In oorlogstijd. Het volledige dagboek van de Eerste Wereldoorlog
(1979)–Stijn Streuvels– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 666]
| |||||||
<Nawerk>BijlagenAan... [mijn vrienden in Nederland] te Amsterdam.
Mijn Inzicht.Ga naar voetnoot1 omdat ic Vlaminc ben. Er komt overal roeringeGa naar voetnoot2 in het Vlaamse kamp - gij zegt het wel - maar met de roeringe komt er ook onenigheid en twist. Ik ben niet helemaal op de hoogte want 't blijft hier eenzaam als in [de] Sahara en geestesgemeenschap en dagbladen krijgt men weinig of geen! Toch wil ik u wel vertellen wat ik ervan weet en hoe ik erover denk. De Vlamingen die in Holland verblijven laat ik er buiten - gij weet er meer van dan ik. Hier zijn er voor 't ogenblik drie soorten of groepen:
Daar hebt gij ze alle drie en ik geloof wel dat ze 't allen om 't even goed menen en elk met eigen middelen, 't zelfde doel trachten te bereiken. 't Ongeluk echter is, dat ze 't van elkaar niet verdragen, dat elke groep fel tegenover elkaar staat en dat ze er meer op gesteld zijn elkaar in de eerste plaats te bekampen, en daarna de vijand. Welke in deze mijn eigen mening is? Vraagt gij terecht. Ik geef u toe dat 't geraadzaam is mij nu uit te spreken, anders wordt er me toch een mening toegeschre- | |||||||
[pagina 667]
| |||||||
ven zonder er men naar zien zal of 't wel de echte is! Vergeet echter niet dat ik noch leider ben noch hoofdman. Eens in mijn hele leven heb ik slechts de mond geopend en in 't publiek mijn mening geuit - 't was na de Rodenbachfeesten te RoeselareGa naar voetnoot1 waar de studenten drie dagen lang geschreeuwd hadden: ‘wij eisen een Vlaamse Hogeschool!’ Ik die meende dat 't eisen geen spelletje was, wilde hun een kordaat en eenvoudig middel aanwijzen om hun eis vervuld te krijgen. Ik schreef in ‘Hooger Leven’Ga naar voetnoot2 dat het alleen van de studenten afhing om een Vlaamse Hogeschool te krijgen - dat ze maar hoefden te willen - dat de hogescholen er waren voor de studenten. enz. - Ik riep: Blijf allen gelijk thuis, richt staking in! Ga niet naar de hogeschool zolang men 't hoger onderwijs niet in uw moedertaal heeft ingericht! Ik haalde er de Poolse schoolkinderen bij die zich liever lieten afranselen dan naar Russische scholen te gaan, enz... Na 't verlof gingen de studenten natuurlijk allen kalmpjes terug naar hun Franse cursussen en 't was uit met eisen. Maar 't ergste: ik kreeg al de leiders van de Vlaamse Beweging op de kop en mijn optreden werd gebrandmerkt met hevige protestartikels, - zodat ik nu nog aan 't twijfelen ben of ik wel een formidabele beestigheidGa naar voetnoot3 heb begaan of dat de Vlaamse Bewegers mij uit de baan hebben gekegeld uit vrees voor deloyale concurrentie - iemand die er te hardhandig wilde doorgaan en te veel consekwentie eiste van de Vlamingen. Sedertdien houd ik me in de rangen als gewoon soldaat en tracht maar eenvoudig met goed letterkundig werk de zaak van de Vlamingen te bevorderen - als iemand die 't Vlaams woord hanteer en verbruik, gewoon gelijk de bouwmeester 't doet die met Vlaams materiaal, Vlaamse gebouwen optrekt. Verwacht dus maar niet dat ik bij de ene of de andere groep ‘strijdend’ optreed en als ik u over die zaken schrijf, is 't aleens nietGa naar voetnoot4 om mijn mening te doen, want in deze tijden van drift en opgewondenheid wordt | |||||||
[pagina 668]
| |||||||
het zelfs een gewoon sterveling niet geoorloofd er een mening op na te houden; zo gauw men de mond opent of een woord neerschrijft, gaat men aan 't verdraaien en 't verdenken en met 't meeste behagen slaat men de kop in, al wie maar de schijn heeft niet tot de zuivere partij te behoren! Daarom noem ik het dan ook maar: mijn inzicht en voeg erbij dat het mijn bescheiden, persoonlijk inzicht is, waarmede ik niet voorheb te ijveren of invloed te oefenen - t' is alleen te beschouwen als de mijmering van de landelijke eenzaat - een middel om er met mezelf mede in 't klare te komen... De eerste soort Vlamingen - de zwijgers - zijn heel zeker de voorzichtigsten; die niets doet, zal voorzeker niets misdoen - en bijzonderlijk in deze tijden brengt alle daad dubbel gevaar mede: men mag de vrienden niet misdoen en de vijanden ook niet. Of er de Vlaamse zaak voordeel of nadeel bij heeft, valt te bezien. In een tijd dat alles uit zijn haken is en het ‘Primum Vivere’ als enige wet geldt, kan men het ongepast heten over taalkwesties te komen razen. De Duitser moet eerst uit de voeten, dan eerst kunnen we weer aan onze eigen zaken beginnen. Daartegenover staat echter dat de franskillons niet zwijgen en dat er achter 't front - en er voor - in troebel water wordt gevist en men met venijnige bedoeling iets aan 't brouwen is dat op zijn tijd zal uitbreken. De Vlaamshaters denken dat ze 't spel vrijhebben, dat er geen Vlamingen meer bestaan en zij ons, zonder stuikGa naar voetnoot1 of stoot voor een tweede jaar '30Ga naar voetnoot2 kunnen plaatsen. Het werd al reeds meermalen verkondigd tijdens deze oorlog: ‘du flamand, on n'en parlera plus après la guerre!’ Laat ze maar doen, zeggen de Vlamingen van groep I, alles wat wij te doen hebben is onze naam en faam zuiver houden opdat er ons niets kan ten laste worden gelegd door de franskillons. Bij de tweede groep horen bijzonderlijk de Nationalisten. Zij komen op Vlaams gebied strijdend vooruit maar zij herinneren eraan dat wij nu meer dan ooit vaderlandse Belgen moeten zijn en blijven. ‘Gelöst sind die Bande der Welt; wet knüpfet sie wieder?...’ Dat komt echter wel terecht. Alles wat eens geweest is, moet weer worden gelijk het was. Wij zijn Germanen maar geen Duitsers; Belgen eerst en dan Vlamingen om zo gauw en nu | |||||||
[pagina 669]
| |||||||
reeds, voor zover het kan, overal op onze hoede, om geen voet grond te verliezen, want in plaats van één vijand hebben wij nu te doen tegen twee! De derde groep heeft zich bij mijn weten nog nooit klaar en duidelijk uitgedrukt. En zij zouden er veel bij winnen in 't vertrouwen van alle Vlamingen als ze eens ronduit verklaarden wat zij verstaan en hoe ze 't willen aanleggen om Vlaanderen tot een mooi land te maken. Van België wordt door hen nooit gerept tenzij met misprijzen, omdat zolang er Walen en Vlamingen tot één huishouden verenigd zijn, er nooit iets goeds kan uit voortkomen. Goed maar hoe willen zij het? Is 't de bestuurlijke scheiding in een hervormd België - ik denk het niet. Is 't de groepering van de Vlaamse provinciën onder een nieuwe dynastie? Zullen zij onze koning Albert I met onze soldaten die voor België gevochten hebben, heel 's lands bestuur, beletten terug te keren of hen onthalen op een burgeroorlog? Of zijn zij nu reeds overtuigd dat er van België nooit iets meer terecht komt en denken ze dat er kans is dat wij een Vlaamse vorst krijgen of moet er een nieuwe Vlaamse Republiek ontstaan in EuropaGa naar voetnoot1? Gewichtige vragen allemaal die niet voldoende zijn toegelicht of die veel te veel in 't onbepaalde zijn gehouden. Ik vind het verkeerd, als men niets met zekerheid weet, met zulke gewichtige plannen uit te pakken, of krijgen we 't voor 't kiezen? Een eigen, onafhankelijk Vlaams Vaderland, met eigen Vlaams bestuur, waar wij zijn als in eigen huis en wij vrij ontwikkelen kunnen en een eigen beschaving kweken - dat ware eigenlijk het ideaal!... Maar, wat een afgrond tussen wensen en wezenlijkheid?! Een staat wordt niet gesticht door enige leiders al menen ze 't nog zo goed. Ik hoor wel van Vlaamse korpsen die zouden vertegenwoordigd zijn op de Vredes-Conferentie waar de rechten van de kleine volkeren en inzonderheid deze van de Vlaamse te berde komen. Maar men moet toch meer dan naïef zijn om te geloven dat gezanten en ambassadeurs, de wensen van een | |||||||
[pagina 670]
| |||||||
groep Vlamingen zouden in acht nemen?! En als er dan andere Vlamingen van even groot gewicht, de vertegenwoordiging vragen om diametraal andere eisen te stellen op die conferentie[?] Ten andere, men hoeft maar rond te kijken en de geschiedenis na te gaan, - het zou inderdaad nog de eerste keer zijn dat men in zulke vergadering enige rekenschap houdt van taal of ras, waar niets op 't tapijt komt dan de strategische of economische voordelen van de grote mogendheden zelf. Ik geloof dat we zullen Belgen blijven, Vlamingen worden, Duitsers of Fransen worden al naar gelang de geografische ligging in 't kraam van de betrokkene belangen van de partijen te pas komt, zonder dat ooit iemand naar onze wensen zal luisteren! En: onze eigen onafhankelijkheid met de wapenen of met geweld afdwingen of bevechten, daar denkt toch ook geen sterveling aan? Daarom vrees ik dat de roering van de Vlamingen uit groep III niet zonder gevaar is. Zij kunnen zoiets te goeder trouw vooruitzetten, maar ze moeten toch afrekenen met de mogelijke uitvoerbaarheid van hun plan, anders is 't nutteloze verbrokkeling en tweedracht veroorzaken, 't geen ze doen. Daarenboven moeten ze ook nog afrekenen met de menigte die hun volgen zal, of niet volgen. Hewel, ik meen te weten dat het ogenblik om 't vaderlandse probleem aan te roeren allerslechts gekozen is. Tot voor de oorlog hadden wij, Vlamingen, geen eigenlijke nationale opleiding - er was geen verleden, geen echte vaste band, dus ook geen warmte of hechtheid van gevoel - geen overtuiging gelijk men wel heeft in andere landen; - we voelden ons een beetje als vreemdelingen in eigen huis omdat wij in veel dingen verongelijkt waren, nl. en bijzonder om te ontwikkelen in ons eigen wezen. Maar nu heeft die oorlog alles omvergegooid en een ommekeer verwekt in de gemoederen van de mensen. In mijn omgeving, over heel de streek toch heb ik het kunnen nagaan, heb ik het zien ontwaken en groeien. Ten andere, dit moet ik zeggen: in mijn dagboek o.a. zult gij die evolutie kunnen nagaan - wacht maar tot gij een algemeen overzicht krijgt over 't geen ik dag na dag heb opgetekend gelijk ik het gebeuren zag! - het dagboek zal kunnen dienen als een verzameling gegevens voor iemand die de geschiedenis van het vaderlandse bewust worden van ons volk wil tot een studie bewerken. En ik geloof dat het gevoelen eerst tot zijn volle kracht komt, na de oorlog - gelijk | |||||||
[pagina 671]
| |||||||
hoe de uitslag wezen moge of wat er met ons volk gebeure. Noem ons land nu België of Vlaanderen, dat is de mensen om 't even, maar in elk geval zal 't ene gelijk 't andere... een vaderland zijn waarvoor men liefde en genegenheid zal voelen. Ik weet niet wat er in de volksziel van de Walen is gebeurd, maar de Vlaming kent voortaan een nieuw gevoel, hij is bezield met vertrouwen en innige verering voor zijn koning en heel het vorstelijk huis; - vaderlandsliefde zal hier voortaan geen ijdel woord meer zijn of een officiële abstractie. 't Geen men met zijn bloed verdedigd heeft en heeft willen behouden - men winne het of verlieze 't - men heeft het lief en men zal het blijven beminnen! Het lijden dat men onderstaan heeft, het verdriet om de zoon die sneuvelde heeft zich omgezet in gehechtheid aan de zaak waarvoor men heeft geleden of waarvoor bloedverwanten hun leven lieten. Zoiets voelt men als een band die al de krachten van de ziel tot het veroverde of het verlorene aantrekt. Er is nog meer: de Vlamingen van de derde groep weten dat zij door hun handeling en omgang, verdacht (te) worden in samenwerking te zijn met de Duitsers. Zij verrechtvaardigen zich tegen deze aantijging door te verklaren: dat alle hulp, gelijk van waar ze komt, mag en moet aangewend worden als 't geldt de belangen van Vlaamse landgenoten te behartigen - dat, zelfs binstGa naar voetnoot1 de oorlog nog duurt, men werken mag en denken om geestelijke en stoffelijke nood bij ons volk, te weren. Dat 't beter is dat ons volk 't leven houdt met Duitse gunsten dan dat het vergaat door 't geen ons geworden wordt, te weigeren. Daar hebt gij nu de houding van de drie Vlaamse groepen in oorlogstijd. Wie is er in 't gelijk? - Ik wilde maar dat een gezaghebbende leider - hadden we maar wat minder leiders en wat meer volgers! - opstond en luidop het symbolumGa naar voetnoot2 van de Vlaming verkondigde, waarnaGa naar voetnoot3 eenieder zijn gedragslijn te richten heeft. Nu zitten we maar elk afzonderlijk na te denken en elk handelt naar eigen goeddunken en buiten voeling met de gemeenschap, op gevaar af, als lafaard, dweper of verrader gescholden te worden door deze die anders denken en doen. | |||||||
[pagina 672]
| |||||||
‘Wachter, wat is er van de nacht?’ Hoe staan we er eigenlijk voor? Het fatum hangt boven ons hoofd en in afwachting dat de grote mogendheden over ons lot beslissen, leven we in de onzekerheid en razen wij over 't geen we te doen hebben, alsof we onze beschikselenGa naar voetnoot1 zelf gingen inrichten. Laat ons echter alle illusies afwerpen en eerlijk bekennen dat we 't zullen aanvaarden gelijk 't ons geboden wordt en er ons beste voordeel zullen in zoeken. Valt het zo uit dat we weer Belgen worden, dan maar met nieuwe moed de strijd weer aangevat om onze rechten te overwinnen, 't geen mijns inziens uitsluitelijk moet gebeuren door 't bewust maken van de Vlaming aan zichzelf. Hadden alle Vlamingen het volle ras- en stambewustzijn, we kregen alles wat we nodig hebben om ons vrij te ontwikkelen, zelfs nevens de Walen en spijts de Fransgezindheid, want van een zelfbewust volk gaat een onoverwinnelijke kracht uit waartegen niets bestand is. Vallen de gebeurtenissen anders uit, dat de Franse invloed overwegend is, dat Vlaanderen en 't Vlaamse volk verdrukt worden, dan nog vrees ik niet! Er bestaat immers levenskracht genoeg in ons volk om te reageren tegen iets dat ons wezen vreemd is en naarmate die verdrukking heviger is, zal de weerstand zich heftiger openbaren. Liever dat de vijand zichtbaar optreedt dan dat hij zich als vriend vermomt en ons met wat zalf om de baard, de dieperik instuurtGa naar voetnoot2! Er is ook nog een derde veronderstelling die we als mogelijkheid kunnen voorzien. Dat we door Duitsland ingelijfd worden. Wat de Duitsers in dit geval met ons voor hebben, weet ik niet. Duitsgezinden kunnen het onder maatschappelijk en stoffelijk opzicht een weldaad noemen en een geluk om in de schoot van de grote Germaanse familie opgenomen te worden, - maar mijn heilige overtuiging is 't, dat het dan met ons Vlaamse zelfstandigheid op korte tijd en voorgoed gedaan is! Hier moet ik het zeggen, hoe zeer het me verwondert dat de Vlamingen van de derde groep dat vraagstuk nooit openlijk aanroeren, dat ze nooit gewezen hebben... op het Duitse gevaar! Want het komt er toch eigenlijk op aan, niet waar, beste broeders, onszelf te | |||||||
[pagina 673]
| |||||||
blijven - of liever: onszelf te worden?! Want daar ligt het hem juist: wij bezitten ons eigen bloed en al de natuurlijke hoedanigheden van ons ras, waarvan de taal de sterkste uiting is, maar toch niet alles vertegenwoordigt. 't Geen ons ontbreekt echter en waar we nog niet toe gekomen zijn, is tot het bezit van een eigen cultuur, die haar stempel slaat op heel ons hoger wezen en bestaan. Van een Hollander zal men nooit een Duitser maken - daar is men er bovenopGa naar voetnoot1, daar heeft de hogere beschaving iets tot stand gebracht - een eigenschap gegeven aan het ras, en dat gaat er niet meer uit. Zelfs zonder enige cultuur zullen we weerstaan aan Franse infiltratie omdat we door het verschil van aard en ras op natuurlijke wijze, daartegen geïmuniseerd zijn. Maar dat Duitsland ons alle mogelijke vrijheid late en met de beste bedoeling ons heel zijn cultuur op de kop gooie - door de verwantschap van taal en aard, houden we op Vlaming te zijn en wordt onze volgende generatie met 't Duitse volk vereenzelvigd. Het kan niet anders, we worden er door opgeslorpt want we hebben geen verweef omdat we nog niet eens ons zelf zijn en 't geen we bij de Duitsers als superioriteit zouden beschouwen, noodlottig moeten aangrijpen om onszelf te volmaken, ten koste echter van onze Vlaamse stam- en ras-eigenschap. 't Is maar best in elk geval dat we de zaken klaar inzien en op elke mogelijke oplossing voorbereid zijn. Wat we ervoor of ertegen moeten doen, dat zullen de leiders wel best weten - één ding, volgens mij moeten we uit al onze macht betrachten en niets verwaarlozen om, ten koste van alles, één en onverdeeld eendrachtig te blijven. Al 't geen verdeeldheid verwekken kan vermijden, malkaar te rade gaanGa naar voetnoot2, niet veroordelen, verdacht maken of overboord gooien, integendeel alle Vlaamse krachten verzamelen om ze te gebruiken als de tijd zal gekomen zijn. Ik ben wat uitvoerig geweest, maar ik heb me uitgesproken om er niet meer te moeten op terug komen. In afwachting dat de veranderingen zich voordoen, leven we hier voort in 't land van de hevige contrasten. Terwijl ik hier te schrijven zit, stroomt de reuk van de kamperfoelie mijn venster binnen, de vink zit te fluiten in een boom, hoog in de | |||||||
[pagina 674]
| |||||||
lucht ronkt als een reuzenhorzel de militaire vlieger en ver in 't westen dreunt aanhoudend het zwaar geschut dat ons herinnert aan de mensenmoorderij van de XXste eeuw.
13 juni [1915], Ingooigem
|
|