| |
| |
| |
Zeven-en-dertigste brief.
Adelson aan Elius.
Waarlyk, de edele charakterschetsen, die gy my in uwen laatsten brief hebt opgegeeven, zouden in staat zyn om den grootsten menschenhaater weder met het menschdom te verzoenen. Indien een ander dan gy my dit verhaald hadde, zou ik 'er naauwlyks geloof aan kunnen hechten: echter zyn 'er, tot schande der menschheid, zeer weinig zulke edele menschenvrienden: zy zyn gelyk aan eenige enkele bloemen die tusschen de doornen groeijen: de menschen stemmen met elkander overeen om geen geld te spaaren, wanneer het hunne vermaaken en pracht geldt: maar wanneer men hun eene kleinigheid vraagt, waardoor zy hunnen medemensch zouden kunnen helpen, openen de minste harten zich voor het edel gevoel der menschlievenheid: en een stug weigerend andwoord gaat verzeld van verscheidene aanmerkingen. - De trotsche ryke bedenkt niet, dat hy somtyds door zyn weigerend andwoord den eerlyken man in een' wanhoop dompelt, die hem tot uitersten kan brengen. 'Er kunnen zich in het leven een samenloop van omstan- | |
| |
digheeden op elkander stapelen, die somtyds een oogenblik van ramp te weeg brengen, die zelfs den braafsten en standvastigsten mensch kunnen doen wankelen, en tot uitersten vervoeren; waarvoor zyn eigen hart gruuwt. Menigëen beroemt zich op zyn eerlykheid en trouw; waarin bestaat die, indien hy nooit behoefte kende?... Wat is deugd zonder beproeving?... Daar gy menschenkennis hebt, en vermaak vindt om die aantekweeken, moet ik u een' trek uit het menschlyk leven voorstellen, dien ik uit den mond hoorde van hem, die zich in het volgende geval bevond:
De Heer P.... een fatsoenlyk en braaf man, van wiens eerlyke beginselen ik ten vollen overtuigd ben, leefde met zyne vrouw op een klein landgoed, van een jaarlyks inkomen dat hy genoot, waarvan hy zonder een' grooten staat te voeren, echter ruim kon leven. Dan, door de uitgeputte lands fondsen, geduurende den laatsten oorlog, trof hem het treurig lot, dat veelen met hem te dier tyd ondergingen, naamlyk: dat hy geduurende twee jaaren geen duit ontving, hy behielp zich, geduurende dien tyd, zo goed als hy kon; en spaarde niets, om door aanhoudende vlyt en werkzaamheid, zyn huishouden te gemoet te komen: doch daar hy op het land woonde, was 'er weinig gelegenheid om zich zyn talenten ten nutte te maaken, tot dat eindelyk, door de gevolgen der
| |
| |
omstandigheeden, dit hulpmiddel ook geheel ver ydeld werd. De winter viel in, en hy beefde op het vooruitzicht hoe hy dien door zou komen; de hoop alleen, dat hy zyn jaargeld ontvangen zou, bleef hem nog by; doch ook deze ontzonk hem eindelyk - en hy verteerde alles wat hy had, tot dat hy den laatsten gulden wisselde: zyne vrouw, even min dan hy aan gebrek gewoon zynde, werd zeer gevaarlyk ziek, en niemand kwam hun te hulp. Dikwerf had hy reeds in den omtrek aan eenige bekende eene kleinigheid ter leen gevraagd, doch men had hem meêdogenloos geweigerd.... Eindelyk rees de nood ten hoogsten trap, en ook tevens zyn bittere menschenhaat en wanhoop: daar hy aan een' vermogend vriend geschreeven had, en ook van dezen geen andwoord ontving - zyne vrouw, welke hy teder beminde, lag laveloos, en hy zag alle oogenblikken haare dood voor oogen. Hy liep met rassche schreeden het vertrek op en neder, en scheen op eenig ontwerp te denken - tot dat hy eindelyk met een woeste stem uitriep: Ja! dit is het eenigste middel dat my overblyft... God is myn getuige, dat de nood my hiertoe dringt!... Schielyk kreeg hy een paar pistoolen uit een nabyzynd vertrek, die hy laadde, en onder zyn rok verborg. - Strak kom ik weder, sprak hy tot zyne vrouw, en zal zien of ik u iets mede kan brengen. - Zy riep
| |
| |
hem met eene flaauwe en beevende stem na, vermids zy de diepste wanhoop op zyn gelaat geprent zag: maar hy was reeds de deur uit, en liep nu langs den gemeenen weg, met het voorneemen: om de eersten dien hem ontmoette eenig geld aftevraagen, en, ingeval van weigering, hem het pistool op de borst te zetten; en het hem met geweld aftedwingen. Verzaakt, dacht hy op dit oogenblik, de menschheid alle gevoel! - dan zal de natuur met geweld haare rechten herneemen, om eene stervende vrouw te redden!....
Welk een yslyk voorneemen, vriend! en welke treurige gevolgen hadden hieruit niet kunnen ontstaan, byaldien de altyd waakende Voorzienigheid niet verhoed hadde dat hem iemand ontmoette. 't Was reeds laat in den avond, de landlieden en bewooners van den omtrek warmden zich aan den haard, terwyl hy in hagel- en sneeuwbuijen wanhoopig rondkruiste; en, by het minste geritsel, gereed stond om zich op zyn noodlot te wreeken. Dus voortgaande, kwam hy aan het posthuis, trad 'er binnen, zo als de post kwam aanryden: vroeg of 'er ook brieven voor hem waren? en! - welke onverwagte redding!... de vriend, aan wien hy geschreeven had, zond hem eenig geld!... Hy verliet met dien schat spoedig het posthuis, en zodra hy zich alleen bevond, dankte hy, met traanen in de oogen, de goede Voorzienigheid, die
| |
| |
hem voor eene misdaad behoed had, en in dit vreeslyk oogenblik van wanhoop zulk eene onverwagte uitkomst schonk. Hy bragt zyne vrouw eenige ververschingmede, en verhaalde haar, nadat zy een weinig beter was, al de omstandigheeden van die vreeslyk oogenblik.
Indien de Godheid dikwerf geen uitkomst en redding verleende, waar alle harten geslooten zyn! hoe veele ongelukkigen zouden alsdan met de bitterste verwytingen hunne medemenschen kunnen toeroepen: ô gy zyt oorzaak van myn ongeluk, van myne misdaad, en myne schande!... Het ware te wenschen dat onze Romanschryvers, die dikwerf geheele boekdeelen met de uitspeurigste of onzedelykste tafreelen opvullen, zich meer toelegden om hunne Lezers waare tafreelen uit het gemeene leven voor oogen te stellen, om hierdoor hun gevoel eene edeler wending te geeven; en de onmeêdoogende ryken, die daaglyks groote sommen nutteloos verspillen, en echter een' enkelen gulden aan eene ongelukkige weigeren, te doen begrypen dat zy geen recht hebben om een dusdanig misbruik van de geluksgoederen te maaken; daar zy éénmaal rekenschap zullen geeven van alle hunne daaden.... ô Wee! alsdan de mensch, tegen wien de traanen en zuchten den ongelukkigen zullen getuigen.... Maar zegen! ja duizendwerf zegen over hem, die de vriend der ongelukkigen was: daar
| |
| |
elke kruimel brood, elke drup water, waardoor hy de armoede verkwikte en laafde, hem tienvouwig vergolden zal worden. Verschoon dezen langen brief, vriend! maar ik had den avond bestemd om u te schryven, en liet dus ongevoelig de pen gaan.
Gaarne wil ik van uw aanbod gebruik maaken, om eenige dagen by u te komen doorbrengen, uw byzyn, de buitenlucht, de beweeging zullen, gelyk ik hoop, myn hart wedergeheelin zyn vóórige stemming brengen, en het voor de onschuldige genoegens van het leven ontsluiten. Een vermaard schryver zegt: dat een waare vriend een enkele bloem is, die door de hand der goede Voorzienigheid in den doornenkrans van ons leven gevlochten werd: en hy heeft gelyk: - want ook gy waart de bloem die bestendig bloeide, toen de scherpste doornen my wondden. Zy verwelkte niet toen alles voor myn treeden dorde. Dank zy dan de goede Voorzienigheid, die zulk eene bloem in den krans myns levens vlocht.
Indien ik u niet nader schryve, hoop ik heden over acht dagen by u te zyn, en u alsdan mondelings te herhaalen dat ik bestendig ben
Uw vriend
adelson.
|
|