| |
| |
| |
Bibliografie
Negentiende-eeuwse publicaties
Deze bibliografie bevat een representatieve selectie van de publicaties over de opvattingen over vrouwen, waarbij de nadruk ligt op de periode 1815-1850 en op de bijdragen waarin het centrale thema van deze studie, de opvattingen over vrouwen en schrijverschap, aan de orde komt. De bibliografie opent met de, chronologisch gerangschikte, anonieme bijdragen; in het tweede deel zijn, alfabetisch geordend, de bijdragen opgenomen die met een naamletter zijn ondertekend of die waarvan de auteur met name bekend is.
Ik heb de gangbare bibliografische gewoonte gevolgd vrouwen onder de naam van hun echtgenoot op te nemen, dus Toussaint onder Bosboom-Toussaint, Schiotling onder Van Calcar-Schiotling, enzovoorts. Ik ben afgeweken van de gangbare praktijk door in de titelbeschrijvingen de kwalificaties van de auteurs en de vertalers (als Mr, Hofraad, Dr, Predikant, enzovoorts) over te nemen; ten eerste omdat deze informatie verschaffen over de auteurs en vertalers, maar bovenal omdat dit een studie is naar beeldvorming. Dergelijke toevoegingen waren in de negentiende eeuw een belangrijk middel om de autoriteit van de spreker te versterken, een middel dat vrouwen in het algemeen niet ter beschikking stond.
Anon. |
|
1807a |
‘Over vrouwelyke kunst’, in: Elegantia, of tijdschrift van mode, luxe en smaak, voor dames 1807, 139-142 |
|
1807b |
‘Mogen vrouwen over politieke onderwerpen spreken?’, in: Elegantia, of tijdschrift van mode, luxe en smaak, voor dames 1807, 39-43 |
|
1807c |
‘Over het nut en nadeel van politiseren’, in: Elegantia, of tijdschrift van mode, luxe en smaak, voor dames 1807, 107-111 |
|
1815a |
[over] Adelaide Gertruid Kleyn, Gedichten, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1815 I (Boekbeschouwing), 462-465 |
|
1815b |
‘Mannen-hardheid en vrouwelijke lijdzaamheid’, in: De recensent, ook der recensenten 1815 II (Antikritiek en mengelwerk), 451-462 |
|
1815c |
[over] Mr. W. Bilderdijk en Vrouwe K.W. Bilderdijk, Vaderlandsche uitboezemingen, in: Recensent, ook der recensenten 1815 I (Recensiën), 587-592 |
|
1815d |
[over] K.F. Pockels, Karakterschets der vrouwen, uit het Hoogduitsch vertaald, in: Algemeene konst- en letterbode 1815 I, 114 |
|
1815e |
[over] Betty Gleim, Over de vorming der vrouwen en de handhaving harer waarde in de gewigtigste betrekkingen van haar leven. Een boek voor jonge meisjes, vrouwen en |
| |
| |
Anon. |
|
|
|
moeders, uit het Hoogduitsch vertaald, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1815 I (Boekbeschouwing), 654-659 |
|
1816a |
[over] Johannes Pieter van Cappelle, Bijdragen tot de geschiedenis der natuurkunde bij de ouden, in zes voorlezingen, gehouden in de Maatschappij Felix Meritis, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1816 I (Boekbeschouwing), 22-24 |
|
1816b |
[over] Fenna Mastenbroek, Lectuur voor vrouwen, bestaande in onderscheidene verhalen ter veredeling van het hart, deel I, in: De recensent, ook der recensenten 1816 I (Recensiën), 187-189 |
|
1816c |
[over] Fenna Mastenbroek, Lectuur voor vrouwen, bestaande in onderscheidene verhalen ter veredeling van het hart, deel II, in: De recensent, ook der recensenten 1816 I (Recensiën), 381-386 |
|
1816d |
‘Iets over den staat der menschelijke beschaving en humaniteit in de twintigste eeuw. Eene poëtische openbaring (ontleend aan Friedrich's Zweyter Satyrischer Feldzug u.s.w.), in: De recensent, ook der recensenten 1816 II (Antikritiek en mengelwerk), 313-323, 377-386 |
|
1816e |
[over] [anon.], Droomen, en gedachten over dezelve, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1816 I (Boekbeschouwing), 635-638 |
|
1817a |
‘Hollandsche letterkunde in den jare 1814 en 1815, poëtische werken, tooneelspelen, romans en andere gemengde geschriften’, in: Algemeene konst- en letterbode 1817 I, 219-222, 227-230, 242-243 |
|
1817b |
[over] Frederik Ehrenberg, Godsdienstig huisboek voor beschaafde vrouwen, uit het Hoogduitsch, door B. Verwey, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1817 I (Boekbeschouwing), 243-246 |
|
1818a |
[over] Frederik Ehrenberg, Vrouwelijk gemoed en vrouwelijk leven. In karaktertrekken, schetsen en opmerkingen, uit het Hoogduitsch, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1818 I (Boekbeschouwing), 257-259 |
|
1818b |
[over] Frederik Ehrenberg, Het karakter en de bestemming van den man, uit het Hoogduitsch, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1818 I (Boekbeschouwing), 711-713 |
|
1819a |
[o.a. over] Willem Bilderdijk en Vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk, Wit en rood, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1819 I (Boekbeschouwing) 169-176, 202-208, 299-304, 342-353, 393-401 |
|
1819b |
[over] F. Ehrenberg, De liefde. Voor vrienden van het edele en goede, ter bevordering van duurzaam huwelijksgeluk, uit het Hoogduitsch, in: De recensent, ook der recensenten 1819 II (Recensiën) 599-603 |
|
1819c |
[over] J.G.C. Kiesewetter, Hoogleeraar in de Wijsbegeerte te Berlijn, Reize door een gedeelte van Duitschland, Zwitserland, Italië en het zuiden van Frankrijk naar Parijs, enz., deel III, naar het Hoogduitsch, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1819 I (Boekbeschouwing), 28-31 |
| |
| |
Anon. |
|
|
1820a |
[over] F. Ehrenberg, Koninklijk Hofprediker te Berlijn, De vrouw in hare waarde en grootheid, uit het Hoogduitsch vertaald naar de derde veranderde en vermeerderde druk, door J.M.L. Roll, predikant bij de Evangelisch Luthersche Gemeente te Amsterdam, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1820 I (Boekbeschouwing), 442-446 |
|
1820b |
‘Beschaving der vrouw’, in: Lektuur voor vrouwen in den beschaafden stand, 's Gravenhage, 2-27 |
|
1820c |
‘Het oorspronkelijke en verbasterde vrouwelijke karakter’, in: Lektuur voor vrouwen in den beschaafden stand, 's Gravenhage, 28-38 |
|
1821a |
‘Wenken. IV’, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1821 II (Mengelwerk), 68-72 |
|
1821b |
[over] Mevr. de Wed. van Streek, geb. Brinkman, Het geluk in drie zangen, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1821 I (Boekbeschouwing), 434-435 |
|
1821c |
[over] Lady Morgan, geb. Owensen, Frankrijk en de Fransen. Herinneringen uit mijn verblijf te Parijs in 1816, naar het Engelsch, in: De recensent, ook der recensenten 1821 I (Recensiën), 492-501, 596-602 |
|
1822a |
[over] [anon.], Schaduwtrekken der natuurlijke, wettige en gebruikelijke betrekkingen van de beide geslachten tot elkander, in deze en vorige tijden. Bij gelegenheid van de door eene Vergadering van Duitsche Landstenden aangenomene Napoleontische Wet op het vaderschap der onecht geborenen, naar het Hoogduitsch, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1822 I (Boekbeschouwing), 561-565 |
|
1822b |
‘Elizabeth Fry, een treffend voorbeeld van het vermogen der godsvrucht’, in: Christelijk maandschrift, voor den beschaafden stand 1822, 292-308, 405-414, 468-478 |
|
1822c |
[over] Mevr. A.B. Meerten, geb. Schilperoort, Gids voor jonge lieden van beschaafden stand, tot regeling van hun gedrag bij hunne eerste intrede in de wereld, zoo wel als in hunne huisselijke betrekkingen, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1822 I (Boekbeschouwing), 262-267 |
|
1823a |
[over] Mme. Wijttenbach, Alexis, in: Algemeene konst- en letterbode 1823 II, 102-104 |
|
1823b |
[over] Lady Morgan, Italië en de Italianen. Herinneringen uit mijn verblijf in Italië gedurende de jaren 1819 en 1820, naar het Engelsch, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1823 I (Boekbeschouwing), 560-563 |
|
1824a |
[over] J. Immerzeel Jr, Gedichten, in: De recensent, ook der recensenten 1824 I (Recensiën), 85-92 |
|
1824b |
[over] G.A. Pietzsch, opziener van een Opvoedings-Instituut te Naumburg, enz., De verhevene bestemming van het vrouwelijk geslacht, als maagd, echtgenoote, huisvrouw en moeder. Een geschenk aan de schoone sekse, ter bevordering van huisselijk geluk, uit het Hoogduitsch (met aanprijzende voorrede van Eerw. Zwart [lees: N. Swart]), in: Vaderlandsche letteroefeningen 18241 (Boekbeschouwing) 710-711 |
|
1825a |
[over] E. Darwin, Aanleiding tot de ligchamelijke en zedelijke opvoeding van het vrouwelijk geslacht, bearbeid en vermeerderd door C.W. Hufeland, in het Neder- |
| |
| |
Anon. |
|
|
|
duitsch vertaald met bijvoegselen, door G. Bakker, in: De recensent, ook der recensenten 1825 I (Recensiën), 247-252 |
|
1825b |
[over] Hannah More, Beoordeelende beschouwing van het hedendaagsche stelsel van vrouwelijke opvoeding, inzonderheid met betrekking tot vrouwen van rang en vermogen, uit het Engelsch, naar de twaalfde uitgaaf, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1825 I (Boekbeschouwing), 90-93 |
|
1825c |
[over] Mevr. de Hertogin de Duras, Ourika, vrij vertaald naar het Fransch, door A.J.P. Storm de Grave, Kapitein, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1825 I (Boekbeschouwing), 134-136 |
|
1826a |
[over] Fenna Mastenbroek, Onderhoud voor huisselijke en gezellige kringen, deel II, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1826 I (Boekbeschouwing), 317-318 |
|
1826b |
[over] [anon.] [Mevr. Marcet], Grondbeginselen der staats-huishoudkunde, in gemeenzame gesprekken, naar den vierden druk uit het Engelsch vertaald. Met eene voorrede en eenige aanmerkingen van Mr. H.W. Tydeman, Hoogleeraar te Leijden, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1826 I (Boekbeschouwing), 592-595 |
|
1826c |
[over] Hanna[h] More, Paulus in karakter en beoefeningsleer beschouwd, uit het Engelsch, naar de vijfde druk, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1822 I (Boekbeschouwing), 195-197 |
|
1828a |
‘Over de beoefening der dichtkunst, door vrouwen’, in: Apollo. Tijdschrift voor den beschaafden stand 1828, 276-278, 283-284 |
|
1828b |
[Eredoctoraat vanwege de Universiteit van Marburg, Geneeskundige Faculteit, voor Vrouwe Anna Victoria Boivin, geb. Gillain, van Versailles], in: Algemeene konst- en letterbode 1828 II, 85-87 |
|
1828c |
‘Verhandeling over de oorspronkelijkheid in de werken der dichtkunde, vooral met betrekking tot de Nederlanders’, in: Magazijn voor wetenschappen, kunsten en letteren 1828, deel 8, 11-292 |
|
1828d |
[over] C.M.D.E. [C.M. Doll Egges], Verhalen voor mijne vriendinnen, in karakterschetsen voor den beschaafden stand, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1828 I (Boekbeschouwing), 262-264 |
|
1829a |
‘Verslag nopens den staat der hooge, middelbare, en lagere scholen, in 1827. Ingekomen in de Zitting van de Tweede Kamer der Staten-Generaal op den 18den Mei 1829’ in: Algemeene konst- en letterbode 1829 II, 85-88, 100-104, 117-120, 130-134, 152-155, 167-169, 180-183, 200-205 |
|
1829b |
[Bericht over afgenomen examens aan de Provinciale Geneeskundige school te Middelburg], in: Algemeene konst- en letterbode 1829 I, 385-386 |
|
1830a |
[over] Vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk, Gedichten en Nieuwe gedichten, in: De recensent, ook der recensenten 1830 I (Recensiën), 267-272 |
| |
| |
Anon. |
|
|
1830b |
[over] F. Girardet, De drie kruiswegen des jeugdigen levens. Een geschenk voor jongelingen en jonge dochters, naar het Hoogduitsch, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1830 I (Boekbeschouwing), 599-600 |
|
1831a |
‘Over de lectuur der vrouwen’, in: Boekzaal der geleerde wereld 1831 I, 188-198 |
|
1831b |
‘De St. Simoniaansche godsdienst-leer’, in: Algemeene konst- en letterbode 1831 I, 4-6 |
|
1831c |
[over] Mevr. A.B. van Meerten, geb. Schilperoort, Godsdienstige voorlezingen voor jonge lieden, ter voorbereiding tot het afleggen hunner christelijke geloofsbelijdenis, in: De recensent, ook der recensenten 1831 I (Recensiën), 532-538 |
|
1834 |
‘Proeven van een nieuw satyriek woordenboek’, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1834 II (Mengelwerk), 575-579 |
|
1835a |
[over] Henriëtte Hanke, geboren Arndt, Bloemenkrans. Verhalen, 1ste en 2de verzameling, uit het Hoogduitsch, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1835 I (Boekbeschouwing), 571-576 |
|
1835b |
‘De vrouwen, hare bestemming en het eigendommelijke harer zeden, bij de volken van het tegenwoordige Europa (uit Ladie's Magazine)’, in: Buitenlandsche letteroefeningen 1835, 270-295 |
|
1836a |
[o.a. over] Wilhelmina Sostmann, geb. Blumenhagen, De Poolsche jood. Geschiedkundige roman, naar het Hoogduitsch, in: De recensent, ook der recensenten 1836 I (Recensiën), 131-135 |
|
1836b |
‘De vrouwelijke opvoeding in verband gesteld met het huisselijk geluk’, in: Album voor maatschappelijke opvoeding 1836, 63-64 |
|
1836c |
‘De vrouw, of het huisselijk geluk’, in: Album voor maatschappelijke opvoeding 1836, 55-56 |
|
1836d |
‘De echtgenoot van eene savante of geleerde vrouw’, in: Amalgama. Nieuwe oeconomische bibliotheek 1836 I, 356-365 |
|
1836e |
[over] C. von Hacke, Minister van Staat, enz., De mensch, de wereld en het leven. Beschouwingen en opmerkingen, uit het Hoogduitsch, met voorberigt van de Weleerw. heer Meppen te Schiedam, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1836 I (Boekbeschouwing), 473-476 |
|
1836f |
‘Iets over de gezelschappen der vrouwen, medegedeeld door eene onzer Lezeressen’, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1836 II (Mengelwerk), 571-576, 614-618 |
|
1837a |
‘Mevrouw Duviat, advokaat der vrouwen’, in: Boekzaal der geleerde wereld 1837 I, 354-356 |
|
1837b |
[over] Caroline Pichler, Het beleg van Weenen. Geschiedkundige roman, naar het Hoogduitsch, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1837 I (Boekbeschouwing), 40-42 |
|
1837c |
[over] Babylon verwoest, of de geschiedenis van het Assyrische rijk, uit de beste schrijvers te zamen getrokken door de Schrijfster van Pierre en zijn huisgezin, uit het |
| |
| |
Anon. |
|
|
|
Engelsch vertaald, door C.A. van Schagen, predikant te Capelle op den IJssel, in: De vriend des vaderlands 1837, 316-320 |
|
1838a |
‘Raadgevingen van Sir Walter Scott aan zijnen zoon, kornet onder de huzaren’, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1838 II (Mengelwerk), 24-35, 73-82 |
|
1838b |
‘De maaijers en de visschers, van Leopold Robert’, in: De gids 1838 II (Mengelwerk), 409-420 |
|
1838c |
[over] [anon.], De woorden des eeuwigen levens, aangewend tot stichting van Christenen uit den beschaafden stand, naar het Hoogduitsch, door P. Boeles, Predikant te Noorddijk, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1838 I (Boekbeschouwing), 233-235 (het gerecenseerde werk bevat onder andere de leerrrede ‘De waarde der vrouwelijke bestemming. 1 Petr. III: 1-5, 7’) |
|
1838d |
[over] [anon.], Zedekundig leesboek voor vrouwen of voorbeelden van vrouwelijke deugden, grootendeels naar het Hoogduitsch, in: De gids 18381 (Boekbeoordeelingen), 49 |
|
1838e |
[over] John S.C. Abbott, Predikant te Worcester in Amerika, De ware moeder voor hare kinderen; of eene eenvoudige voorstelling van den moederlijken pligt, uit het Engelsch [door Eerw. Van Deinse], in: Vaderlandsche letteroefeningen 1838 I (Boekbeschouwing), 532 |
|
1838f |
[over] [anon.], Zedekundig handboek voor vrouwen, of voorbeelden van vrouwelijke deugden, grotendeels naar het Hoogduitsch, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1838 I (Boekbeschouwing), 353-354 |
|
1839a |
[over] [anon.], Gulmineh, een geschiedkundig tafereel van den tijd van Bonaparte's togt naar Egypte, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1839 I (Boekbeschouwing), 136 |
|
1839b |
[over] Miss Sedgwick, Linwood of Amerika, zestig jaar geleden. Een geschiedkundig verhaal en Hope Leslie of vorige tijden in Massachusetts, naar het Engelsch, in: De gids 1839 I (Boekbeoordeelingen), 135-149 |
|
1839c |
[over] Tesselschade. Jaarboekje voor 1839, in: De gids 1839 I (Boekbeoordeelingen), 41-51 |
|
1839d |
[over] Amalia Schoppe, geb. Weisse, Octavia. Een tafereel uit het vrouwelijk leven, naar het Hoogduitsch, in: De gids 1839 I (Boekbeoordeelingen), 54-55 |
|
1839e |
[over] P. Roussel, Beschouwing van het natuur- en zedelijk stelsel van de vrouw, gevolgd door een fragment over het natuur- en zedelijk stelsel van den man, en door eene verhandeling over de gevoeligheid, vertaald naar de zevende Parijsche uitgave, door G. d' Ancona, Med. Dr. enz., in: Vaderlandsche letteroefeningen 1839 I (Boekbeschouwing), 373-374 |
|
1839f |
‘Eenige aan de ondervinding beproefde denkbeelden nopens de wijze, om den zedelijken en godsdienstigen toestand der lagere volksklasse te bevorderen’ [uit A.W. Sieveking, Fünfter Bericht über die Leistungen des weiblichen Vereins für Armen- und Krankenpflege], vertaald en ingeleid door A.M. Cramer, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1839 II (Mengelwerk), 136-142, 179-190, 238-250 |
| |
| |
Anon. |
|
|
1840a |
[onder andere over] Anna Radcliffe, De abdis van het klooster Santa Maria del Nova, naar het Engelsch, in: De recensent, ook der recensenten 1840 I (Recensiën), 307-308 |
|
1840b |
[over] A.L.G. Toussaint, Engelschen te Rome. Romantische episode uit de regering van Paus Sixtus V, in: De gids 1840 I (Boekbeoordeelingen), 133-143 |
|
1840c |
[over] Maria Somerville, Over het verband der physische wetenschappen, uit het Engelsch vertaald, door J.C. Pilaar, in: De gids 1840 I (Boekbeoordeelingen), 325-333 |
|
1841 |
[over] A.L.G. Toussaint en Mr. C.P.E. Robidé van der Aa, Lord Ewald Glenhouse en Anna of de familie-trek. Twee verhalen, in: Boekzaal der geleerde wereld 1841 I, 454-455 |
|
1842 |
[over] [anon.] Het slot Goczijn. Uit de papieren eener vrouw van aanzien, [uit het Duits], in: Algemeen letterlievend maandschrift 1842 Boekbeoordeling, 410-412 |
|
1844a |
[over] M.P.Chr.F. Burk, Christelijke vrouwenspiegel of mededeelingen uit het geloofsleven van christelijke vrouwen, naar den Spiegel edle Pfarrerfrauen, bewerkt door J. Busch Keizer, Leeraar bij de Hervormde Gemeente te Mensingeweer, in: Nederlandsch letterblad 1844 I, 106-108 |
|
1844b |
[over] E. Flygare Carlén, De roos van Tistelön, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1844 I (Boekbeschouwing), 385-388 |
|
1845a |
‘Teekenen des tijds. Emancipatie der vrouw’, in: Tijdspiegel 1845 I, 400-402 |
|
1845b |
‘De zelf-emancipatie der vrouwen’, in: De recensent, ook der recensenten 1845 II (Antikritiek en mengelwerk), 263 |
|
1845c |
‘Voorbericht’ van de Nederlandse vertaler in: [anon.] [Sophie Knorring von Zelow], Gunnar, of de gevolgen van een enkelen misstap. Een tafereel uit het Zweedsche volksleven, 2 delen, Haarlem, dl I, iii-vi. |
|
1845d |
‘In Dalekarlie. Een nieuwe roman van Frederika Bremer’, in: De tijd 1845, deel 1, 353-365 |
|
1845e |
[over] [anon.], Marie Arnaud, of de terugtogt der Waldenzen, naar het Engelsch, in: De gids 1845 I (Boekbeoordeelingen), 72-84 |
|
1845f |
[over] E. Flygare Carlén, De kerkinwijding te Hamarby, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1845 I (Boekbeschouwing), 560-561 |
|
1845g |
[over] [anon.], Marie Arnaud, of de terugtogt der Waldenzen, in: De gids 1845 I (Boekbeoordeelingen), 72-84 |
|
1845h |
‘Een bezoek van Ida, Gravin Hahn-Hahn, bij Fredrika Bremer’, in: De tijd 1845, deel 2, 222-224 |
|
1845i |
‘De man der vrouwen’, in: De tijd 1845, deel 1, 153-155 |
|
1845j |
‘Het Huis Lauernesse in Duitschland’, in: De tijd 1845, deel 1, 29-31 |
| |
| |
Anon. |
|
|
1845k |
[over] L. Zwingli, Adamah of de vrouw naar den Bijbel. Christelijke overdenkingen en gesprekken, tot bemoediging en veredeling van het vrouwelijk hart, naar het Hoogduitsch, in: Godgeleerde bijdragen 1845 I, 477-480 |
|
1845l |
‘Frederika Bremer’, in: De tijd 1845, deel 1, 18-24 |
|
1846a |
[over] [anon.], [Anne Marsh-Caldwell], Mont Sorel, of de erfgename der De Veres, naar het Engelsch, door W.J. Mensing, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1846 I (Boekbeschouwing), 717-719 |
|
1846b |
[over] A.L.G. Toussaint, Ximenes, Alba, Orsini. Drie novellen uit Spanje, in: Boekzaal der geleerde wereld 1846 I, 302-304 |
|
1847a |
[over] [anon.] [S. Knorring von Zelow], Gunnar, of de gevolgen van een' enkelen misstap; een tafereel uit het Zweedsche volksleven, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1847 I (Boekbeschouwing), 374-376 |
|
1847b |
[over] Eliza, de vrouw gelijk zij behoort te zijn, naar den zevenden Hoogduitschen druk, in: De recensent, ook der recensenten 1847 I (Recensiën), 486-487 |
|
1847c |
[over] Marie von Thurnberg, Het schoonste doel der vrouw. Toiletgeschenk voor dames, naar de tweede Hoogduitsche uitgave, in: De recensent, ook der recensenten 1847 I (Recensiën), 483-485 |
|
1847d |
‘Bij het portret van mejufvrouw A.L.G. Toussaint’, in: De tijd 1847 deel 5, 156-157 |
|
1849a |
[onder andere over] A.L.G. Toussaint (red.), Almanak voor het schoone en goede, voor 1849, in: De recensent, ook der recensenten 1849 I (Recensiën), 36-48 |
|
1849b |
‘Bestemming van het meisje’, in: Erina. Nederlandsch magazijn voor vrouwen 1849, 123-128 |
|
1850 |
‘Eugène Sue, als romanschrijver en socialist’, in: Onze tijd 1850, deel 6, 117-127 |
|
1851a |
‘Het zieleleven der planten’, in: Nieuw Nederlandsch magazijn 1851, 150-152 |
|
1851b |
[over] Elise [Elise van Calcar-Schiotling], Hermine, in: De recensent. Algemeen letterlievend maandschrift 1851 I (Boekbeoordeelingen), 572-580 |
|
1851c |
‘De bloomers’, in: Tijdspiegel 1851 II, 375-377 |
|
1851d |
[over] Lp. Storch, Caroline, de Weener Barrikaden-Heldin, genoemd: Jager Karel. Tafereelen uit den October-kamp van Weenen en den Vrijheidsoorlog van Hongarije en Italië, naar het Hoogduitsch, in: De recensent. Algemeen letterlievend maandschrift 1851 I (Boekbeoordeelingen), 527-529 |
|
1852a |
[over] Johannes [Ida Bonten], Lichtpunten en schaduwzijden, in: De recensent, ook der recensenten 1852 I, 241-243 |
|
1852b |
[over] R. Töpffer, De pastorij, uit het Fransch vertaald, door S.S., in: Vaderlandsche letteroefeningen 1852 I (Boekbeschouwing), 92-94 |
| |
| |
Anon. |
|
|
1852c |
Eene vrouw (M. te V.), ‘Over Mevrouw Kossuth en het genootschap tot émancipatie der vrouw’, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1852 II (Mengelwerk), 89-102 |
|
1852d |
‘Huiselijk geluk’, in: Nieuw Nederlandsch magazijn 1852, 130-132, 158-160, 224, 239-240, 366-368, 389-390 |
|
1852e |
‘Het nieuwe spoorweg-spel. Eene vertelling in achten’, in: Leesmuseum 1852 III, 93-121 |
|
1852f |
‘Mevrouw Bloomer’, in: Het leeskabinet 1852 IV, 192 |
|
1853a |
[over] J. Herman de Ridder, Katharina Paulowna, of de kracht der zwakkere sekse, in: Tijdspiegel 1853 II, 48-50 |
|
1853b |
[over] J. Herman de Ridder, Katharina Paulowna, of de kracht der zwakkere sekse, in: Nederlandsch athenaeum 1853, 97 |
|
1854 |
[over] Catharina Sinclair, Beatrice, of de hedendaagsche Jezuïten in Engeland, naar het Engelsch door C.M. Mensing, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1854 I (Boekbeschouwing), 726-728 |
|
1855 |
[over] M.A.A. Boëseken, De pleegzuster, met een voorberigt van W.H. Warnsinck, Bz., in: Vaderlandsche letteroefeningen 1855 I (Boekbeschouwing), 315-318 |
|
1855-1856 |
‘Opvoeding en onderwijs van meisjes in Nederland’, in: Tijdspiegel 1855 II, 345-348; 1856 I, 93-97. |
|
1856a |
‘De pligten eener moeder’, in: Nieuw Nederlandsch magazijn 1856, 205. |
|
1856b |
‘Eenige opmerkingen bij eene vraag, (door eene vrouw)’, in: Tijdspiegel 1856 I, 23-47 |
|
1856c |
‘Een avondcirkel bij de Gravin Athenais de Thermes’, in: Nieuw Nederlandsch magazijn 1856, 57-58 |
|
1857a |
‘Invloed der vrouw op het menschelijk geslacht’, in: Nieuw Nederlandsch magazijn 1857, 105-107 |
|
1857b |
‘Eenige trekken uit het leven van Petronella Moens’, in: Nieuw Nederlandsch magazijn 1857, 275-276 |
|
1857c |
‘Charlotte Bronté [sic]’, in: Het leeskabinet 1857 III, 222-225 |
|
1858a |
‘George Sand’, [over] George Sand, Histoire de ma vie en Oeuvres, in: Wetenschappelijke bladen 1858 II, 1-42 (uit National review) |
|
1858b |
‘'t Is al geen goud wat er blinkt’, [over] A.J. van der Aa (red.), Parelen uit de lettervruchten van Nederlandsche dichteressen, in: Tijdspiegel 1858 I, 494-496 |
|
1858c |
‘Een lief romannetje’, [over] Johanna [Mevr. Johanna Doorman, geb. van Rijsen], Suze Wellingrode, of de invloed van misdaad en liefde, in: Tijdspiegel 1858 I, 498-499 |
|
1859 |
‘De opening van den Amsterdamschen stadsschouwburg op 1 september 1859’, in: Nederlandsch magazijn 1859, 287 |
| |
| |
A. |
1814 |
‘Een woordje over de wispelturigheid der mannen’, in: De recensent, ook der recensenten 1814 II (Antikritiek en mengelwerk), 304-308 |
|
1815 |
[anon.], ‘Nog een woordje te besluite aan den heer K. betreffende de wispelturigheid der mannen’, in: De recensent, ook der recensenten 1815 II (Antikritiek en mengelwerk), 156-161 |
|
1816 |
[Verslag van de feestelijkheden bij de Maatschappij van Rhetorica te Ostende], in: Algemeene konst- en letterbode 1816 II, 386-390 |
|
1819 |
‘Wat behoort de vrouw te zijn’, in: De recensent, ook der recensenten 1819 II (Antikritiek en mengelwerk), 115-121 |
|
Van der Aa, C.P.E. Robidé |
1839 |
[anon.], [over] A.L.G. Toussaint, De Graaf van Devonshire. Romantische episode uit de jeugd van Elisabeth Tudor, in: De vriend des vaderlands 1839, 181-184 |
|
Ampère, J.J. |
1850 |
‘De Nederlandsche letterkunde, mejufvrouw Toussaint en de Revue des deux mondes’, in: Onze tijd. Merkwaardige gebeurtenissen in onze dagen 1850, deel 6, 89-99 |
|
B. |
1820 |
‘Brief wegens de tentoonstelling der kunstwerken van nog in leven zijnde Nederlandsche meesters te Amsterdam 1820’, in: Algemeene konst- en letterbode 1820 II, 269-272, 282-287, 298-302 |
|
1848 |
[over] [anon.], Eliza, de vrouw gelijk zij behoort te zijn, naar den zevenden Hoogduitschen druk, in: Boekzaal der geleerde wereld 1848 I, 297-300 |
|
Bakker, G. |
1824 |
‘Het vrouwelijk karakter en de vrouwelijke bestemming’, in: E. Darwin, Aanleiding tot de ligchamelijke en zedelijke opvoeding van het vrouwelijk geslacht, bearbeid en vermeerderd door C.W. Hufeland, in het Nederduitsch vertaald met bijvoegselen, door G. Bakker, Groningen, Bijvoegselen, 1-29 |
|
Van Balen Blanken, G.C. |
1836 |
‘Eene beschouwing der Nederlandsche vrouwen, als medewerksters ter verlichting, beschaving en veredeling van het Nederlandsche volk. Voorgelezen in het Departement Tot Nut van het Algemeen te Wognum en Purmerend’, in: De recensent, ook der recensenten 1836 II (Antikritiek en mengelwerk), 375-394 |
|
Beets, N. |
1870 |
Eenige opmerkingen met betrekking tot de denkbeelden van den dag in de richting van de emancipatie der vrouw. Lezing ter opening der Algemeene Vergadering van het Provinciaal Utrechtsch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen, te Utrecht, den 28sten juni 1870, Utrecht |
| |
| |
Bilderdijk, Mr. W. |
1814 |
‘De echt’, uitgesproken in de Maatschappij ‘Felix Meritis' te Amsterdam in den jare 1812’, in: Affodillen, 2 delen, Haarlem, deel I, 41-76 |
|
1821 |
‘Vrouwendeugd’, naar Don Estevan Manoël de Vilhegas vertaald, in: Mnemosyne. Mengelingen voor wetenschappen en fraaije letteren 1821, deel 10, 398 |
|
Bilderdijk, geb. Schweickhardt, Mevr. Katharina Wilhelmina |
1818 |
K.W.B., ‘Vrouwenbestemming’, in: Mnemosyne. Mengelingen voor wetenschappen enfraaije letteren 1818, deel 5, 321-342 |
|
Boas, E. |
1848 |
‘Drie Zweedsche romanschrijfsters’, in: Het leeskabinet 1848 I, 113-115 |
|
Bosboom-Toussaint, A.L.G. |
1849 |
A.L.G. Toussaint, ‘Op Zuiderhoef. Een brief’, in: Almanak voor het schoone en goede, voor 1849, Amsterdam, 99-171 |
|
Boxman, Mr. Abraham |
1823 |
‘De invloed der vrouwen’, in: Gedichten, Rotterdam, 1-16 |
|
Brill, W.G. |
1842 |
‘Corneille's Cinna’, in: De gids 1842 II (Mengelingen), 422-445 |
|
1851 |
‘Over de redelijkheid van het geloof aan het eeuwige’, in: De gids 1851 I, 330-346 |
|
Burggraaff, W., Hoofdonderwijzer der Stads-Burgerschool voor meisjes te Leeuwarden |
1837 |
‘Voorlezing over het hooge belang der maatschappij bij eene doelmatige opvoeding van het vrouwelijk geslacht’, in: Tijdschrift voor onderwijzers en ter bevordering der huiselijke opvoeding 1837, 1-17 |
|
Van Calcar, geb. Schiotling, Elise |
1851 |
Elise, Tilburgsche mijmeringen, 's-Hertogenbosch |
|
1854a |
[anon.], [over] J. Hoek, Mina en Betzy, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1854 I (Boekbeschouwing), 42-44 |
|
1854b |
Evangeline. Het vrouwelijk leven, 2 delen, Schoonhoven |
|
1859 |
Wat Parijs mij te zien en te denken gaf, 2 delen, Haarlem |
|
C.C. |
1855 |
‘Nog iets over Uncle Tom. Een gesprek tusschen Amalia en hare vriendin Elise. Ter inleiding van het volgende verhaal’, in: Christelijke volks-almanak voor het jaar 1855, deel 12, 47-74 |
| |
| |
Chevallier, P., predikant bij de Walsche gemeente te Amsterdam |
1818 |
‘Olympia Fulvia Morata. Uitgesproken in Felix Meritis, den 25 van Lentemaand, 1818’, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1818 II (Mengelwerk), 297-312 |
|
Clara |
1855 |
‘Moeders leiding’, in: Daphné. Tweemaandelijksch tijdschrift voor Nederlandsche poëzij 1855-1856, deel 6, 41-43 |
|
Clarisse, J. |
1821 |
‘Losse gedachten over vrouwelijke verstands-oefening. Voorgelezen te Leiden, den 4 februarij 1820, in de Maatschappij van Nederlandsche letterkunde’, in: Mnemosyne. Mengelingen voor wetenschappen en fraaije letteren 1821, deel 10, 269-314 |
|
Croiset, G.E.C. |
1846 |
W. van Rehburgh, [over] Gravin Hahn Hahn, Cecil Forster, in: Algemeen letterlievend maandschrift 1846, Boekbeoordeelingen, 517-533 |
|
D. |
1855 |
[over] T. van Westrheene, Wz., Gelofte en trouw. Familieroman, in: De gids 1855 II, 246-255 |
|
D-D |
1857 |
[over] Frederika Bremer, Hertha, vertaald door C.M. Mensing, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1857 I (Boekbeschouwing), 693-696 |
|
Donkersloot, N.B. |
1846 |
‘Een dames-congres’, in: Droomen der toekomst, of een blik in de volgende eeuw, Dordrecht, 170-186 |
|
1849 |
Een blik op de vrouw en hare hoedanigheden, Tiel |
|
Dorbeck, D. |
1856-1857 |
‘Schiller. Eene aesthetische studie’, in: De recensent. Algemeen letterlievend maandschrift 1856 II, 247-287; 1857 II, 23-100, 129-172 |
|
Ehrenberg, Frederik, Hof- en Domprediker te Berlijn |
1816 |
Godsdienstig huisboek voor beschaafde vrouwen, uit het Hoogduitsch door Bernardus Verweij, Amsterdam |
|
1817a |
Vrouwelijk gemoed en vrouwelijk leven. In karaktertrekken, schetsen en opmerkingen, uit het Hoogduitsch, door Bernardus Verweij, Amsterdam |
|
1817b |
Het karakter en de bestemming van den man, uit het Hoogduitsch, door Bernardus Verweij, Amsterdam |
| |
| |
Ellis, Mrs. |
1845 |
Pligt en roeping der vrouw. Een boek voor vrouwen en meisjes, naar de twintigste Engelsche uitgave door K. Sijbrandi, Amsterdam |
|
1846 |
Vorming en bestemming der meisjes, naar het Engelsch, Utrecht |
|
E.T. |
1853 |
[over] Emilie Flygare Carlèn, Een gerucht. Roman, uit het oorspronkelijk vertaald, door Mr. C.J. Zweerts, in: Tijdspiegel 1853 I, 435-455 |
|
Etienne, L. |
1858 |
‘Currer Bell. - Charlotte Brontë’ (uit Revue contemporaine), in: Wetenschappelijke bladen 1858 I, 1-50 |
|
Félice, G. de |
1842 |
Beroep van een Christen, aan de letterkundigen onzer dagen gericht, naar het Fransch [met een voorrede van B.T. Lublink Weddik], Amsterdam |
|
F.G. |
1854 |
[Friedrich Gerstäcker?], ‘De zijden koord, of de kindermoordenares. Een verhaal in drie hoofdstukken’, vrij naar het Hoogduitsch, in: De tijd 1854, deel 20, 46-54, 114-128 |
|
G. |
1837 |
[over] Froukje Herbig, De gelofte, of de zegepraal der deugd. Een oorspronkelijk Nederlandsch familie-tafereel, uit het laatst der zestiende eeuw, kort vóór den dood van Willem I, De Schrijfster van de Kleine pligten [Margaretha Jacoba de Neufville], Elizabeth Basmooth, of een Engelsche plant op Hollandschen bodem. Een oorspronkelijke roman, en [anon.], Drietal verhalen, op godsdienst en deugd gegrond. Niet vertaald, in: De gids 1837 I (Boekbeoordeelingen), 413-416 |
|
Gunning, Jr, Johannes H. |
1851 |
[anon.], ‘Over het wezen des romans en zijne beteekenis voor de vrouwen van onzen tijd’, in: Monod 1851, 118-144 |
|
1855 |
J.H.G., [over] Mevr. Elise van Calcar, geb. Schiotling, Evangeline. Het vrouwelijk leven, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1855 I (Boekbeschouwing), 801-804 |
|
Guseck, B. von |
1837 |
‘De emancipatie der vrouwen. Een zedelijk tafereel’, in A. von Tromlitz, C. von Wachsmann en anderen, Koornairen. Verhalen, Amsterdam, 125-194 |
|
Hasebroek, E.J. |
1838 |
[anon.], Te laat. Eene schets uit den tegenwoordigen tijd, Haarlem |
| |
| |
Heusde, J.A.C. van |
1850 |
[over] Frederika Bremer, Broeders en zusters. Een verhaal, uit het Zweedsch vertaald, door J.J.A. Goeverneur, in: Algemeen letterlievend maandschrift 1850 Boekbeoordeelingen, 419-437 |
|
Heyst, D. van, Theol. Dr. en Predikant te Gouda |
1833 |
‘Redevoering over den invloed der vrouwen ter bewaring van het volkskarakter in het algemeen, en van dat van onze natie in het bijzonder. Gehouden in het Departement Gouda, der Maatschappij: Tot Nut van 't Algemeen, den 20 november 1832’, in: De recensent, ook der recensenten 1833 II (Antikritiek en mengelwerk), 421-441 |
|
Heysterbach, R. van |
1857 |
[over] Anna [A.E.H. Steens Zijnen, geb. Ampt], De bruid van Angrogna. Romantische episode uit de geschiedenis der Waldenzen, in: De gids 1857 I, 151-156 |
|
Hoeven, C. des Amorie van der |
1853a |
Sw., [over] Mrs. Ellis, Levensbeelden in verhalen, naar het Engelsch, in: Het leeskabinet 1853, Bibliographisch album, 147-149 |
|
1853b |
S.W.I.V., ‘Uncle Tom's Cabin. Variatiën op een veelbesproken thema’, in: Het leeskabinet 1853 II, 1-16 |
|
1853c |
Sw., [over] Frederika Bremer, Herinneringen aan mijn verblijf in Engeland, in het najaar van 1851, in: Het leeskabinet 1853 Bibliographisch album, 161-164 |
|
1854 |
S.W.I.V., ‘Friedrich Perthes en Caroline Claudius’, in: Het leeskabinet 1854 IV, 102-129 |
|
Hoeven, C. Pruys van der, Med. Doct. |
1819 |
‘Proeve over de wijsbegeerte des levens. Voorgedragen in de Rotterdamsche Afdeeling der Maatschappij van Fraaije Kunsten en Wetenschappen, den 21 Junij 1819’, in: Mnemosyne. Mengelingen voor wetenschappen en fraaije letteren 1819, deel 7, 145-177 |
|
Hofstede de Groot, P. |
1838 |
De christelijke naastenliefde, in hare werkzaamheid en kracht, uitgegeven ten voordeele van de vrouwenvereeniging tot bevordering van werkzaamheid en welstand onder de geringere volksklasse, z.p. |
|
Hoop, Jr., Adriaan van der |
1830 |
‘Redevoering over den waren roem. Uitgesproken in de Rotterdamsche Afdeeling der Maatschappij: Tot Nut van 't Algemeen’, in: Magazijn voor wetenschappen, kunsten en letteren 1830, deel 10, 373-400 |
| |
| |
Huet, Cd. Busken |
1860 |
‘Bilderdijk’ [over] Mr. Is. da Costa, De mensch en de dichter Bilderdijk. Eene bijdrage tot de kennis van zijn leven, karakter en schriften, in: De Nederlandsche spectator 1860, 10-12, 28-29, 50-52, 65-67, 92-95, 121-124, 161-164, 169-172, 193-196 |
|
1861 |
‘P.A. de Génestet’, in: De Nederlandsche spectator 1861, 217-218 |
|
Ising, Arnold |
1847 |
A.I., ‘Opvoeding van volwassenen’, in: De spektator 1847, deel 7, 187-198 |
|
1852 |
A.I., [over] Mevr. A.L.G. Bosboom-Toussaint, Media-Noche, in: Tijdspiegel 1852 I, 453-461; 1852 II, 50-56 |
|
1859a |
‘Verguld op sneê’, [over] Almanak voor het schoone en goede voor het jaar 1859, in: Tijdstroom 1859 I, 98-133 |
|
1859b |
‘Wat een boek mij te lezen en te denken gaf’, [over] Elise van Calcar-Schiotling, Wat Parijs mij te zien en te denken gaf, in: Tijdstroom 1859 II, 423-446 |
|
Janssonius, Roelof Bennink |
1851 |
‘Vrouwenvereenigingen’. in: Aurora. Jaarboekje voor 1851, 34-38 |
|
Jean Paul |
1821 |
‘Het boekenschrijven der vrouwen’, in: Jean Paul, Gedachten, met eene inleiding door Mr. J.A. Weiland, 2 delen, Rotterdam, deel II, 61 |
|
K. |
1814 |
‘Aan de schrijfster van “Een woordje over de wispelturigheid der mannen”’, in: De recensent, ook der recensenten 1814 II (Antikritiek en mengelwerk), 517-529 |
|
Kantelaar, Jacobus |
1799 |
Redevoering over den invloed der ware verlichting op het lot der vrouwen en het huwelijksgeluk, gehouden op de Algemeene Vergadering, der Maatschappij Tot Nut van 't Algemeen, den 13den van Oogstmaand, 1793 (Redevoeringen en aanspraaken, gedaan in de onderscheiden vergaderingen der Maatschappij Tot Nut van 't Algemeen; 3), z.p., 1-92 |
|
Kavanagh, Julia |
1854 |
Christelijke vrouwen, geschetst als voorbeelden van godsvrucht en weldadigheid, vrij bewerkt naar het Engelsch, door C.S. Adama van Scheltema, 2 delen, Amsterdam, z.j. |
|
Keijser, J.P. de |
1855 |
d.K., [over] Charles Dickens, Slechte tijden. Een verhaal voor onzen tijd, in: Nieuwe boekzaal. Maandschrift voor de protestantse kerk 1855 II, Boekbeoordeelingen, 10-13 |
|
Keller, Gerard |
1855 |
‘Proza en poëzij’, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1855 II (Mengelwerk), 382-420 |
| |
| |
Kindermann, J.C. |
1851 |
‘Eene dame beluisterd, doch die mag beluisterd worden’ [over] Elise [E. van Calcar-Schiotling], Tilburgsche mijmeringen, in: Tijdspiegel 1851 II, 193-196 |
|
1853a |
Chon., [over] [anon.] [Anne Marsh-Caldwell], Richard Craiglethorpe, of de wrekende hand des tijds, uit het Engelsch, door P. van Os, in: Tijdspiegel 1853 I, 42-44 |
|
1853b |
Chonia, [over] Henriette Suzette Smith, De voorregten en roeping der vrouw, als discipelinne des heeren. Geschetst met terugzien op de drie eerste eeuwen onzer christelijke jaartelling, naar het Engelsch, door C.S. Adama van Scheltema, in: Tijdspiegel 1853 II, 106-109 |
|
1853c |
Chon., ‘Das Weib ist ein Compositum u.s.w.’, [over] Mrs. Ellis, Pligt en roeping der vrouw. Een boek voor vrouwen en meisjes, naar de twintigste Engelsche uitgave, door K. Sybrandi (vierde druk), in: Tijdspiegel 1853 I, 38-42 |
|
1854 |
Chonia, ‘Eene geruchtmakende stille’ [over] Dr. G.D.J. Schotel, predikant te Tilburg, Anna Maria van Schurman, in: Tijdspiegel 1854 I, 429-432 |
|
1856 |
Chonia, ‘De boetgezante’ [over] Elise van Calcar, geb. Schiotling, Evangeline. Het vrouwelijk leven, in: Tijdspiegel 1856 I, 115-118 |
|
Kisselius, J. |
1835 |
‘De innerlijke waarde der vrouw, blijkbaar uit hare zedelijke bestemming’, in: Bijdragen tot boeken- en menschenkennis 1835 Mengelwerk, 32-64 |
|
Kist, Ewaldus, Predikant |
1819 |
‘Verhandeling ter beantwoording van de vraag: Wat is er in de schriften van Gellert, waardoor hij, als schrijver, dien buitenwonen opgang gemaakt heeft, welke zijne levens-geschiedenis hem toekent? Voorgelezen den 4 Maart 1817, in het Genootschap Diversa Sed Una, te Dordrecht’, in: Mnemosyne. Mengelingen voor wetenschappen en fraaije letteren 1819, deel 6, 37-85 |
|
Klijn, H.H. |
1815 |
‘De verpligting der kunsten aan de vrouwen’, in: Gedichten, Haarlem, 61-96 |
|
Koning, Izaäk de, Stads Med. Doctor te Zaltbommel |
1832 |
‘Een woord aan de Nederlandsche moeders uit den beschaafden stand over de krommingen der ruggegraat’, in: Algemeene konst- en letterbode 1832 I, 36-40, 50-56, 66-75 |
|
Kremer, A.J.C. |
1852 |
Bloemen als bloomers, of de wijze vrouwen van Palmyra. Comedie in drie bedrijven, te Utrecht op 1 maart 1852 door eenige leden van het studenten-gezelschap Olympia ten tooneele gevoerd, Utrecht |
|
Lennep, J. van |
1852 |
‘Aan de beschaafde vrouwen in Nederland’, in: Mr. J. van Lennep (uitg.), Holland. Almanak voor 1852, Amsterdam, 1-15 |
| |
| |
Loghem, H. van |
1821 |
‘Waardoor wordt de vrouw beminnens- en achtingwaardig? Eene voorlezing, gehouden in het Departement Deventer der Maatschappij Tot Nut van 't Algemeen’, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1821 II (Mengelwerk), 337-348 |
|
Loots, Cornelis |
1817 |
‘De vrouw’, in: Gedichten, deel III, Amsterdam, 98-124 |
|
Mackenstein, geb. Koning, Mevr. J.S. |
1848 |
Johanna, ‘Welke is thans onze roeping?’, in: Maria en Martha. Lektuur voor christen vrouwen en moeders 1848, deel 9, 27-32 |
|
1853 |
Beelden en omtrekken, naar het leven geteekend, Amsterdam |
|
1856 |
‘Iets voor liefhebbers van eene voorrede’, in: Hedwig, Amsterdam, i-vi |
|
Mastenbroek, Fenna |
1815 |
‘Voorberigt’, in: Lectuur voor vrouwen, bestaande uit onderscheidene verhalen ter veredeling van het hart, deel 1, Groningen |
|
Meerten, geb. Schilperoort, A.B. van |
1851 |
‘Kan de werkkring van de vrouw ook niet nuttig zijn?’, in: Maria en Martha. Lektuur voor christen vrouwen en moeders 1851, deel 15, 28-32 |
|
Meisser, F.C. |
1814 |
‘Invallen’, naar het Hoogduitsch, in: De recensent, ook der recensenten 1814 II (Antikritiek en mengelwerk), 446-469, 497-500 |
|
Mensinga, J.A.M. |
1846 |
‘Wederlegging van de Kritiek des Hoogleeraars Beijerman op den Leycester in Nederland van Mej. A.L.G. Toussaint (voorkomende in de Vaderlandsche Letteroefeningen, voor Maart 1846. No. III. Mengelwerk, bl. 101 en volg.)’, in: De recensent, ook der recensenten 1846 II, 265-292, 313-333, 352-381 |
|
1847 |
[anon.], ‘Mejufvrouw Toussaint en hare werken’, in: De tijd 1847, deel 6, 320-325 |
|
Moens, Petronella |
1817 |
Aardenburg, of de onbekend volksplanting in Zuid-Amerika, Haarlem |
|
1826 |
Dagboek voor mijne vrouwelijke landgenooten, Amsterdam |
|
1829 |
Legaat aan mijne vrouwelijke landgenooten, Amsterdam |
|
Molesworth, Mary |
1852 |
De dubbele zelfopoffering, naar het Engelsch vertaald, door C.M. Mensing, Leiden |
|
Monod, Adolphe |
1851 |
De vrouw, naar de derde uitgave uit het Fransch vertaald en vermeerderd, [door J.H. Gunning Jr.], Utrecht |
| |
| |
Motthe, Cornelis van Erlach van der Bilt la |
1855 |
V.D.B.L.M., [over] J. Sasse, De blaauwkous of hoe geleerder hoe verkeerder. Zeer curieus voor vrouwen en meisjes die iets van het bloomerisme weg hebben en die gaarne hunne respectieve echtgenooten onder den pantoffel zien, opgedragen aan alle wijsneuzen en verwaande dochteren van Eva, in: Gelderland 1855 II, Bijblad voor Nederlandsche letterkunde, 65-66 |
|
1856 |
Sylvius, ‘Vier oorspronkelijke romancières’, in: Dames-weekblad. Lectuur voor vrouwen en meisjes uit den beschaafden stand 1856, 244-248, 252-256 |
|
1857 |
L-e, [over] Frederika Bremer, Hertha, vertaald, door C.M. Mensing, in: Tijdspiegel 1857 I, 445-448 |
|
1858a |
L.-e, ‘Duivelbezwering’, [over] Margaretha Maria Brewster, Zonder moeder, naar het Engelsch, door Henriette S..., in: Tijdspiegel 1858 II, 303-306 |
|
1858b |
L.-e, [over] De Schrijfster van De Lantaarnopsteker en Mabel Vaughan, in: Tijdspiegel 1858 II, 125-127 |
|
Muller, P.N. |
1857 |
‘Volks-lectuur’ [over] Practische volks-almanak voor 1857, in: De gids 1857 I, 822-854 |
|
Nauta, B.A., Phil. Theor. et Lit. Hum. Doct. |
1826 |
‘Voorlezing over het leven en karakter van Livia Drusilla Augusta’, in: De recensent, ook der recensenten 1826 II (Antikritiek en Mengelingen), 57-69 |
|
Nepveu, J.I.D. |
1849 |
‘Voorberigt’, in: Thomasine Christine Buntzen Gravin Gyllenbourg, De kruisweg en andere verhalen, uit het Deensch, vertaald door -, 2 delen, Utrecht, deel 1, v-x |
|
Neufville, Margaretha Jacoba de |
1824 |
[anon.], ‘CXXX. Brief. Willem P. aan Diederik van B. (...). Over zijne zinsverandering. Verdiensten der vrouwen’, in: De kleine pligten, eene oorspronkelijke zedelijke voorstelling in brieven uit het begin der negentiende eeuw, 2 delen, Amsterdam, deel 2, 158-160 |
|
Nieuwenhuizen, Bernard |
1789 |
‘Vrouwen-lof’, naar Stolberg, in: B. Nieuwenhuizen en A.C. Schenk, Keur van dichtbloemen, Amsteldam, 119-121 |
|
1804 |
De verdienste der vrouwen, gevolgd naar het Fransch van Legouvé, Den Hage |
|
Nisard, Charles |
1837 |
‘Gedachten over de reis naar het Oosten van De la Martine. Vrij naar het Fransch’, in: De recensent, ook der recensenten 1837 II (Antikritiek en mengelwerk), 405-420 |
| |
| |
Noothoorn, Anthony Egbertus van |
1856 |
Een neefje van Klikspaan, ‘De ridder van de klok’, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1856 II (Mengelwerk), 275-287 |
|
O.C. |
1855 |
‘Zou er in Nederland welligt nog iets voor opvoeding en onderwijs van meisjes te doen zijn’, in: Tijdspiegel 1855 I, 333-339 |
|
Ockerse, W.A., Predikant te Wijk bij Duurstede |
1788 |
Ontwerp tot eene algemeene characterkunde, 3 delen, Utrecht 1788-1797, deel 1 |
|
P. |
1853 |
[over] Emily Flygare Carlén, Emma, in: Het leeskabinet 1853 Bibliographisch album, 166-167 |
|
1857 |
[over] Frederika Bremer, Hertha, vertaald, door C.M. Mensing, in: Het leeskabinet 1857 Bibliographisch album, 218-223 |
|
Ph. |
1852 |
[over] Barbara H. Tarquhar, eene landsmansdochter, De opvoeding der vrouw, haar gewigt, doel en aard, naar het Engelsch, door C.v.A., in: Het leeskabinet 1852, Bibliographisch album, 21 |
|
Pijl, H.G. |
1824 |
H.G. Pijl, Het vrouwelijk gevoel, in twee zangen, Medemblik |
|
Pockels, Carl Friedrich, Geheimraad van den Hertog van Brunswyk-Lunenburg |
1800-1803 |
Charakter-schets der vrouw, naar het Hoogduitsch, door Mr. Joannes van der Linden, advocaat te Amsteldam, 4 delen, Leyden |
|
P.R. |
1827 |
[Ingezonden brief over de noodzaak van de oprichting van een Genootschap van Vrouwen ter bevordering der Huishoudkunde], in: Algemeene konst- en letterbode 1827 II, 308-310 |
|
Potgieter, E.J. |
1839 |
[anon.], [over] Elize, door de schrijfster van Te laat [E.J. Hasebroek], in: De gids 1839 I (Boekbeoordeelingen), 488-496, 532-541 |
|
1842 |
[anon.], [over] Frederike Bremer, Huisselijk geluk en huisselijk leed, De buren en Oorlog en vrede, in: De gids 1842 I (Boekbeoordeelingen), 329-340, 390-402 |
|
1853 |
‘Piëtistische poëzij’, [over] Albertine Kehrer, Gedichten, in: De gids 1853 II, 282-316 |
|
P.V. |
1818 |
‘Aan de beruchte Mevrouw von Krüdener’, naar het Hoogduitsch, in: Amsterdamsch letterlievend maandschrift 1818 II (Mengelwerk), 83 |
| |
| |
Quack, H.P.G. |
1868 |
‘Ivan Tourguenef’, in: De gids 1868 I, 336-354 |
|
1869 |
‘Martinus des Amorie van der Hoeven’, in: De gids 1869 III, 177-262, 369-445 |
|
R. |
1853 |
‘Harriet Beecher Stowe’, in: De tijd 1853, deel 17, 84-85 |
|
1854 |
‘Over de verschillende levensbestemmingen van den man en de vrouw. Eene voorlezing’, in: Pantheon. Tijdschrift ter verspreiding van nuttige kennis 1854 II, 1-15 |
|
Radijs, A. |
1841 |
‘Nederigheid der vrouw’, in: Christophilus. Christelijk jaarboekje voor 1841. Proza en poëzij, bijeengebragt door onderscheidene godsdienstvrienden, 47-66 |
|
Ridder, J. Herman de |
1853 |
Katharina Paulowna, of de kracht der zwakkere sekse, Haarlem |
|
Roijaards, Herm. Joh., Hoogleeraar te Utrecht |
1828 |
Redevoering over den invloed der Nederlandsche vrouw op de handhaving en wijziging van het volkskarakter, Utrecht |
|
R-p. |
1853 |
[over] Susanna Maria Boëseken, Hillegonde. Oorspronkelijk Nederlandsch verhaal, in: Nederlandsch athenaeum 1853, 13-15 |
|
R.R. |
1821 |
[over] Almanak voor vrouwen door vrouwen voor het jaar 1822, in: Amsterdamsch letterlievend maandschrift 1821 I (Beöordeelingen), 261-263 |
|
Rudolf |
1836 |
‘Over de pligten der vrouwen’, in: Komeet 1836, no. 1 (2 januarij 1836), 3-5 |
|
***S. |
1821 |
[over] Joan Lodewijk Ewald, De bestemming des huisselijken levens; ter bevordering van huisselijke deugd en huisselijk geluk, in: Amsterdamsch letterlievend maandschrift 1821 I (Beöordeelingen), 65-67 |
|
S. |
1846 |
[over] Henriette Maria L...... [Henriëtte Maria Langelaan], Coquetterie, in: De gids 1846 I (Boekbeoordeelingen), 197-204 |
|
-S-. |
1851 |
[over] Amalia Sieveking, Gedachten over de wijze van armen-verzorging door vrouwen, ontwikkeld in het 17e verslag der Vrouwen-Vereeniging te Hamburg, en in eene door haar te Berlijn gedane verhandeling, naar het Hoogduitsch, in: Nederland. Proza en poëzij van Nederlandsche auteurs 1851 III (Neêrlands letterkunde), 6-7 |
| |
| |
S-. |
1858 |
‘Levensvonken’, [over] Louise, Kijkjes in het leven. Drie vertellingen, in: Tijdspiegel 1858 I, 131-139 |
|
Sander, J.C.A. |
1821 |
‘De vrouw meer een gevoelig dan een denkend wezen. Uitgesproken in de Maatschappij Tot Nut van 't Algemeen, Departement Zaandam, den 23sten Aug. 1820’, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1821 II (Mengelwerk), 49-68 |
|
Sasse, J. |
1854 |
De blaauwkous of hoe geleerder hoe verkeerder. Zeer curieus voor vrouwen en meisjes die iets van het bloomerisme weg hebben en die gaarne hunne respectieve echtgenooten onder den pantoffel zien, opgedragen aan alle wijsneuzen en verwaande dochteren van Eva, Zierikzee |
|
Schiller, Friedrich |
1881 |
Het lied van de klok, in herziene uitgave, en andere gedichten, nagevolgd door H. Frijlink, Amsterdam |
|
Schimmel, H.J. |
1856 |
‘Hendrik Conscience’, in: De gids 1856 II, 770-829 |
|
1857 |
‘Een historische roman’ [over] Elise [Elise van Calcar-Schiotling], Eene star in den nacht. Schetsen uit het laatste der XVde eeuw, in: De gids 1857 II, 237-268 |
|
Schlosser, F.C. |
1844 |
‘Ontstaan en aard der engelsche zoogenaamde blaauwkousen’ in de achttiende eeuw’, in: Geschiedenis der achttiende eeuw en der negentiende tot op den ondergang van het Fransch keizerrijk, Groningen 1844, deel 8, 12-26 |
|
Scholten, J.J., Leeraar der Hervormde Gemeente te Breda |
1818 |
‘Proeve over de waardij der vrouwen. Uitgesproken in de Tielsche en Bredasche Afdeelingen der Maatschappij Tot Nut van 't Algemeen, 1814 en 1817’, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1818 II (Mengelwerk), 529-538 |
|
Schull, P.S. |
1834 |
[over] Froukje Herbig, De arme luitenant en zijn huisgezin, in: Bijdragen tot boekenen menschenkennis 1834 Boekbeoordeeling, 95-105 |
|
Schwarz, Ferd. Heinr. Christ. |
1849 |
‘De bestemming van de vrouw. Ideaal eener volkomene beschaafde vrouw uit den middelstand’, in: Erina. Nederlandsch magazijn voor vrouwen 1849, 118-121 |
|
Sijbrandi, K. |
1834 |
‘Verhandeling, over vrouwe K.W. Bilderdijk, beschouwd als kinderdichteres. Uitgesproken bij gelegenheid van eene prijsuitdeeling aan de kinderen der School van het Departement Nijmegen der Maatschappij Tot Nut van 't Alge- |
| |
| |
|
meen te Nijmegen, oct. 1833’, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1834 II (Mengelwerk), 49-67 |
|
Simons, P. |
1836 |
‘Over Elizabeth en hare regering. Voorlezing’, in: De recensent, ook der recensenten 1836 II (Antikritiek en mengelwerk), 423-436 |
|
Spandaw, Mr. H.A. |
1807 |
De vrouwen. Dichtstuk, Groningen/Amsterdam |
|
1819 |
De vrouwen, in vier zangen, tweede [herziene] druk, Groningen |
|
1857 |
De vrouwen, vierde druk, Utrecht |
|
Swart, N. |
1821 |
[voorrede], in: A.B. van Meerten, geb. Schilperoort, Gids voor jonge lieden van den beschaafden stand, tot regeling van hun gedrag bij hunne eerste intrede in de wereld, zoo wel als in hunne huisselijke betrekkingen, Amsterdam, iii-iv |
|
T. |
1846 |
[over] Mrs. Ellis, Pligt en roeping der vrouw. Een boek voor vrouwen en meisjes, naar de 20ste Engelsche uitgave door K. Sijbrandi, in: De gids 1846 I (Boekbeoordeelingen), 679-688 |
|
Timmer, H., Predikant te Garnwerd en Oostum |
1836 |
‘Over het karakter des geslachts’, in: Proeve eener theoretische en practische menschkunde, 3 delen, Groningen 1832-1836, deel 3, 295-338 |
|
Ver Huell, Alexander |
1849 |
‘Toekomstgelijkheidsvisioen’, in: De visch en de mensch. Hengelschetsen uit de portefeuille, Amsterdam. Opgenomen in: Gezamenlijke werken, deel v, Arnhem 1878 |
|
1873 |
‘Voor wie?’, in: Jeugd. Studentenschetsen, Arnhem. Opgenomen in: De werken van Alexander Ver Huell, Leiden 1899, deel 2 |
|
Vliet, J.L. van der |
1846 |
[anon], ‘De Leycester in Nederland van Mejufvrouw A.G.L. [sic] Toussaint, in: De tijd 1846, deel 3, 299-311, 311-352 |
|
Weddik, B.T. Lublink |
1831a |
‘Er is bijna niets moeijelijker dan om met eene welopgevoede, beschaafde vrouw het gesprek een half uur gaande te houden’, in: Gedachten en beelden, eerste stukje, Amsterdam, 105-106 |
|
1831b |
‘Bewijs der groote schadelijkheid eener meer beschaafde opvoeding voor het vrouwelijk geslacht’, in: Gedachten en beelden, tweede stukje, Amsterdam, 182-185 |
|
1834 |
‘Geleerde en beroemde vrouwen uit de XIVe en XVIIe eeuw’, in: Pandora. Lektuur voor den beschaafden stand, deel II, Amsterdam, 152-168 |
| |
| |
1854 |
S.A.e.L. [Spiritus Asper en Lenis], ‘Frederika Bremer in de nieuwe wereld’, [over] Frederika Bremer, De nieuwe wereld (Homes of the new world), in: Tijdspiegel 1854 II, 353-358 |
|
Weerden, J. van |
1843 |
N., ‘Koninklijke Nederduitsche Schouwburg. Dingsdag 7 november 1843. Dokter Wesp, Blijspel in vijf bedrijven, uit het Hoogduitsch vertaald, naar Roderich Venedig (enz.)’, in: De spektator van tooneel, koncerten en tentoonstellingen 1843, deel 2, 194-196 |
|
Westerman, Marten |
1816 |
De invloed der vrouwen op de vier tijdperken des levens, in vier zangen, Amsterdam |
|
Westrheene, Wz., T. van |
1853 |
Gelofte en trouw. Familieroman, Utrecht 1853 |
|
1859 |
‘Eene afvallige’, in: Almanak voor het schoone en het goede voor het jaar 1859, Amsterdam, 123-169 |
|
Wijnaendts Francken, geb. Dyserinck, Mevr. |
1857 |
Estella, ‘Madame Roland’, in: Driemaandelijksch tijdschrift tot nut en oefening 1857, 72-76 |
|
Withuys, C.G. |
1833 |
‘Ontschuldiging’, in: Gedichten, deel 1, Amsterdam, 23-30 |
|
X. |
1852 |
‘Boekbeschouwingen’, [over diverse deeltjes uit de reeks Klassiek Letterkundig Pantheon, waaronder W. Bilderdijk, De voet in 't graf], in: De tijd 1852, deel 16, 85-88 |
|
1854 |
[over] R. Bennink Janssonius, Vrouwenleven. Zangen des geloofs en der liefde, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1854 I (Boekbeschouwing), 221-225 |
|
1856 |
‘Vilette. Laatste werk van Currel Bell’, in: Tijdspiegel 1856 I, 434-440 |
|
Yntema, J.W. |
1821 |
‘Beklag van een snarig vrouwtje, over een artikel in het ontwerp van een nieuw Burgerlijk Wetboek’, in: Vaderlandsche letteroefeningen 1821 II (Mengelwerk), 285-287 |
|
Zimmerman, Joh. C. |
1860a |
Bern. Koster, Jr, ‘Fictie en historie’ [over] Mevr. A.L.G. Bosboom-Toussaint, Graaf Pepoli, de roman van een rijk edelman, in: De gids 1860 II, 680-700 |
|
1860b |
Bern. Koster, Jr, ‘Zamenspraken zonder zin of “Wat is nu de idee van dat ding?”’, in: De gids 1860 I, 512-530 |
|
|