Achtste tooneel.
Alle de voorigen. Beaumont met zes Franschen.
Geduurende den laatsten regel wordt de poort eensslags open gerukt; Beaumont met zes Franschen, allen met ontbloote sabels, en nationaale Cocardes op de hoeden, dringen met allen spoed door het Volk. Beaumont ontrukt den Scherprechter het zwaard, beurt Vryhart op, rukt hem den blinddoek af, en omhelst hem. Men moet veronderstellen, dat het laaste geschreeuw van 't volk zo hevig was, dat niemand de overweldiging van de poort kon hooren.
ô Hemel! 't zwaard was reeds gereed om u te treffen!
Ik koom ter rechter uur!...
Hy ontrukt Vryhart zyne boeyen, en trapt die met de voeten: de Scherprechter en Draayer neemen de vlucht. Vryhart ziet met verwilderde oogen in het rond, doch eindelyk Beaumont herkennende, roept hy uit.
Zyt gy 't, myn waardste vrind?
beaumont, zyne handen ten Hemel heffende.
Heb dank, ô Hemel! nu ik hem nog levend vind!...
Tegen Vryhart met vuur.
Gy zyt gered, myn Vrind!.. gy hebt niets meer te schroomen,
Want 't Fransche heir zal hier zoo daadlyk binnen koomen.
'k Vernam uw vreeslyk lot - ik snelde vast vooruit -