| |
| |
| |
Zes-en-dertigste brief.
Héloise, aan Clementina.
Ik heb u veel, ja zeer veel te verhaalen, vriendin, ik schreef u in myn laatste brief dat ik een bruiloft moest bywoonen. ô Nimmer, heb ik meer genoegen gesmaakt dan op dit feest - niet dat ik zoo zeer gehecht ben aan de pracht, welke by soortgelyke gelegenheden alles in den hoogsten toon stemt - neen vriendin, dikwerf komen my soortgelyke kringen zeer levenloos voor - dikwerf gaapt men elkander met een koud en nieuwsgierig oog aan, zonder dat men wederzydsch het minste belang in elkander stelt – maar deeze keer was het een zonderlinge zamenloop van omstandigheden die my tot gulle vrolykheid aanspoorde – in een woord, ik heb my noch nooit zoo goed vermaakt: ik zal u alle kleinigheden melden, die dit feest verzelden.
De bruid Mejufvrouw S.... is een meisjen dat ik finds lang ken – een gul lief meisjen, welke een goed vrouwlyk verstand bezit – de bruidegom de Heer P.... is ook
| |
| |
een' jongeling die zeer goedhartig is – maar tevens een losse jongen - die de waereld door en door kent: - en juist naar ik bespeuren kan uit een en andere kleinigheid het kieschte gevoel niet bezit. - Ik hoop dat het meisjen gelukkig met hem zal zyn – maar ik geloof het niet: - men zegd dikwerf dat de mannen in hun huwlyk bedaarder worden, en dat het goed is dat een jongeling de waereld recht bekeeken heeft; 't is mooglyk: wanneer de jongeling by zyn huwelyk overtuigd is dat al het genot dat hy in een wellustig en ongeregeld leeven vindt, slechts een schyngenot is: – maar als zyn hart nog sterk aan deeze ongeregelde vermaaken gehecht is - alsdan komt het my zeer moeijelyk voor, dat zyn vrouw hem zal kunnen vestigen.... Nu; zy zyn met elkander overeengekomen om de levensreis hand aan hand af te leggen - ik wensch hun dus dat zy dien met genoegen zullen volbrengen. Ziedáár myn inleiding - nu ga ik over tot my zelven.
Eenige dagen voor dat deeze lieden hun trouwfeest plechtig zouden vieren, kwam 'er een heer by ons aan huis, die verzocht om de eer te mogen hebben van my derwaards te verzeilen: ik moest myn jawoord geeven, vermids de ondertrouwden hem my met dit oogmerk toezenden. Uwe verbeel- | |
| |
ding zal zich hier misschien een zeer bevallig jongeling afschetzen: zy misleidt u – de Heer G.... was alles behalven aardig of galant: een styve houding en gang - niets van die losse bevalligheid die ons inneemt – en een' vrolyken avond voorspelt: hy was beleefd, statig koud en ernstig; en berichte my op dien zelfden toon, dat hy de eer zou hebben van my den volgenden dag te komen haalen; vermids 'er alsdan aan het huis van den bruidegom een klein partytjen zou gegeeven worden om de jongelieden inkennis met elkander te brengen: ik nam dit verzoek aan - en wy naamen zeer plechtig afscheid van elkander.
Ziedáár voorzeker geen gunstige voorbereiding zult gy denken tot het genoegen waarvan ik u sprak: geduld - myn verhaal is noch niet ten einde - gy hebt zeker ook wel eens ondervonden dat dikwerf wanneer onze verbeelding ons het grootste genoegen voorspelt - dat zy ons misleid - en dat wy in tegendeel niets dan eenzelvigheid en verveeling vinden, waar wy ons gulle vreugd en vermaak voorstelde: onlangs las ik een zeker werk, waar in de verbeelding vergeleeken wordt by een zeer schoone vrucht die het oog bekoort, maar die meestal afvalt, voor dat zy ryp geworden is..... Het gebeurd daarentegen dikwerf,
| |
| |
dat wanneer wy ons weinig vermaak voor stellen, dat de gulste vrolykheid de kringen bezield - de vreugd gelykt in myn oogen, naar eene wispeltuurige vrouw, welke alleen naar luimen handelt; dikwerf niet komt alwaar zy genodigd is; en ons somts onverwagt met haare bezoeken vereert: maar ik bespeur dat ik aan het uitkraamen van myn denkbeelden kom – en u dus lang bezig zou kunnen houden, zonder tot de zaak te komen, basta dus met myne aanmerkingen. De Heer G.... kwam my dan op den bestemden dag haalen, wy reeden onder een statelyk gesprek, waarin hy my eenige byzonderheden van zyn Negotie, waar van ik zeer weinig verstand heb verhaalde, naar het huis van den bruidegom: dit zal een' verveelenden avond zyn, dacht ik by my zelven - om kort te gaan wy kwamen dan aan het voornoemde huis, alwaar reeds een groot gezelschap was. - Toevallig zat ik naast een meisjen welke ik kende, zy onderrichte my wie de aanvezende waaren, waarvan zy de meeste kende: glimlagchende voegde zy 'er by - men heeft u daar met een styf heertjen opgescheept - ja waarlyk hernam ik - maar wat zal men doen? - Geduld: terwyl wy met elkander spraaken kwam 'er een zeer bevallig jongeling met zyn meisjen dat hy geleide binnen - de on- | |
| |
schuld scheen de blos der jeugd op zyn gelaat geprent te hebben, ik begluurde hem dikwerf van ter zyde, en bespeurde dat hy ook zyn oog op my gevestigd hield; hy kwam by het meisjen dat naast my zat en vroeg naar haar welstand; terwyl hy my tevens zeer vriendelyk groete: - ik gevoelde op dat oogenblik eene ontroering, welke ik niet beschryven kan, en waarvan ik de rede niet weet: - na dat hy zich verwyderd had, vroeg ik aan het meisjen wie hy was – het is de Heer C.... gaf zy my ten andwoord, een zeer aardig jongeling.... dat schynt hy, hernam ik bloozende.
Eenige oogenblikken daar na wierden 'er speelpartyen gemaakt, vermids ik niet van het spel houde, verschoonde ik my, en myn vriendin welke naast my zat hield my gezelschap. Intusschen bespeurde ik dat de Heer C.... niet veel werk maakte van het meisjen dat hy geleidt had - en myn cavalier hield zich ook drok met zyn kaarten bezig: vermids het schoon weêr was, verzocht myn vriendin my om een wandeling met haar in den tuin te doen: ik nam dit zonder erg met blydschap aan, zonder eenig ander oogmerk dan om wat lucht te scheppen - vermids de Heeren met hunne pypen sterk dampten: - maar naauwlyks was ik in den tuin gekomen of ik bespeurde dat myn vriendin
| |
| |
een grooter oogmerk gehad had - vermids den jongeling die haar geleide spoedig by haar kwam - ô hoe groot is de list der meisjens dacht ik by my zelven... na dat wy eenige keeren den tuin op en neder gewandeld hadden, voelde ik plotslings dat iemand my om myn midden vatte - ik keek schielyk om - en ziedáár het was die bevallige jongeling. - Gy doet my schrikken zei ik hem: verschoon my, maar ik zag u in den tuin wandelen, en verzocht aan een ander om myn speelparty op te vatten; om by u te komen.’ Maar Mynheer, gy kent my immers niet, en het is niet beleefd dat gy uw meisjen alleen laat: ô hernam hy, indien ik zoo gelukkig geweest ware van u te geleiden, zou ik u gewis niet alleen gelaaten hebben....’ Ik weet zelf niet recht wat ik hem op dit alles andwoorde - maar wy wandelden bynaar een uur aldus met elkander voort, en zyn onderhoud behaagde my: ik vondt het zeer kluchtig dat myn Heer, en zyn Dame zich met hunkaarten vermaakten: terwyl wy. het belangrykste gesprek met elkander hadden....
Eindelyk kwamen wy en quarto weder binnen - en het spreekt van zelven dat onze galante jongelingen plaats naast ons namen. Na een half uur scheidde men uit met spelen, de heeren moesten hunne plaatzen aan de
| |
| |
dames overgeeven - de Heer C..... maakte zich deeze om omstandigheid ten nutte, en ging op zyn knieën voor my leggen – dikwerf zeide ik hem: sta op wat zal uw meisjen wel denken? - Maar dit was te vergeefs, myn geleider sloeg ook nu en dan een blik ter zyde op my die misnoegdheid tekende – maar het was myn schuld niet. - De Heer C.... drong 'er intusschen sterk op aan om op de aanstaande party de eerste contredans met my te danssen - ik andwoorde hem: dit kan immers niet zyn - gy zyt dit aan uw meisjen, en ik ben dit aan myn Heer verpligt: wel nu dan de tweede dans? ‘geef my uw woord, en uw hand hier op?’ - ik reik hem die toe - hy drukte die zachtjens en wy scheidde van elkander, terwyl hy my herhaalde zich gelukkig te rekenen dat hy my had leeren kennen - en zich tevens vleijende met het aanstaande genoegen dat hy in myn byzyn zou smaaken.....
In het naar huis gaan bespeurde ik wel dat myn geleider niet in zyn humeur was. Gy hebt het wel drok met de Heer C..... gehad, liet hy zich ontvallen: gy speeldet immers hernam ik, dus konde ik niet met u spreeken.
Te huis komende dacht ik dit alles na, en dit scheen my zoo zonderling toe dat ik met verlangen den dag te gemoet zag, waar
| |
| |
op wy het begin van deeze Comedie zouden vervolgen: want het eerste bedryf is slechts uitgespeeld. Gy weet dat ik van het zonderlinge hou, en dus had ik my dien avond ook buitengemeen vermaakt; het schynt ook dat alles wat men ter sluik geniet onëindig meer waarde hier door verkrygt. - Intusschen is de Heer C..... alle dagen voorby ons huis gekomen - tot dat den grooten feestdag welke het tweede bedryf van deeze kleine Comedie uitmaakt: gekomen is. – Ik heb deezen brief eenige dagen opgehouden, om 'er u het vervolg by te zenden - maar het is my nog niet mooglyk geweest om alles te schryven – en ik bespeur ook dat myn pen in deeze oogenblikken zoo vlug is, dat ik met u het verdere verhaal hier by te voegen, veeleer eene kleine brochure dan een' brief zou toezenden. Intusschen verwagt ik uw andwoord, vaarwel, en geloof my altyd,
Uwe opregte vriendin
héloise.
|
|