afgelegd, in vrijheid gesteld. Eenige schoten vielen tegen den avond van den wal. Den 18 Februarij. Den gepasseerden nacht stond het huis op de werf Concordia voor de vierde maal in brand. Heden morgen omstreeks 11 uur gingen 6 Douanen en 1 officier van de Gensd'armes te paard uit, ten einde eene ontdekking in het veld te doen; doch zoodra de gelegenheid zich aanbood, gaf de officier zijn paard de sporen en ging tot de Geallieerden over. Gedurende den geheelen dag eene sterke kanonnade van de wallen, en des avonds zag men in het dorp Heveskes een boerderij in brand. Den 19 Februarij. Den geheelen dag een hevig kanonvuur van den wal. Den 20 Februarij. Van hier ging een aantal wagens uit, onder bedekking van Gensd'armes, Zwitsers, Douanen enz., zich begevende naar de scheepstimmerwerf van groeneboom. Van daar bragten zij binnen: zeilen, touwwerk, hout, turf, huisraad en beddegoed. Gedurende deze strooperij zag men van de wallen vele chefs, onder anderen den Directeur van de Artillerie, den Kapitein Superieur der Genie, den Inspecteur vimond, benevens vele Douanen, het huis van den heer garrelts uit- en ingaan. Den 21 Februarij. Des namiddags een aanhoudend | |
[pagina 39]
| |
Ga naar margenoot+ kanonvuur van de wallen op eenig volk, 't welk door Weiwert naar Heveskes trok; waarop men van uit het laatstgemelde dorp verscheidene kanonkogels in Farmsum bragt. Den 22 Februarij. Een detachement ging, vergezeld van eenige wagens, van hier uit langs de molens naar de boerderij van jan blink, waar men de wagens belaadde met aardappelen, turf, hooi, ongedorschte tarwe, boonen enz. Dit detachement bragt een buitengewoon Groninger dagblad mede, behelzende, dat den 2 dezer de Geallieerde armee Parijs was binnen gerukt. Verder was er dezen namiddag een hevig kanonvuur tusschen het dorp Heveskes en de vesting. Den 23 Februarij. Heden voormiddag reed de Kommandant, vergezeld van het geheele corps Gensd'armes van hier uit naar de molens van den heer garrelts, en vervolgens tot nabij de voorpost der Geallieerden, waar hij zijne manschappen in slagorde stelde, met intentie om deze post op te ligten; doch de onverschrokkenheid, waarmede hij door de Nationale Garde ontvangen werd, deed hem spoedig regtsomkeert maken. Verschrikkelijk beschonken kwam hij het Fort weder binnen, terwijl hij op het kerkhof van zijn paard viel en zwaar aan de dij gekwetst werd. Eenige Douanen bragten een' Russischen dragonder, welken zij zonder paard en van een' hond vergezeld, in het land hadden zien dwalen, hier binnen. De gevangene gaf alle blijken van krankzinnigheid. Den 24 Februarij. Niets voorgevallen. Den 25 Februarij. Eenige kanonschoten van de wallen gedaan. | |
[pagina 40]
| |
Ga naar margenoot+ Den 26 Februarij vertrok van hier een Parlementair naar Appingedam. Den 27 Februarij. Des nachts werd wederom van hier een uitval op het dorp Weiwert ondernomen, waar het de Franschen gelukte 13 man van de wacht te overweldigen. Daarna werden zij uit het dorp Heveskes zoo hevig beschoten, dat zij weldra naar hier moesten terugkeeren met een verlies van eenige dooden en gedeserteerden. Den 28 Februarij. Heden geraakte het huis op de werf Concordia voor de vijfde keer in brand. Verder deserteerden in den afgeloopen' nacht 6 Douanen, en des morgens 3 boeren met 3 span paarden, welke bezig waren boomen te slepen. Vervolgens werden de gisteren gemaakte 13 gevangenen op dezelfde voorwaarden als de vorigen, op vrije voeten gesteld. Den 1 Maart. Heden werd de opperste vee- en hooidief, zijnde een Sous-Luitenant der Douanen, op het singel van simon ritzes bos, alwaar hij met de zijnen bezig was alles tot op het kleinste vruchtboompje na om te hakken, door een' van de Nationale Garde gevat en als gevangene weggevoerd. Vervolgens ontstond er des avonds in het huis van cornelis gransbergen een schrikkelijke brand, die voor de noodlottigste gevolgen deed vreezen, doch door de werkzaamheid der burgerij gebluscht werd. Den 3 Maart. Met het aanbreken van den dag deed het grootste gedeelte dezer bezetting, zijnde 5 à 600 man, een' uitval. Spoedig hoorde men een verschrikkelijk kanon- en musketvuur tusschen Tuikwert en Delfzijl, 't welk zich al verder verspreidde tot aan het gehucht Amsweer, waar het gevecht aller- | |
[pagina 41]
| |
hevigstGa naar margenoot+ werd. Hier moesten echter de Belegeraars voor de overmagt bukken en retireren, waardoor de Franschen een kapitein van de Nationale Garde, zijnde de heer - van bolhuis, van Groningen, benevens 10 man en 2 stukken geschut in handen vielen. Den 4 Maart. Men stelde twee der op gisteren binnengebragte gevangenen wederom in vrijheid. Er deserteerden van hier 2 Gensd'armes, 1 kanonnier en 1 Veteraan. Nog vertrok van hier een Parlementair naar Appingedam. Voorts werd geproclameerd, dat het aan ieder ingezeten', zoo hier als te Farmsum, verboden werd, hoornvee aan de slagers te verkoopen, en dat diensvolgens ieder eigenaar van vee het getal daarvan aan den Maire moest komen opgeven. Den 7 Maart. Weder werden 3 krijgsgevangenen in vrijheid gesteld. Vele schoten vielen er van den wal. Men zag van de achter den Knock liggende Engelsche brikken vele vlaggen wapperen. Den 9 Maart. Des morgens vertrok van hier een Parlementair naar Appingedam; des namiddags arriveerde hier een. Den 10 Maart. Des morgens deserteerde een Gensd'arme, die met het toezigt op de werklieden in het bosch van simon ritzes bos belast was, met zich nemende een' boer en 2 paarden. Omstreeks 4 à 5 uur tegen den avond, deserteerde ook de Kapitein der Gensd'armes, de heer van ingen, met zijn paard, op wien nog eenige schoten van den wal gedaan werden. De heer lachaire, Kapitein-kwartiermeester der Kustartillerie, kreeg huisarrest onder bewaking van een' Gensd'arme. Den 11 Maart. Heden morgen werden wederom 4 | |
[pagina 42]
| |
Ga naar margenoot+ krijgsgevangenen in vrijheid gesteld. De Kommandant liet eene proclamatie rondtrommelen, waarin hij verklaarde, dat hem - uit hoofde dat de Belegeraars niet ophielden batterijen tegen deze vesting op te werpen - geen ander middel meer overig bleef, dan de sluizen te openen en het land te doen overstroomen. Den 12 Maart. Heden niets voorgevallen, dan dat bij wijze van loting het slagten der beesten geregeld werd, die ten getale van 63 door den Maire waren opgeschreven. Den 13 Maart. Eenige Douanen gedeserteerd. Den 14 Maart. Den gepasseerden nacht deserteerde een groot aantal matrozen, zoo van de Douanen-booten als van de kanonneerbooten, benevens vele anderen. Den 15 Maart. Wederom eenigen gedeserteerd. Een Parlementair vertrok van hier naar Appingedam. In den muur van den roggemolen van c.j. borst, bij Farmsum, werden schietgaten gemaakt. Den 16 Maart. Op order van den Maire moest ieder inwoner 1 of 2 beddelakens leveren. Een Parlementair van Appingedam aan de Buitenwacht. Den 17 Maart. In den gepasseerden nacht deserteerde uit Farmsum een aantal Douanen met geweer en wapens. Heden werd geproclameerd, dat, aangezien den Kommandant ter ooren was gekomen, dat verscheidene burgers eene groote hoeveelheid turf verstoken hadden, zonder daarvan ten dienste der vesting af te staan, deze streng gewaarschuwd werden, terwijl er huiszoeking gedaan zoude worden, en zij, bij wie iets zoude gevonden worden, ten strengste zouden worden gestraft. | |
[pagina 43]
| |
Ga naar margenoot+ Heden middag vielen er verscheidene schoten van de wallen, als ook van de batterij achter Farmsum op 5 deserteurs. Omstreeks 8 uur des avonds hoorde men verscheidene schoten van de Oost-Friesche kust. Den 18 Maart kwamen 3 Fransche vrouwen, twee van Groningen en eene van Termunterzijl hier binnen, op welker komst de Franschen allerhande voor hen voordeelige geruchten gingen verspreiden. Den 19 Maart werden verscheidene schoten op deserteurs gedaan. Den 20 Maart. Twee Zwitsers gedeserteerd. Den 21 Maart. Van hier vertrok een Parlementair naar Appingedam. Verscheidene schoten vielen van de wallen. Een der Engelsche brikken aan de Knock lag wederom in vlot water. Den 22 Maart. Men zag de brik van gisteren met eene groote tjalk de Eems afzeilen. Dezen morgen deed men verscheidene schoten van de wallen op de Buitenwacht bij Valom. Des middags bragt men een' Sous-Luitenant van de Douanen zwaar gekwetst binnen. Deze uitgegaan zijnde om wringen te stelen, was door een' der Belegeraars getroffen: waarop er nog eene kleine schermutseling tusschen de Buitenwachten voorviel. Den 24 Maart. Gepasseerden nacht deserteerden uit Farmsum 4 Douanen en 2 Zwitsers, waarop 4 burgers, bij wie deze in kwartier geweest waren, hier geboeid werden binnen gebragt. Drie derzelve werden des namiddags weder ontslagen, doch de vierde bleef in zijne boeijen zitten, door den Kommandant veroordeeld, in dien staat gedurende het | |
[pagina 44]
| |
Ga naar margenoot+ beleg te blijven. Vervolgens liet de Kommandant, na vooraf alle burgers van hunne turf beroofd te hebben, eene proclamatie afkondigen, waarbij hij aan de ingezetenen gelastte om hunne inkwartiering van de noodige brandstof te voorzien. Heden arriveerde een Parlementair van Appingedam aan de Buitenwacht. Tegen den avond liet zich een musketvuur uit Farmsum hooren, hetwelk door een geweldig kanonvuur van deze wallen gevolgd werd, en op niets anders gemunt was dan op een' arbeider en zijne twee kindertjes, die uit Farmsum deserteerden. Deze arme man, het vuur ten laatste te hevig wordende, zette het op een loopen en liet zijne twee kindertjes op den weg staan, die hem echter door een' Douaan aan de boerderij van jan blink werden nagebragt. Nadat het sedert Nieuwjaar onophoudelijk sterk had gevroren, zoodat het ijs in het Damsterdiep meer dan 2½ voet dik was, hetgeen ten gevolge had, dat de gracht om Delfzijl van af de Snikkebrug tot aan de Beer bij de Zoutegracht, dagelijks door de burgers moest open gehouden worden, werd nu het weder zachter. - Schrikbarend hoog was in den laatsten tijd de prijs der mondbehoeften. Een brood uit paardeboonen, gerstenmeel en zemelen gebakken, kostte 12 stuivers; een zak aardappels 7 à 8 gulden, een stuk boter van 1¼ â„” 50 à 60 stuivers, een spint zoete appels 24 stuivers, een â„” spek 22 stuivers, een â„” rundvleesch 6 stuivers, een â„” rookvleesch 16 stuivers, een hoenderei 2 à 2½ stuiver, een â„” suiker 12 à 15 gulden, een â„” tabak 12 à 15 gulden, eene flesch genever 40 à 50 stuivers, eene flesch brandewijn 50 à 60 stuivers, een kommiesbrood 10 à 12 | |
[pagina 45]
| |
Ga naar margenoot+ stuivers, een â„” gemeen tarwenmeel 6 stuivers, een â„” gerstenmeel 4 stuivers, een kroes melk 3 à 4 stuivers, een kroes olie 18 stuivers. Den 26 Maart. In den laatsten nacht deserteerden van het Prisonschip 3 Kozakken, die men te vergeefs in alle schepen van de haven zocht. Daarop werden de 2 Gensd'armes, die hen bewaakt hadden, gearresteerd, en de overige krijgsgevangenen, zijnde een Kalmuk, een Pruissische en een Russische dragonder, benevens de wachter, die op het schip geplaatst was, in kettingen gesloten en als slaven behandeld. Heden vertrok een Parlementair naar Appingedam. Den 28 Maart. Een Parlementair arriveerde aan de voorposten in Farmsum en overhandigde zijne depêche aan den Kommandant. Den 29 Maart. Heden morgen vertrok van hier met hare goederen de vrouw van den Chirurgijn-majoor der Marine, boomhoff, onder geleide van een' Parlementair, zijnde de Officier der Marine, gamin, benevens een' Officier der Gensd'armes, een Gensd'arme en een trompetter te paard. Den 30 Maart. Dezen morgen kwam een Parlementair van Appingedam aan de voorposten in Farmsum, en des namiddags vertrok er een van hier derwaarts. Vervolgens hoorde men, dat er op morgen een mondgesprek tusschen de Chefs van beide zijden zou plaats hebben, en wel in het huis van den heer garrelts, dat hiertoe als neutraal verklaard was. Den 31 Maart. Heden morgen te 8 ure was reeds alles in beweging, en omstreeks 10 uren zag men drie detachementen Zwitsersche Voltigeurs, Veteranen en Douanen uitmarcheren, hunne rigting nemende | |
[pagina 46]
| |
Ga naar margenoot+ naar het huis van den heer garrelts. Tegen 11 uur zag men twee rijtuigen inspannen, welke weldra, het eene door den Groot-majoor lebel, het andere door den Chef van de Zwitsers en den Inspecteur der Douanen, vimont - allen in groot uniform - werden bestegen. Deze rijtuigen werden voorafgegaan van een Trompetter en 3 Douanen, en gevolgd door al de Gensd'armes en Douanen te paard. Deze stoet trok langs den Farmsummer-weg tot aan de boerderij van j. blink, waar de Gensd'armes en Douanen te paard in slagorde geschaard werden, terwijl de beide rijtuigen langs de voorpost naar de molens van garrelts voortreden, waar de 3 Afgevaardigden uitstapten. Eenige oogenblikken daarna zag men daar mede aankomen de deputatie van Appingedam. Omstreeks 1½ uur na den middag kwamen de Afgevaardigden hier weder terug, waarop nog denzelfden namiddag een Parlementair van hier vertrok, die eerst heden avond te 10 uur terugkwam. Den 1 April. Omtrent het mondgesprek van gisteren wordt de strikste geheimhouding in achtgenomen. Heden middag arriveerde weder te Farmsum een Parlementair van Appingedam, zijnde de heer p.m. kaijzer, die geblinddoekt de vesting werd binnengeleid en daarna door zijnen hier wonenden vader wederom tot aan de voorpost gebragt werd. Den 2 April. Heden middag gingen van hier uit als Parlementairs, in eenen wagen met vier paarden bespannen, de Kolonel der Zwitsers en de Kapitein-Superieur der Genie, carrette, onder eene bedekking van 10 Gensd'armes, voorafgegaan van een' trompetter en 3 Douanen te paard. Bij Tuikwert genaderd zijnde, hadden zij een mond- | |
[pagina 47]
| |
gesprekGa naar margenoot+ met den Kolonel van het belegeringscorps, m. busch, en kwamen daarop de vesting weder binnen. Tegen den avond zag men een' Engelschen brik door het Gaatje naar de Knock opzeilen, gevolgd wordende door eenen tweeden, welke echter bij Rijzum aan den grond raakte. Het gerucht verspreidde zich, dat morgen ochtend een Parlementair naar Emden zoude vertrekken. Den 3 April. Heden morgen te 5½ uur begaven zich de Ex-Kommandant van Emden, gombaud, de Officier der Marine, gamin, benevens een Fransche apotheker en eenige manschappen der Douanen-booten, aan boord van het veerschip van reinder lamberts reining. Te 6 ure verliet gemeld schip de haven. Tot digt aan de op de Knock gestationneerde Engelsche brikken genaderd zijnde, zag men met den verrekijker, dat een Longboot met een' Officier en eenige manschappen aan boord, den veerman aandeed, die daarop verder zeilde en tusschen de brikken ten anker ging, waarop de Longboot weder van boord vertrok. Nadat daarop de veerman weer onder zeil was gegaan, werd er van hier een onophoudelijk kanonvuur geopend op een der Engelsche brikken, welke onder zeil gegaan en tot op eenigen afstand van Delfzijl genaderd, het anker had laten vallen. - Dit vuur had nog niet opgehouden, toen de veerman reeds in de haven van Delfzijl was teruggekomen. Verder arriveerde weder een Parlementair van Appingedam in Farmsum, zijnde de heer d. bulsing, van Groningen. Den 4 April. Heden morgen omstreeks 11½ uur ging van hier naar Appingedam als Parlementair uit | |
[pagina 48]
| |
Ga naar margenoot+ een Officier der Douanen, vergezeld van 9 cavalleristen, welke te 3 ure 's namiddags terug kwamen. Men zag op de Eems de 2 andere Engelsche brikken, benevens een kanonneerboot mede afzeilen en bij de andere brik ten anker komen, op welke wederom een hevig kanonvuur van deze wallen gelost werd, zonder dat een der kogels hen kon bereiken. Ook zag men nog een Engelsche brik van beneden langs het Gaatje komen opzeilen, welke digt bij de Knock aan den grond geraakte. De Med. Doctor ponthier van Farmsum, die door de Franschen beschuldigd was, dat hij door middel van zijn' hond correspondentie met Appingedam gevoerd had, werd weder in vrijheid gesteld. Den 5 April. Heden morgen een Parlementair van Appingedam in Farmsum. 's Namiddags werd eene sloep op het Damsterdiep in gereedheid gebragt, waarmede een Parlementair nog heden naar Appingedam zoude vertrekken. Daarna hoorde men echter, dat dit tot morgen ochtend was uitgesteld. Den 6 April. Men hoorde dezen nacht eenige musket- en 2 kanonschoten. 's Namiddags vertrok van hier als Parlementair naar Appingedam de Luitenant der Gensd'armes, met 4 Gensd'armes en 1 trompetter, welke eenige oogenblikken daarna gevolgd werden door den Zwitserschen Kommandant met 1 wachtmeester en 2 Gensd'armes. De sloep, welke gisteren in gereedheid was gebragt, is heden avond wederom door de sluis in de haven terug gekomen. De brik, welke den 4 dezer in het Gaatje was vastgeraakt, is heden weder in vlot water gekomen. | |
[pagina 49]
| |
Ga naar margenoot+ Den 7 April. Een Parlementair van Appingedam in Farmsum. Aan alle eigenaars van paarden werd gelast morgen na den middag te 1½ uur met dezelve voor het huis van den Kommandant te verschijnen. - Een der Engelsche brikken zeilde heden met eene geheele vloot koopvaardijschepen langs het Gaatje naar beneden, en tegen den avond passeerde aan deze zijde der Paap een Engelsche longboot, waarop verscheidene kanonschoten van deze wallen gedaan werden, doch zonder gevolg. Eene vrouw met 2 kindertjes, die sedert 2 dagen met een' pas van den Kommandant van hier was vertrokken, en gedurende dien tijd tusschen hier en Weiwert had rondgedoold, uit hoofde dat men haar daar niet had willen aannemen, noch hier wederom binnen laten, werd heden morgen hier wederom opgenomen. Den 8 April. Eene sterke kanonnade van den kant van Emden werd heden gehoord. Dezen namiddag omstreeks 2 uur vertrok van hier een Parlementair naar Appingedam, die na verloop van 3 uren terugkeerde. Te 3 ure 's namiddags was de keuring der paarden, ten getale van 27, door den Kommandant, den Commissaris van Oorlog, den Kapitein carette en den Maire duceillée, gehouden. 17 derzelve, waaronder 2 van den heer j.j. vos en 1 van den heer p.j. vos, werden ten dienste van de commissie van Oorlog en den Kapitein der Genie gesteld, en aan de eigenaars der overige 10 paarden werd gezegd, dat hunne paarden aanstaanden maandag buiten de forteresse moesten gebragt worden. | |
[pagina 50]
| |
Ga naar margenoot+ Omstreeks 6 uur werd weder sterk nabij Emden geschoten, en met den verrekijker bemerkte men, dat zulks van een' brik geschiedde, die eene Russische vlag voerde, en tevens, dat van alle schepen, die daar lagen, van den toren, het raadhuis, de molens en verdere publieke gebouwen der stad Emden, de Pruissische vlag wapperde. Te 6 uur kwam een Parlementair van Appingedam in Farmsum, en des avonds te 10 ure nog vergaderde de geheele Raad van defensie. Den 9 April. In den afgeloopen nacht vertrok van hier te 4 uur een Parlementair naar Appingedam, welke heden morgen omstreeks 6 uur terugkwam. - Dezen ochtend vertrokken met verlof van den Kommandant uit de haven 8 turf- en andere scheepjes. Een eindweegs buiten de haven zijnde, werd van de op de Eems gestationneerde Engelsche brikken een longboot met eenige manschappen op dezelve afgezonden. Naauwelijks werd dit van Kostverloren gezien, of men ging de longboot beschieten, waarop deze terug ging. Nu begonnen echter de Engelsche brikken op genoemde turf- en andere schepen te vuren, zoodat deze zich genoodzaakt zagen buiten het geschut der brikken te ankeren en aan den dijk te gaan liggen. Omstreeks 1 uur zag men de brikken van onderen tot boven met vlaggen en wimpels behangen, zelfs tot onder hunne boegsprieten, waarbij tot vernedering van den Franschen trots, de Fransche vlag zoo laag mogelijk tot in het water neerhing. Ook losten zij bijna zonder tusschenpozing al hun geschut, 't geen zonder twijfel het vieren van eene of andere groote overwinning ten doel had. | |
[pagina 51]
| |
Ga naar margenoot+ Heden wederom eene bijeenkomst op de molens van den heer garrelts. Men was druk bezig de noodige bruggen achter Farmsum te slaan, en te 2½ uur begaven zich derwaarts 3 colonnes Infanterie, het eene uit Zwitsers, het andere uit Veteranen en het derde uit Douanen bestaande, benevens 10 tamboers en 2 pijpers. Eenigen tijd daarna waren ook de rijtuigen gereed. In het eerste plaatsten zich de Majoor der Artillerie, lebel, en de Luitenant-Kolonel der Zwitsers; in het andere de Kapitein der Genie, carette, benevens de Inspecteur der Douanen, vimont. Tot escorte reden vóór gemelde rijtuigen, 1 trompetter, 1 vaandrig met de witte vlag, 1 onderofficier en 6 Douanen. Zij werden gevolgd door een' Luitenant en 16 Gensd'armes te paard. Te 3 uur kwamen deze bij de molens aan, en eenige oogenblikken later zag men door het veld van de zijde van Geefsweer aankomen vier personen, waaronder een in het rood gekleed, die een wit vlaggetje droeg, gevolgd door 3 andere personen, van welke twee eenen koffer of vallies te dragen hadden; (naderhand hoorde men, dat eerstgenoemde een Engelsch Officier en laatstgenoemden sloeproeijers waren geweest). Vervolgens kwam ook de stoet van Appingedam, welke niet minder talrijk was. Te 5½ uur was de zamenkomst afgeloopen. De Afgevaardigden van hier stapten wederom in hunne rijtuigen en reden af. Ook die van de andere zijde vertrokken van daar. Te 6 uur in den namiddag werd wederom bij voortduring, onder het wapperen der vlaggen, sterk van de Engelsche brikken geschoten. Eenige Zwitser- | |
[pagina 52]
| |
scheGa naar margenoot+ soldaten zeiden, dat zulks wegens het innemen van Parijs geschiedde: dit was hun aan de molens ter ooren gekomen. Den Zwitserschen officier der Voltigeurs, die de escorte naar de molens gekommandeerd had, werd heden zijne sabel afgenomen en daarop arrest-forçé aangezegd, uithoofde dat hij zijne manschappen had toegestaan, om tijdens het oponthoud daar, communicatie met die van de andere zijde te houden. Den 10 April. Heden dik van mist. Eenige kanonschoten werden op de Eems gehoord. Twee kanonneerbooten kwamen uit de haven van Termunterzijl. De scheepjes van gisteren lagen nog steeds op dezelfde plaats aan den dijk. Den 11 April. Heden morgen werd de burgers, welke men den vorigen Vrijdag had aangezegd, dat hunne paarden dezen morgen buiten de plaats moesten worden gebragt, berigt, dat zij, ten gevolge eener nadere decisie hiervan vrijgesproken waren; voorts, dat een iegelijk, die iets van het zijne buiten de vesting wilde zenden, hiertoe verlof van den Kommandant kon bekomen. Niemand wilde van dit laatste gebruik maken, behalve een enkel hoog bejaard man, met name eiko harms, die met zijn paard en wagen de vesting uitreed. Te 2 uur vertrok van hier een Parlementair, die zijne depêche aan de voorposten overhandigde en daarop terugkeerde. Omstreeks 3 uur vielen er eenige schoten met los kruid, zoowel met groot als klein geschut, uit het dorp Heveskes. Kort daarna zag men den Majoor lebel en den Zwitserschen Kolonel zich naar Kostverloren begeven, en terstond werd er een hevig ka- | |
[pagina 53]
| |
nonvuurGa naar margenoot+ met scherp van de batterijen aldaar gelost, op Weiwert, alsmede op een Engelsche longboot, 't geen meer dan 1½ uur duurde. Te 5½ uur kwam hier een Parlementair van Appingedam, die geblinddoekt binnen de Forteresse tot in het arsenaal (de woning van den Majoor lebel) gebragt werd, waarop aanstonds de Kapitein der Genie in vollen galop over de wallen reed, waarschijnlijk om het schieten te doen ophouden. Te 7½ uur werd voornoemde Parlementair met alle eer en zonder geblinddoekt te zijn, door den Inspecteur der Douanen, vimont, met rijtuig en onder bedekking van 4 Gensd'armes te paard weder naar Farmsum uitgeleid. Den 12 April. De dag van heden liep tamelijk rustig af; er viel slechts een enkel kanonschot. Voorts werd bekend gemaakt, dat de rations vleesch voor het garnizoen, welke op 2 â„” voor de 4 dagen gesteld waren, op de helft verminderd zouden worden, 't welk veel ongenoegen onder de troepen verwekte. Den 13 April. In den namiddag werd zeer sterk van de batterijen dezer vesting geschoten. Den 14 April. In den gepasseerden nacht te 3 uur deed eene colonne van circa 200 man, uit Zwitsers, Douanen en Gensd'armes bestaande, langs den zeedijk bij het Blokhuis, eenen uitval, die ongelukkig afliep. In alle stilte uitgetrokken zijnde, waren zij naauw 500 passen buiten de vesting, of zij hoorden het: ‘halt werda!’ der belegeraars, en werden kort daarop met geweervuur begroet, zoodat een der Zwitsers gedood werd en de colonne in de grootste wanorde binnen de vesting terugtrok. | |
[pagina 54]
| |
Ga naar margenoot+ De boer knijpinga van Solwert, die den 12 dezer hier was binnengebragt, werd heden wederom met zijn paard ontslagen. De bij den laatsten uitval gesneuvelde Zwitser werd dezen middag met militaire honneurs begraven. Tien à twaalf vrouwen van de schamele klasse begaven zich heden naar den Kommandant, ten einde hem te verzoeken om brood aan haar te laten uitdeelen. Zij werden echter door een' Gensd'arme van zijn huis verdreven, en ontvingen ten antwoord, dat, indien zij geene levensmiddelen meer hadden, zij dan van honger zouden moeten sterven, vermits de vivres voor de soldaten bestemd waren, en nimmer aan de inwoners der vesting zouden worden verstrekt. De heer la chaire, die gisteren door den Majoor lebel van zijn arrest ontslagen was, werd heden door den Kommandant, onder voorwendsel dat deze geene kennis van zijn ontslag bekomen had, op nieuw gearresteerd en onder bewaking van een' Gensd'arme gesteld. Den 15 April. In den afgeloopen nacht waren de leden van den Raad van defensie vergaderd. Heden morgen te 6 uur arriveerde een Parlementair van Appingedam in Farmsum. Dezen middag begon men van de Engelsche brik en de 2 kanonneerbooten, die bij de bogt van Watum lagen, te vuren, welk voorbeeld door de batterijen van Holwierde, Appingedam, Heveskes en eindelijk door de Engelsche brik, die tegen laatstgemeld dorpgeankerd lag, gevolgd werd. Terzelfden tijd zag men bij Heveskes een aanzienlijk getal Infanterie en circa 30 man Cavallerie manoevreren. Van de torens van Holwierda, Heveskes en Ap- | |
[pagina 55]
| |
pingedam,Ga naar margenoot+ alsmede van de aldaar liggende schepen wapperden de vlaggen. Omstreeks 2 uur begon men ook dezerzijds van de batterijen sterk te schieten. Den 16 April. Te 2 uur in den namiddag vertrok van hier een Parlementair, naar men hoorde, met een' brief van den Maire, houdende verzoek van de armverzorgers der vesting, dat de arme lieden, die hier aan honger en gebrek blootgesteld waren, te Appingedam mogten worden aangenomen en verzorgd. Omstreeks 2½ uur kwam eene Engelsche sloep met 5 man, en 1 Luitenant als Parlementair, tot digt voor de haven aanroeijen, om een klein kind van een Garde de Genie, 't welk de moeder bij haar vertrek van Emden daar had achter gelaten, naar hier over te brengen. Eene sloep met Douanen haalde het kind af - en hierop keerden de Engelschen terug. Te 3 uur bemerkte men, dat de 8 turfscheepjes, die den 9den dezer van hier vertrokken waren en sedert dien tijd nog steeds aan den dijk hadden gelegen, onder zeil gingen, en, uit hoofde welligt dat men hen aan de andere zijde niet heeft willen aannemen, hunnen koers wederom op deze haven zetteden. Doch op geringen afstand genaderd zijnde, had men dezerzijds de wreedaardigheid om van de batterijen met 24 ponders op dezelve te schieten, 't welk ten gevolge had, dat de aan boord zijnde mannen, vrouwen en kinderen een allerakelijkst geschrei aanhieven, 't geen men hier binnen de vesting hooren konde, waarop zij hunne zeilen streken, hunne scheepjes achter de vlinthoofden aan den dijk schoven en de vlugt namen. Te 4 uur kwam een Parlementair van Appingedam in Farmsum aan. | |
[pagina 56]
| |
Ga naar margenoot+ Den 17 April. Te 1 uur in den afgeloopen nacht hoorde men een sterk musketvuur aan den kant van den Weiwerder dijk. Daarna vielen er van tijd tot tijd eenige kanonschoten van deze wallen. Tegen den morgen werd het schieten heviger en men bemerkte, dat het de 8 turfscheepjes waren, die van den kant der geallieerden met klein geweer en van hier met grof geschut beschoten werden. Tegen den middag vertrok een Parlementair naar Appingedam tot aan de voorposten, en nadat deze hier was teruggekomen, gaf men tot aan den avond een onophoudelijk kanonvuur van de wallen. Den 18 April. Te 1 uur in den namiddag arriveerde een Parlementair van Appingedam in Farmsum, welke te vijf uur door eenen tweeden werd gevolgd; en op hetzelfde oogenblik dat de laatste aankwam, vertrok er een van hier naar de voorposten van Appingedam. De eerstgemelde Parlementair was de heer c. lage, van Groningen. Den 19 April. In den afgeloopen nacht waren de leden van het Conseil vergaderd. Te 1½ uur des nachts vertrok van hier een Parlementair naar de voorposten van Appingedam, die tegen den morgen terugkeerde. Te 12 uur in den middag kwam een Parlementair van Appingedam in Farmsum, en weldra liep het gerucht, dat de belegeraars de bezetting hadden toegestaan één' uit hun midden naar Parijs te mogen zenden, ten einde zich in persoon te overtuigen, dat niet alleen deze hoofdstad, maar geheel Frankrijk door de geallieerde Mogendheden bemagtigd was; dat napoleon bonaparte zijne waardigheid als Keizer van Frankrijk had moeten afleggen en dat in diens plaats | |
[pagina 57]
| |
Ga naar margenoot+ lodewijk XVIII tot Koning van Frankrijk uitgeroepen was. Heden namiddag zag men een groot aantal boeren met hunne vrouwen en kinderen - op bekomen verlof van den Kommandant - op de omliggende landerijen werken, en een oogenblik daarna, meer dan 200 militairen, uit Farmsum en hier, in het veld en op den dijk wandelen, zelfs tot digt aan Weiwert en de voorposten der belegeraars, met wie zij vertrouwelijk begonnen te spreken. Dit was echter van korten duur. Want toen zulks ter ooren van den Kommandant gekomen was, zag men dezen weldra als een dollen hond het Fort uitrijden en in Kostverloren bevel geven om op zijne eigene troepen een stuk geschut te lossen. Tegen den avond vertrok de bovenvermelde Afgevaardigde, zijnde de heer gamin, Officier der Marine, van hier naar Parijs met het rijtuig van den voerman f.c. balkema, begeleid van een' Officier en 16 man der Gensd'armes, benevens 1 trompetter, welke laatsten echter niet verder reisden dan tot aan de voorposten bij Valom. Den 20 April. Heden morgen te 11½ uur werd sterk van deze batterijen gevuurd op eene Engelsche sloep. Terzelfder tijd kwam een Parlementair van Appingedam in Farmsum aan. Des namiddags werd dit schieten herhaald op eenige gewapende manschappen, die tusschen Weiwert en hier in het land liepen en eenige geweerschoten deden. Te 5 uur kwam een tweede Parlementair van Appingedam in Farmsum. Den 21 April. Had de Maire den 16 dezer aan | |
[pagina 58]
| |
Ga naar margenoot+ het Bestuur van Appingedam verzocht om de behoeftige lieden, hier woonachtig, aan te nemen en te verzorgen, - heden kwam daarop een toestemmend antwoord terug. Dientengevolge vertrokken heden ochtend van hier 95 behoeftigen naar Appingedam. Nog wendde zich heden een aantal inwoners dezer vesting tot den Kommandant, met verzoek, dat hun het zelfde voorregt of genot mogt worden toegestaan als de inwoners van Farmsum, namelijk, om zich buiten de wallen te mogen begeven en hunne landerijen te bewerken. De Kommandant wees dit echter van de hand, er bijvoegende, dat zulks de inwoners der vesting niet kon worden vergund, voordat de Afgezant uit Parijs zou zijn teruggekomen. Den 22 April. Een Parlementair van Appingedam in Farmsum. Den 24 April. De heer la chaire werd andermaal van zijn arrest ontslagen. Den 25 April. Een Parlementair van hier naar de voorposten van Appingedam. Den 26 April. Heden in den morgenstond arriveerde een Parlementair van Appingedam in Farmsum, en tegen den middag omstreeks 11½ uur zag men een' wagen met 4 paarden bespannen hier aankomen, in welken zich de naar Parijs afgevaardigde Officier der Marine, gamin, bevond, die, naar men hoorde, niet verder dan 's Gravenhage had kunnen komen. Den 27 April. Heden vertrok van hier wederom een aantal mannen, vrouwen en kinderen, zijnde behoeftigen, ten getale van 24. Nadat in den afgeloopen' nacht van 3 tot 7 uur Conseil was gehouden, vertrok dezen namiddag een Parlementair naar de voorposten van Appingedam. | |
[pagina 59]
| |
Ga naar margenoot+ Den 28 April. Heden namiddag te 2 uur kwam een Parlementair van Appingedam tot aan de voorposten van Farmsum. Vervolgens deserteerde van hier de heer stort, Luitenant der Marine. Den 29 April. In den laatsten nacht werd van 's avonds 11½ uur tot 's morgens 6½ uur groot Conseil gehouden, waarop dezen morgen te 9 uur als Parlementair van hier te paard naar Appingedam vertrok de Kapitein der Genie, carette (door 't volk bijgenaamd: de duivel op vier beenen), vergezeld van een' trompetter en een' die de Parlementaire vlag droeg; voorts een derde, die de houten krukken van den Kapitein, alsmede een groot valies bij zich op het paard had. Verschillend zijn de geruchten, die omtrent deze zending loopen. Sommigen willen, dat het eene capitulatie betreft; anderen spreken van behoefte aan medicamenten, waarin moest worden voorzien; nog anderen beweren, dat de sluizen, die gedurende al den tijd van het beleg digt gezeten en daardoor de landerijen hadden doen overstroomen, zullen worden opengezet. Heden avond 8 uur keerde de Parlementair terug. Den 30 April. De zending van gisteren naar Appingedam schijnt niet ten voordeele van de Franschen te zijn uitgevallen, vermits het heden naar alles, behalve naar vrede uitziet. Aan alle corpsen der bezetting werd een dagorder voorgelezen, welke onder anderen inhield: ‘dat al de hier binnengeslopen berigten, ten opzigte van de nederlaag der Franschen, te eenenmale valsch waren, en men dit middel had zoeken te gebruiken om hun de wapens uit de handen te wringen; dat hierom een Officier naar Frankrijk was afgezonden om de ware toedragt der zaken | |
[pagina 60]
| |
Ga naar margenoot+ te vernemen; doch dat deze te 's Hage geen' reispas had kunnen verkrijgen en dus onverrigter zaak was teruggekomen’; vervolgens ‘dat de Keizer wel eenige tegenspoeden had moeten ondervinden, doch dat hij, als altijd overwinnende, ook dit spoedig weder zoude tebovenkomen en de geallieerde Magten tot rede brengen, weshalve ieder militair vermaand werd, om niet het minste geloof aan al de in omloop zijnde geruchten te slaan, maar zich standvastig te gedragen, dewijl spoedig de dag der verlossing zoude aanbreken!’ Den 1 Mei. Heden middag vertrok van hier een Parlementair naar de voorposten van Appingedam, en omstreeks 5 uur kwam er van daar een in Farmsum, bij zich hebbende een mandje, onder adres: ‘voor den Kommandant.’ Den 2 Mei. Omstreeks 4 uur in den nacht hoorde men eenige schoten van deze batterijen. Eene patrouille, bestaande uit een' Officier, genaamd jacobus bronsema, een sergeant-majoor f.j. havenga, een korporaal, u.s. kock en nog twee schutters, gezamentlijk tot het belegeringskorps behoorende, was bezig met veldontdekken tot onder het geschut dezer batterijen, toen dit bij het aanbreken van den dag van de batterijen alhier gezien werd. Aanstonds rigtte men van hier het geschut op hen, met dat ongelukkig gevolg, dat de korporaal uile simons kock zeer zwaar aan de dij gewond werd, en zijne kameraden zich genoodzaakt zagen, hem aan zijn lot over te laten en op eigen lijfsbehoud bedacht te zijn. Te 7 uur haalde men den zwaar gewondden hier binnen en bragt hem in het hospitaal, waar hem dezen middag het been werd afgezet. | |
[pagina 61]
| |
Ga naar margenoot+ Te 5 uur heden morgen, was er reeds een Parlementair van Appingedam in Farmsum. Omstreeks den middag vertrokken wederom 65 inwoners, zoo uit Farmsum als Delfzijl. Te 3 uur in den namiddag gingen van hier uit, onder escorte van eenige cavaleristen, de Kolonel der Zwitsers, blöler, en de Kapitein der Genie, carette, zich begevende naar de molens van den heer garrelts, alwaar zij tot 6½ uur een mondgesprek hielden met den Generaal-majoor van het Belegerings-korps, den heer m. busch, van Groningen. Na hunne terugkomst verspreidden zich hier allerlei aangename geruchten, die hoop gaven op een spoedig ontzet. - Tegen alle gewoonte trok heden avond geen piquet buiten de Waterpoort, en werden algemeen de wachten verminderd, terwijl order gegeven werd: ‘om volstrekt geen kanon- of geweerschot te doen.’ Den 4 Mei. Dezen morgen te 9 uur was reeds een Parlementair van Appingedam in Farmsum aangekomen, die eene depêche voor den Kommandant bragt, welke naar men meende, het berigt zoude behelzen, dat heden hier zouden binnenkomen de Generaal-Majoor van het bezettings-leger, m. busch, benevens 2 Commissarissen uit Parijs en 3 Staf-Officieren uit Coevorden, (welke vesting reeds gecapituleerd had.) Te 10 uur werden er bruggen achter Farmsum geslagen, en omstreeks 10½ zag men eene Parlementaire vlag, benevens 6 personen, bij de molens van den heer garrels. Een detachement, bestaande uit 1 Officier en 3 man, begaf zich uit Farmsum derwaarts, en kort daarop reden hier binnen een Chef de bataillon der Genie, komende uit Parijs, een Kapitein der Zwitsersche Voltigeurs en | |
[pagina 62]
| |
Ga naar margenoot+ een Sous-Inspecteur der Douanen, beiden van de bezetting uit Coevorden. Allen droegen eene witte cocarde op den hoed. Den 5 Mei. Heden werd de heer dävon, Bevelhebber der Engelsche Flottille, door een' Officier van den Kolonel busch van boord afgehaald, om daarop gezamenlijk zich naar deze vesting te begeven. De aankomst van deze Officieren was het eerste blijde verschijnsel voor de ingezetenen van Delfzijl, waaruit zij zich eene spoedige verlossing meenden te mogen voorspellen. Zoodra de uitwisseling der vredesartikelen aan het huis van den Franschen Kommandant maufroi, had plaats gehad, werd dadelijk den sluismeester bevel gegeven, om den volgenden morgen het water te laten uitstroomen en daarmede dagelijks voort te gaan, zoo lang dit noodig zoude zijn. Strijdig met den wapenstilstand die nu gesloten was, werden heden op de sloepen, waarmede genoemde Officieren weder naar boord vertrokken, twee kanonschoten van het Blokhuis gedaan, doch zonder te treffen. Wegens dit voorval liet de Fransche Bevelhebber des anderen daags bij den Kolonel busch verschooning vragen, vermits de Officier van de bezetting van het Blokhuis aan den zeedijk niet spoedig genoeg van den gesloten wapenstilstand had kunnen worden geïnformeerd. Den 19 Mei. De Kapitein carette kwam heden terug, verzekering medebrengende, dat Parijs werkelijk in handen der Geallieerden was. Den 20 Mei kwam de Kolonel van der capellen als Krijgs-Commissaris van Z.K.H. den Prins van Oranje, vergezeld van den Engelschen Bevelhebber | |
[pagina 63]
| |
Ga naar margenoot+ dävon en den Kolonel der Artillerie, parvicini di capelli, binnen Delfzijl, om al het noodige tot de overneming van geschut en krijgsbehoeften te regelen, bij welker aankomst dadelijk door de bezetting de witte kokarde werd opgezet, behalve door het bataillon Zwitsers, welke hunne driekleurige kokarde niet wilden verwisselen, zeggende: dat zij napoleon trouw hadden gezworen en geen' anderen heer wilden erkennen. De witte vlag werd onder het losbranden van honderd en een kanonschoten uitgestoken. Nu was het een dag van vreugde, doch mede van verwarring! De nog overgeblevene vaten met wijn werden hier en daar op straat op het einde gezet, den bodem ingeslagen, en de bezetting deed zich daaraan duchtig te goed. Jammer maar, dat de arme ingezetenen dit moesten aanzien, zonder zelven zich daaraan te mogen verkwikken! Alles liep echter goed af. Alleen in Farmsum moest de zoon van zekeren pieter weering zijne onvoorzigtigheid met zijn leven betalen. Hij riep: ‘Oranje boven! weg met de Franschen!’ Een Franschman, door den wijn verhit, en door dit roepen verwoed geworden, greep het geweer en stak den jongeling met de bajonet door de borst, zoodat deze terstond den geest gaf. Den 22 Mei. Nadat den vorigen dag de groote Waterpoort door honderd man van de Nationale garde onder bevel van den Kolonel valkenburg bezet was, kwam een der Engelsche brikken voor de haven ten anker. Den 23 Mei. Heden in den vroegen morgen werden de zieken en gekwetsten, benevens de vrouwen | |
[pagina 64]
| |
Ga naar margenoot+ en kinderen, tot de Franschen behoorende, op vijf schepen van hier naar Antwerpen verzonden; terwijl dien zelfden morgen te 7 ure de geheele Fransche bezetting, bestaande uit 1100 man, met geweer en wapens, 2 veldstukken en 1 houwitzer, met vliegend vaandel (eene witte vlag) en slaande trom, pelotonswijze, deze vesting verliet, door twee Hollandsche Officieren tot aan de Fransche grenzen begeleid wordende. Te 10 ure trokken de Kolonels m. busch en de roij van wichem aan het hoofd der Belegerings-troepen, de vesting binnen. De Engelsche mariniers kwamen de Waterpoort binnen, waarop de witte vlag afgenomen en de Hollandsche- en Oranjevlaggen van bijna alle gebouwen uitgestoken werden, onder een salvo van eenentwintig kanonschoten, dat door de Engelsche schepen met een gelijk getal beantwoord werd. Des namiddags kwam de Gouverneur van Groningen, Baron g.w. van imhoff, met zijnen Secretaris en de beide Commissarissen, onder escorte van eene afdeeling Cavallerie uit de gewapende burgerij, binnen deze vesting, welke Z.Ed. verklaarde in naam van Z.K.H. in bezit te nemen. De 15 kompagniën Landstorm werden daarop - nadat hunne wapens hier in 's Lands tuighuis waren overgebragt, - voor hunne diensten, aan het vaderland bewezen, bedankt en naar hunne woonsteden terug gezonden. Hierop begaf zijne Excellentie, de Heer Gouverneur, zich, vergezeld van den Heer Griffier, naar de behuizing van den heer jan j. vos, en overreikte dezen eigenhandig de acte van aanstelling tot Burgemeester van Delfzijl, waartoe hij door Z.K. | |
[pagina 65]
| |
Ga naar margenoot+ H. verkozen was. - Zoo eindigde het merkwaardige beleg van Delfzijl. Van de troepen, die hier waren binnen getrokken, bleven in garnizoen liggen de gereguleerde troepen; ook arriveerde hier eene compagnie kanonniers, welke handenvol werks hadden om de magazijnen, (waartoe ook kerk en school gebezigd waren) op te ruimen. | |
[1815]Ga naar margenoot+ In dit jaar is de Hervormde kerk, alsmede het orgel hersteld, en op de kerk een nieuwe toren geplaatst (het vorige naaldvormige torentje was door de Franschen afgebroken.) Van binnen werd de kerk aanmerkelijk verfraaid; zij werd van nieuwe kroonen voorzien, en vóór de zoogenaamde klunderzolder las men nu deze regels, door den ouden heer borst vervaardigd: ‘Dees kerk, door Fransch geweld was diep ter neer gezonken;
Door 't Godlijk albestuur is ons nu weer geschonken,
Hersteld door onzen Vorst; en door zijn raadsbesluit,
Gaan wij dezelve nu weer veilig in en uit;
En loven onzen God, en danken onzen Koning
Voor al die groote gunst, betoond aan deze woning.’ -
Drukke vaart met hout van Noorwegen op hier. Een voltallig Bataillon Landmilitie lag, onder kommando van den Kolonel van baarle, hier in garnizoen. Dit bataillon werd echter spoedig afgelost, doordien het moest oprukken naar Frankrijk, om het voortdringen van napoleon, die op nieuw van Elba geland was, te helpen tegengaan. Het Bataillon, 't welk hen afloste, bestond uit Garnizoen-compagniën of Veteranen, allen oude gedienden, voor het leger te veld ongeschikt. | |
[pagina 66]
| |
[1817]Ga naar margenoot+ De Roomsch-Catholijke kerk gebouwd, waartoe Zijne Majesteit willem I de aanzienlijke som van 8000 guldens bijdroeg. | |
[1818]Ga naar margenoot+ In Junij arriveerde hier Z.M. Koning willem I met H.D. tweeden Zoon frederik. Luisterrijk was de vesting met vlaggen en eerebogen versierd. Het rijtuig, waarin Zijne Majesteit gezeten was, werd bij de Farmsummerpoort ontspannen en daarop door een aantal jongelingen (allen gekleed met blaauwe buizen en witte broeken) binnen de wallen getrokken. Hier werden Z.M. de sleutels door den Plaatselijken Kommandant aangeboden, waarna Z.M. aanstonds de vestingwerken in oogenschouw nam, en zich eindelijk naar het Kommandants-huis begaf, waar rijen van maagden geschaard stonden, van welke de dochter des Burgemeesters zich tot den Koning wendde en Z.M. onder gepaste toespraak de welkomstbeker toereikte. Na gebruik gemaakt te hebben van een H.D. aangeboden collation, verliet Z.M. met betuiging van H.D. bijzondere tevredenheid, wederom deze vesting, na vooraf aan de jongelingen, die het rijtuig hadden binnen getrokken, een geschenk van tachtig gulden te hebben doen uitreiken. | |
[1822]Ga naar margenoot+ Goedkoope tijd. De prijzen der levensmiddelen als volgt: een roggenbrood van 8 oude ponden 17½ cent; 5 ons boekweitenmeel 7½ ct.; tarwenmeel 10 ct.; gerstenmeel 4 ct.; een zak beste aardappels 40 ct.; het stuk boter van 1¼ â„” oud gewigt, 10 ct.; 20 eijeren 10 ct. enz. | |
[1825]Ga naar margenoot+ Den 3 Februarij werd ons vaderland door zwaren storm geteisterd, vergezeld van hoogen watervloed, hooger zelfs dan die van 1775 en 1776. Ook Delfzijl moest hierin deelen. Een zware storm stak op | |
[pagina 67]
| |
Ga naar margenoot+ uit het N.W., vergezeld van hagel, donder en bliksem. Het water wies binnen de 10 minuten 4 oude duimen, zoodat het al spoedig over de sluisdeuren van de groote en kleine zijl, alsmede over het daartusschen liggende dijkje heen liep. Om 11 uur ontstond eene, doorbraak achter Kostverloren. Een houten beer, door de Franschen in 1811 daar gemaakt, bezweek. Aanstonds hoorde men de noodklok luiden, de tamboers de alarmtrom roeren, en onophoudelijk deed men schoten van den wal, om den nood te verkondigen. Ieder was op de been, om zooveel mogelijk hulp toe te brengen. Waar men bespeurde, dat het water over den wal begon te stroomen, daar werden aanstonds houten posten op den kant geplaatst, en van de binnenzijde met aarde gevuld. Achter het Magazijn van oorlog begon het water door den wal te dringen, waarom men ras, dat punt met scheepszeilen ging dekken. Den 4 verhief zich de storm op nieuw en wel zoodanig, dat het water elf voeten boven gewoon peil steeg. Des avonds om 10 uur dreigde de groote Waterpoort te zullen bezwijken. De stutten, vooraf daartegen geplaatst, sprongen aan stukken. Aanstonds werden er nu zware balken tegen geplaatst, waardoor het gelukken mogt de poort staande te houden. Te 11 uur werden de buitendeuren van deze poort weggeslagen, zoodat het water, dat tot aan den bovensten slagbalk stond, alleen door de binnendeuren moest worden gekeerd. Den 5 werden er sloepen met water en levensmiddelen naar de inwoners van het lage land afgezonden. Omstreeks 2 uur arriveerde hier de Heer Gouverneur van imhoff. Deze liet dadelijk 5 schepen met | |
[pagina 68]
| |
Ga naar margenoot+ zakken zand beladen, naar de dijkbreuk brengen, ten einde die daarin te laten zinken, waarop Z.E. tegen den avond weer met eene jol vertrok. Rondom de vesting was aanzienlijke schade veroorzaakt. De behuizing van den molenaar c.j. borst, was van achteren ingestort; de straatweg van Delfzijl naar Farmsum was geheel weggespoeld; eenige schepen waren los geraakt en op het land gedreven; veel vlothout was losgespoeld en verspreid geraakt. Gelukkig had men geene menschenlevens te betreuren. | |
[1829]Ga naar margenoot+ Den 31 October is hier in averij binnengeloopen een Bremer Groenlandsvaarder, die 7 maanden op de walvischvangst geweest was. Zijne lading bestond in het spek van 3 walvisschen en 100 vaten robbespek. Het schip was genaamd: Bremen von Bremen, groot 250 last, bemand met 47 man. De lading is in kleine schepen overgebragt en naar Bremen gevoerd. | |
[1830]Ga naar margenoot+ In de maand Mei is de Farmsummerpoort, die in 1679 gebouwd was, afgebroken, en eene nieuwe daarvoor in plaats gezet. Den 7 Junij is men begonnen de Hervormde kerk af te breken. Den 28 Julij is men begonnen de fundamenten der nieuwe kerk te leggen, ter diepte van 6 Groninger voeten. Den 6 Augustus is de eerste steen der nieuwe. Hervormde kerk gelegd, onder gepaste toespraak van Ds. c. mos, in tegenwoordigheid van de heeren p.j. vos, h.d. bos en h.k. van buuren, Kerkvoogden; j.j. vos, Burgemeester, j. van essen, Ingenieur bij den Waterstaat, pirik, R.C. Pastoor, j.j. borst, Ouderling, k.f. de vries, Secretaris, n. hemmes, Waarman, r. van buuren, Aannemer, en j.r. van buuren, Opzigter. | |
[pagina 69]
| |
Ga naar margenoot+ Den 19 December is de kerk ingewijd door den Predikant c. mos, met de tekstwoorden Mark. XI vs. 17. Gedurende de herbouwing waren de godsdienstoefeningen in een vertrek der kleine kazerne gehouden. | |
[1831]Ga naar margenoot+ In de maand Junij is de Landpoort (die in 1708 gebouwd was) afgebroken, en daarna van nieuws opgebouwd. In Julij arriveerde hier Zijner Majesteits brik de Gier, met een kanonneerboot, om de schepen in quarantaine te houden, die van plaatsen kwamen, waar de cholera heerschte. | |
[1832]Ga naar margenoot+ In dit jaar is het zijlvestenhuis gebouwd. Vroeger stond daar niet anders dan eene schuur, tot berging van goederen, waarin een kamertje voor den waarman of sluismeester. | |
[1833]Ga naar margenoot+ Den 3 Januarij liep hier binnen het schip: de drie Gebroeders, Kapt. ruijl, komende van Batavia, en bestemd naar Amsterdam. Het was geladen met koffij, suiker en buffelhuiden, groot 214 last en bemand met 26 koppen. Het kwam hier binnen, omdat de Hollandsche havens door Engelsche en Fransche schepen geblokkeerd waren en de Eems neutraal was. Den 1 Junij is de groote Waterpoort, die in 1719 gebouwd was, afgebroken en vernieuwd. Den 13 Julij is de brik de Gier naar het Vlie vertrokken. | |
[1834]Ga naar margenoot+ Den 20 Augustus is hier een Bataillon landelijke Schutterij binnengekomen, waarvan de Officieren op eenen kostelijken maaltijd werden onthaald, en de manschappen ingekwartierd. Des anderen daags werden zij met verlof naar hunne haardsteden teruggezonden, terwijl de staf hier eerst bleef, die echter later ook voor en na vertrok. | |
[pagina 70]
| |
[1835]Ga naar margenoot+ In het begin van dit jaar is hier het wrak van het barkschip die Ostzee, door den loods ebel van dijk binnengebragt. Het schip was geladen met kroonhout, komende van Dantzig en bestemd naar Brest. De lading is met andere schepen verzonden en het scheepshol verkocht. In de maand Augustus is een groot gedeelte van den buitenwalmuur tusschen de kleine en groote Waterpoort geheel nieuw opgebouwd. | |
[1836]Ga naar margenoot+ In dezen zomer is de vesting druk door vreemdelingen bezocht. Ook is hier doorgereisd eene Russische Prinses, komende van Odessa en van hier naar het bad van Nörderneij gaande. Zij had bij zich 2 brillante reiskoetsen, ieder bespannen met 4 paarden. Ook werd de vesting bezocht door den Bisschop van Curium. Den 26 en 27 December hadden wij een' geduchten storm uit het N.O., vergezeld van vorst en sneeuwjagt, waardoor eene vloot Oost-Friesche en andere schepen tegen onze kust kwam drijven, en een dezer schepen aan den dijk strandde. Deze vloot - na in het ijs bezet te zijn geweest - kwam | |
[1837]Ga naar margenoot+ den 3 Januarij in onze haven. Zij bestond uit 12 schepen: koffen, barken enz., die beladen met koren, veldboonen, enz., bestemd waren naar Noord-Amerika en Engeland. Het wachthuis aan de groote Waterpoort werd dit jaar geheel vernieuwd. | |
[1838]Ga naar margenoot+ Strenge koude bij den aanvang des jaars. - Op de gracht tusschen de Land- en Farmsummerpoort harddraverij op schaatsen van vrouwen, waaraan 21 deel namen. De Snikkebrug werd geheel vernieuwd. In November is alhier met averij binnengeloopen | |
[pagina 71]
| |
Ga naar margenoot+ een Spaansche bark, genaamd: Guadeloupe, komende van Riga. | |
[1840]Ga naar margenoot+ Den 9 Augustus is hier voor het eerst op stroom geweest een net gebouwde ijzeren stoomboot Telegraaf, komende van Nörderneij, met badgasten, en bestemd naar Emden. Ook werd dit jaar de ringmuur rondom het kruidmagazijn getrokken, tot vervanging van de houten palissaden. | |
[1841]Ga naar margenoot+ Op den 28 Julij hebben de bewoners de eer gehad van Koning willem II, H.D. echtgenoot, Prins alexander en Prinses sophia in hun midden te zien. De Vorstelijke Familie arriveerde om 3 uur en nam intrek bij den heer p.j. vos, Wethouder, ten wiens huize Z.M. dadelijk audientie verleende aan de burgerlijke en militaire autoriteiten. Daarna hebben de Hooge gasten ten huize van voornoemden heer vos van een aangeboden collation gebruik gemaakt en zijn weer vertrokken. Prachtig was bij deze gelegenheid onze vesting versierd met groen en vlaggen en eerebogen. 24 jongelingen hadden zich tot eene Eerewacht geformeerd. Zij waren te paard gezeten en gekleed in zwarten rok, witte broek en wit vest, hoed met oranje kokarde en breeden oranje-bandelier. De bevelhebbers dezer Eerewacht waren de heeren Mr. l.j. vos en Mr. d. bonthuis, van welke eerstgenoemde eenen kostbaren juweelen ring van Z.M. tot aandenken mogt ontvangen. Den 14 November is in de nabijheid der vesting een Oost-Friesch kofje gestrand, geladen met boter en aardappelen. Ook is in zinkenden staat binnengeloopen eene kof, komende van de Oostzee, geladen | |
[pagina 72]
| |
Ga naar margenoot+ met tarwe en graauwe erwten, die nog denzelfden avond is gezonken. | |
[1842]Ga naar margenoot+ In dit jaar ontving de Israëlitische gemeente van Z.M. den Koning ten geschenke de oude Huzarenstal, met heem en tuin, op welke plaats weldra eene Synagoge verrees, die daarop met groote plegtigheid werd ingewijd. | |
[1843]Ga naar margenoot+ In de maand Junij is de kleine zijl droog geweest. De brug naar Farmsum is van boven geheel vernieuwd, en de school alhier 7 Ned. ellen verlengd. Den 8 September is hier in averij binnengeloopen de ijzeren stoomboot Koning Willem II, welke aan den grond had gezeten; doch door aangebragte hulp weder vlot was geraakt. Zij was bestemd om in beurt te varen van Bremen op Rotterdam. Deze fraaije boot lokte vooral op Zondag den 17den dezer vele menschen uit de provincie herwaarts. Zij vertrok den 20sten weder van hier. | |
[1844]Ga naar margenoot+ Den 20 Maart is van Emden op hier in de vaart gekomen de stoomboot Kronprinzessinn Marie, in verbinding met eene Bargedienst op Groningen. In Mei is de Landpoortsbrug voor het grootste gedeelte vernieuwd. Den 18 Junij is de barge van hier op Groningen voor het eerst in de vaart gekomen. | |
[1845]Ga naar margenoot+ Gedurende dezen strengen winter is bij inteekening voor de armen verzameld de som van 935 gulden, terwijl door eene vereeniging van dames, ten behoeve der armen, eene loterij van gemaakte goederen is gehouden. Den 27 October is de stoomboot van Leer op hier in de vaart gekomen, insgelijks in verbinding met eene bargedienst op Groningen. | |
[pagina 73]
| |
[1846]Ga naar margenoot+ Den 13 Januarij kwam in onze haven een Fransche stoomboot van Nantes en bestemd naar Bremen. Den 5 September kwam hier de tweede Fransche stoomboot, bestemd naar Hamburg. De korenmolen, toebehoorende aan s.k. van heukelom, werd 18 voet omhoog gebragt. | |
[1847]Ga naar margenoot+ In dit jaar - een jaar van duurte - liepen 13 schepen, beladen met graan, en komende van Rusland, hier de haven binnen. | |
[1848]Ga naar margenoot+ Den 9 Mei rukte hier binnen een detachement Kanonniers, sterk 22 man, 1 Luitenant en 2 Onder-Officieren. Ook zijn toen eenige oorlogsbehoeften aangebragt, als: kogels, affuiten en kanonnen, onder welke laatste eenige 60ponders. Den 23 Julij kwam hier op stroom een van Groenland komend barkschip, Neukirchen genaamd, Kapt. ketels, bemand met 48 man, tehuis behoorende te Glückstadt, beladen met het spek van 700 robben, hier eene schuilplaats zoekende tegen Deensche oorlogschepen. Het volk werd bedankt en de lading met kleine schepen naar de bestemde plaats gebragt. Voor en na kwamen nog andere schepen binnen, om de Deensche oorlogschepen te ontwijken. Den 9 Augustus hadden wij een' geduchten storm, waardoor de schipper r. hunt en zijn 12jarig zoontje, die aan de Paap (eene bank in de Eems) lagen, den dood in de golven vonden. | |
[1849]Ga naar margenoot+ De blokkade der Pruissische havens door Deensche oorlogschepen, veroorzaakte hier buitengewone drukte, doordien vele schepen, die hunne bestemming niet konden bereiken, de Eems als neutrale rivier gingen opzoeken en zoo op onze reede ten anker kwamen. Den 20 Mei lagen reeds op onze reede 32 vreemde | |
[pagina 74]
| |
Ga naar margenoot+ schepen, waaronder Zweedsche, Engelsche, Fransche, Spaansche, Holsteinsche, Portugeesche en Napelsche, terwijl bovendien verscheidene nieuwe koffen van de Pekela hier waren aangekomen. Den 20 Mei, zijnde Pinksteren, was de vesting opgevuld met menschen, die van wijd en zijd kwamen om de vreemde schepen te zien. Meer dan 150 rijtuigen waren op onderscheidene plaatsen uitgespannen, en in de straten wemelde het van volk. Den 24 Junij arriveerde een schip met Duitsche landverhuizers, welke aan boord van een der groote schepen gebragt werden, ten einde daarmede naar Amerika over te steken. Van dag tot dag nam nog het aantal schepen toe, zoodat men op den 28 Junij 89 meest groote schepen telde. Dienzelfden dag kwam op stroom een Bremer Zuidzeevisscher, welke 3 jaren en 7 maanden op de vangst was geweest, beladen met traan, alsmede - naar men zeide - met geborgen goederen en kostbaarheden van eene Chinesche jonk. Kort hierop kwam er nog een tweede bij, gevolgd van meer andere schepen, die te zamen het getal schepen tot 173 deden klimmen. Deze schepen verzonden veelal hunne kostbare ladingen met kleinere schepen van hier en veroorzaakten groote drukte. Den 11 Augustus verspreidde zich het gerucht, dat de blokkade was opgeheven - en successivelijk verlieten nu weer de vreemde schepen onze reede. Uit de dit jaar gehouden volkstelling bleek, dat de bevolking binnen de vesting Delfzijl 1555 zielen beliep, de militairen en zeelieden mede gerekend. | |
[1851]Ga naar margenoot+ Den 13 Julij is hier incognito geweest de Kroonprins der Nederlanden, oud 10 jaren, vergezeld van zijnen Gouverneur Jonkheer de casembrood. - Van | |
[pagina 75]
| |
Ga naar margenoot+ hier stak hij met de tjalk van schipper t.h. pronk over naar Emden, vanwaar hij des anderendaags met de stoomboot terugkwam en naar de Zoutkamp vertrok. | |
[1852]Ga naar margenoot+ Den 26 April arriveerde hier onze Koning willem III met gevolg, en stapte af bij den Burgemeester p.j. vos. Bij deze gelegenheid was de vesting smaakvol met groen en vlaggen versierd. De Leerder- en Emder-stoombooten gaven aanhoudend salut-schoten, en de bevolking was opgetogen van vreugde. Na ruim een úúr onder ons vertoefd te hebben, vertrok Z.M. van hier. | |
[1853]Ga naar margenoot+ In dit jaar is eene lantaarn op het Havenhoofd geplaatst. Den 26 Junij kwam de Emder stoomboot met een groot deel van het Schützen-Verein, welke allen in vollen uniform, voorafgegaan van een corps Muzijkanten, die de Pruissische krijgsmarsch speelden, hier een bezoek gingen brengen aan den Plaatselijken Kommandant en den Burgemeester. | |
[1854]Ga naar margenoot+ In dezen zomer is de stoom-houtzaagmolen van de heeren borst en roggenkamp gebouwd tusschen de eerste en tweede werf. | |
[1855]Ga naar margenoot+ Op den avond van den 1 Januarij had men hier een hoog getij water, gelijk aan dat van 1825, waardoor de dijken veel geleden hebben. Gedurende den kouden en langen winter dezes jaars, ontstond er groote armoede, tot welker leniging een Declamatorium gehouden werd, waarvan de opbrengst 242 gulden bedroeg. Den 18 December is de eerste kiel gelegd op de buitenwerf in het Hoornwerk Kostverloren, en wel van een barkschip, groot ruim 200 last. | |
[1856]Ga naar margenoot+ Op den 1 Januarij zijn onze paal-lantaarns vervallen en vervangen door reverbères. | |
[pagina 76]
| |
Ga naar margenoot+ Den 31 Januarij is eene proefvaart gehouden met de nieuwe binnenboot de Fivel, bestemd voor de vaart van hier op Groningen. In de maand Mei is in de nabijheid van de Farmsummerpoort een gedeelte van den wal weggegraven, en een doorrid gemaakt van af de behuizing van b. roelfzema tot aan de snikbrug. | |
[1857]Ga naar margenoot+ Den 1 Julij is hier van Rijkswege een vast Loodswezen gevestigd. De vestingwerken aan den waterkant zijn dit jaar merkelijk versterkt. Den 8 is de eerste bark Baron Forstner van Dambenoij van stapel geloopen. Het groenland (de Venne), vóór de beide kazernen gelegen en toebehoorende aan het Zijlvest, is dit jaar aan partikulieren verkocht, en door dezen in heemsteden verdeeld, welke wederom voor een gedeelte verkocht zijn, zoodat het vooruitzigt bestaat, dat eerlang de geheele Venne met woningen bezet zal worden. | |
[1858]Ga naar margenoot+ Den 1 April vertrok onder 7 salut-schoten van den wal, van hier naar Oost-Indië, de eerste hier gebouwde bark Baron Forstner van Dambenoij (groot 227 last) gezagvoerder n. kruijmel. |
|