In oorlogstijd. Het volledige dagboek van de Eerste Wereldoorlog
(1979)–Stijn Streuvels– Auteursrechtelijk beschermd15 mei en 22 mei 1918Ben in Kortrijk getuige van een vliegeraanval en wacht het noodlot af in de kelder. Het zijn in elk geval gruwelijke ogenblikken, maar men doet er wondere ondervindingen op. Het overwegen van de kans vooreerst om aan het gevaar te ontsnappen of getroffen te worden... Bij de eerste drie afweerschoten die dienen als signaal zijn al de wandelaars als bij toverslag verdwenen en de straten leeg als in een dode stad; - 30.000 inwoners schuilen in de kelders en wachten af wat er gebeuren zal, want, het ergste is: dat men in de kelder enkel gevrijwaard is tegen splentersGa naar voetnoot2 van shrapnells en schroot maar integendeel dubbel in doodsgevaar is: als het huis instort men er begraven onder ligt. Het wondere is, dat heel de bevolking aan het gevaar gewend wordt, - twee minuten na de aanval, na de verschrikking van de ontploffingen van bommen en een hel van afweergeschut, kijkt elk weer uit zijn schuilplaats en de mensen komen te voorschijn als na een onweer zonder dat er van angst nog iets te merken valt! Maar als men er maar bij toeval getuige is van zoiets, maakt het een veel grotere indruk. Van de slachtoffers, doden en gekwetsten, spreekt men na een paar dagen niet meer en naar de ingestorte huizen gaat men zelfs niet meer zien. Kortrijk al evenwelGa naar voetnoot3 gaat stilaan ten onder, bijna geen dagen dat er geen puinen gemaakt worden en het is ongelooflijk hoe de bewoners daar zo rustig bij blijven. Het wordt iets als Roeselare, Komen en Menen, al steden die langzamerhand | |
[pagina 654]
| |
ineenvallen tot ze niet meer bewoonbaar blijken en ineens het bevel komt dat ze moeten geruimd worden. Hoe de mensen houden aan huis en grond komt nu eerst aan de dag. | |
30 mei 1918Vandaag heb ik mijn ontslag ingediend als lid en afgevaardigde van de plaatselijke bevoorradings-commissieGa naar voetnoot1. Ik kon niet langer meer de verantwoordelijkheid dragen en lijdelijk toezien voorGa naar voetnoot2 de heersende misbruiken waartegen wij geen verweer hebben. Van de 30.000 kilo kolen die van Vichte naar Ingooigem moesten gevoerd worden zijn er ruim een derde langs de baan gebleven en de boeren die ze vervoeren moesten, hebbenGa naar voetnoot3 eenvoudig met hun volladene kar naar huis gereden... We merkten in 't begin van de oorlog dat de koppen verdraaid waren, maar nu merken we nog meer dat het geweten bij de mensen verdraaid is. Stelen is aan 't orde van de dag, al waar ge 't maar krijgen kunt. En het wondere ziet men: bij heel deftige lieden, die er nooit aan denken zouden te gaan inbreken of iemand aan te vallen, zien er geen erg in te stelen als de vorm maar eerlijk blijft en de gelegenheid gunstig is. Zo is het niet zelden (het tegenovergestelde is veeleer een zeldzaamheid!) dat de boeren hun melk ontromen en er water bij gieten om ze aan hun medemensen te verkopen. Veel priesters hebben verklaard: dat het toegelaten is te stelen van de vijand... Maar die priesters hebben niet gedacht dat, als men bij het volk, het princiep verloochent, men de deur openlaat voor het kwaad, en zo ziet men nu stelen, ongestraft en door eerlijke lieden, ook als het dingen geldt van de gemeente bv. de kolen die men te vervoeren krijgt... En terwijl de schandelijkste misbruiken bij klare dage gepleegd worden en de woeker alle verbeelding te boven gaat, | |
[pagina 655]
| |
wordt er van op de preekstoel vermaand dat de mensen moeten bidden en men leest er de morgen- en avondgebeden voor alsof men in de normaalste tijd leefde. Is het geen lafhartigheid te heten, waarGa naar voetnoot1, voor de oorlog bij het minste publiek misgrijp, de zondag nadien een repercussie gewaar te worden was in de sermoenen men nu maar de zaken laten draaien en erover heen praat alsof niets gebeurde: en dat al uit vrees om bij de Duits aangeklaagd te worden. Waar zijn ze nu die ons voorhielden dat: ‘vervolging lijden om de rechtveerdigheid’ één van de acht zaligheden was??? En bij de mensen is het zo ver gekomen met de geldhonger dat er zijn die hun drift op hun wezen gemerkt dragen en er iets in de uitdrukking gekomen is bij sommige mensen die er vroeger niet op was. Nu kan men bestatigen dat op die brave parochieën, die in-kristelijke bevolking, danig weinig zedelijk weerstandsvermogen bezat, en dat ze braaf waren omdat ze geen gelegenheid hadden niet braaf te zijn. ‘De gelegenheid maakt de dief’, kan hier best toegepast worden. | |
30 mei 1918Nieuwe inkwartiering. Verloopt heel stil. Een oberluitenant met 6 hennen en 2 konijnen. De stilste die we nog gehad hebben en die zonder gerucht vertrekt de 16 juni vroeg in de morgen. De bommenaanvallen op Kortrijk duren voort. Verder leven we hier kalm en zijn gewend aan de bestaande dingen. |