Charakters en lotgevallen van Adelson, Héloïse en Elius
(1804)–Naatje van Streek-Brinkman– Auteursrechtvrij
[pagina 239]
| |
Twee-en-vyftigste brief.
| |
[pagina 240]
| |
zinnen, dat hy twyffelt of misschien een droom zyn oogen misleidt, daar hy by iederen tred hoe langs hoe meer overtuigd wordt, dat hy waakt geniet, en een' wellust inademt dien hy nooit te vooren kende; terwyl zyn oog in het rond zoekt om zich aan de voeten van zyn' weldoener te werpen, en zyn hart lucht te geeven.... Ziedáár ook myn' toestand, vriendin! behoef ik u met koude woorden de oorzaak te zeggen?... Niet met koude woorden maar met het sterkst gevoel wil ik u toeroepen: eduard is de myne! voor eeuwig de myne!... welk een schat van zaligheid ligt 'er voor my in deze weinige woorden beslooten.... Een schat waarby alle schatten der aarde wegzinken... en dien ik tegen geen koningryk zou willen verruilen. ô Nooit, nooit dagt ik dat 's menschen ziel voor zo veel vreugde vatbaar ware. Gy die de liefde nog niet kent, vriendin! gy zult my overdreeven, ja uitspeurig noemen; dan, misschien zult gy ook eens ondervinden, dat jaaren smart door soortgelyke oogenblikken kunnen vergoed worden. Gy gevoelige harten, die slechts éénmaal dit zalig gevoel ondervonden hebt, u roep ik tot getuigen of ik naar waarheid schets.... Dan, ik wil niet schetsen, myn hart deelt slechts het gevoel mede, waardoor het overstroomd wordt. Wagt geene bedaarde of volledige beschryving van my, vriendin, aangaande de plotslinge ver- | |
[pagina 241]
| |
andering van mynen toestand; ik kan niets dan gevoelen, en ben, door de overmaat myner vreugde, buiten staat om beschryvingen te doen. Het zy u dan genoeg, als ik u zeg, dat myne goede moeder my onder den zwaaren last myner worstelingen ziende bezwyken, zich eindelyk liet verbidden - dat myn eduard door medewerking van myn' broeder (aan wien de hemel deze vriendschap beloone! door hem eens zo gelukkig te doen zyn als ik thands ben,) gelegenheid bekomen heeftom zich in eene goede affaire te associëren, dat onze harten den eed van trouw dien wy reeds aan elkander gedaan hadden, vernieuwden; dat God dien gehoord heeft; en denzelven met zyn zegen bekrachtigde: vermids hy een gevoel van zaligheid in onze harten deed stroomen, dat alle uitdrukking te boven gaat... Het zy u genoeg, wanneer ik u zeg, dat ik binnen eene maand met myn' eduard op de plegtigste wyze voor het oog der geheele waereld verbonden zal zyn, en dat niets dan de dood ons weder van elkander zal kunnen afrukken: afrukken! neen, ik kan dit denkbeeld niet dulden, zy zal ons kunnen scheiden, voor één enkel oogenblik, om ons voor eeuwig weder te vereenigen. Kom dan, lieve clementina! kom dan met uwe goede moeder, het vreugde feest uwer vriendin bywoonen?... Kom in myn geluk deelen, gelyk gy in myne smart gedeeld hebt? 'Er zou iets | |
[pagina 242]
| |
aan myn heil ontbreeken, indien gy, en uwe goede moeder 'er geen ooggetuigen van waart? Ik verwagt met den eersten post uw andwoord hieromtrend; waag het niet clementina om my te weigeren, daar gy met open armen ontvangen zult worden, door
Uwe gelukkige vriendin
heloise. |
|