De kronijk van Antwerpen. Deel 8. 1803-1817
(1936)–Jan Baptist van der Straelen, Jan Frans van der Straelen– Auteursrecht onbekend
[pagina 131]
| |||||||||||||||||
1814JanuarijDen 2 Januarij smiddags was er peerdevolk langs St Jorispoort ingekomen, welke in de Arenberg-, Gasthuijs- en de straeten omtrent de Tappessierspand, bij de borgers gelogeert wirden. Onverdraegelijk zijn de logeeringen tegenwoordig, onze huizen zijn als casernen, jae als de militaire de eene ure vertrekken, dan hebben wij er dikwijls de andere ure wedrom andere.
Den zelven en ook den volgenden dag, wirden er gequetste ingebrogt, komende van de Hollandsche kanten, en sulks gebeurt geduerig.
Den 6 Januarij, Koningen, welken feestdag hier, en in de landen welke onder het Fransch jok versugten, niet geviert wird. Tegen den avond is er een convoij van poeder etc. onder escort van peerde- en voetvolk, langs de Roode poort uijtgetrokken naer Bergen-op-Zoom.
Ten zelven dage is er ook volk langs 't Vlaemsch Hoofd, van hier Vlaenderen ingetrokken.
De gaelderijen van onze borze geheel met hoeij en stroeij | |||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||
opgevult zijnde, was er beraemt van de Borgtkerke voor magasijn voor die artiekels te gebruijken, niettegenstaende het dak der choor en half de kerke met de beuken en vensters derzelve, benevens de naelde van den toren, reeds afgebroken zijn, waerdoor dit oud gebouw geensints van den regen bevreijdt is. De wagens en karren gelaeden met hoeij en stroeij wirden daer naer toe geordonneert, en stonden 's anderdags nog onafgeladen in de straeten daer omtrent.
Maer den 8 Januarij wirden zij daer in gelost, en ondertusschen gingen de afbrekers voord.
Sondag den 9 Januarij was er aengeplakt: dat de 5de sectie (dat is buijten de stad maer binnen de hand, Berchem.........) op 11 deser 4.000 man leveren moesten om te pionnieren en te werken aen de versterkingen welke rondom deze stad zullen gemaekt worden, en bij faute dier, dat se geheel de 5de sectie afbreken en plat leggen sullen... Uijt sulke maetregelen schijnt genoegsaem te zien dat er vreese voor deze stad moet zijn (siet de gazette).
Dagelijks sag men hoornevee binnen brengen, op de dorpen gerequireerd zijnde; het Hessenhuijs stond reeds vol van zulke beesten. De dorpen van Brabant, Vlaenderen etc. worden ongelukkiglijk geplaegt met requisitiën van alle slag, hetwelk niet als armoede kan veroorzaeken; en nog ongelukkiger zijn de dorpen naer den Hollandschen kant, daer word men met requisitiën van beijde kanten belast, en dan noijt sonder troupen welke sij den kost, vuer en alles geven moeten.
Den 10 Januarij kwamen er eenige honderde van de Poolsche lanciers binnen, dezelve wirden bij de borgers gelogeert. Ik had er 2 van, maer dit is geen gemakkelijk volk, alle degene | |||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||
waer sij geleijd waren, beklaegden er sig van, ten allen kanten moedwilligheijd doende. Omtrent den Pand savonds, in sekere herberge hadden eenige van deze volkeren met eenige Fransche officiers woorden gekregen en zoo verre dat er gesabelt wird, en verscheijde zijn gequets geweest, de wagt gehaelt, dog moest gaen loopen, maer wird gelukkiglijk gestilt. Sanderdags smorgens vertrok dit volk.
Den 11 Januarij smiddags wird hier den alarm geslaegen, de troupen in de wapens geroepen, en trokken seffens uijt. De gerugten liepen, dat den vijand de stad naederde, de poorten wirden gesloten. Tegen den avond, snagts en smorgens den 11 ditto (sic) wirden er seer vele gequetste binnen gebrogt; dan hoorde men dat de Fransche met groot verlies uijt Hoogstraeten geslaegen waren, en al vegtende vervolgt tot St Theunis, Mol, 's Gravenwezel, en selfs tot Wijneghem toe. Tot Mol was ook sterk gevogten, de Franschen waren ten alle kanten geslaegen en verdreven, veel volk verloren hebbende.
Den 12 Januarij smiddags kwam er eenig peerdevolk van die kanten in met canon en poederwagens binnen; onse huijsen waren wedrom seffens casernen. Deze quamen van 't Frans leger en ik had er dien nagt wedrom twee van; den eenen was ziek en den ander had crampagie en sulke volken moet men in sijne huijsen nemen; dezelve vertrokken sanderdags naer Brussel.
Men segt dat het gedecideert zoude zijn, van de voorsteden niet af te breken, en ook van geene defence der stad te doen; dog dit zal ons den tijd leeren.
Alsoo de Engelsche seer sterk bij gekomen zijn aen de Hollandsche kanten, zelfs tot Woonsdrecht en Ossendrecht toe, | |||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||
en voor eenen inval derzelve gevreest wordende, zoo is er geordonneert van de Polders langs die kanten onder water te zetten. Denkt eens wat schade voor de eijgenaers en huerders van die gronden.
Den 13 Januarij smorgens begon het gevegt tot Deurne, men hoorde het canon sterk ronken en op de zelve tijde waren de Engelsche op 't onverwagt bijgekomen te Merxem daer al even sterk geschoten wird, en daer de Fransche ook agterwaerts geslaegen wirden. Men sag welhaest gequetste soldaeten binnen komen, ongelukkig en droevig om aen te zien, het geschut naederde, de Engelschen waren seffens op Dambrugge gekomen en hadden eenige marinen ingesloten, sommige sijn met swemmen over het Schijn ontkomen en vele gevangen en verdronken. Men hoorde het grof geschut wedrom naederen, jae de Engelschen waren welhaest aen de brugge bij St Jobscapelle, en selfs op den steenweg bij den meulen onder geschut van 't canon der vesten, waermede naer hun geschoten wird, hetwelk sij van hunnen kant zoodanig beantwoorden, dat er in de stad op de Peerdemerkt en ook de Vekestraet ............ gevlogen zijn. Om 4 uren was het stil, men hoorde geen geschut meer; het scheen alof de geallieerde agterwaerts getrokken waren.
Vrijdag den 14 Januarij smorgens vroeg isser veel volk langs St Jorispoort ingekomen van Lier en elders, die langs de Kipdorppoort uijtgetrokken, naar Wijnegem, alwaer de geallieerde sig versaemelt hadden; sij waren uijt Merxem hooger opgetrokken.
Ten zelven dage wesende Vrijdag was er geen geboerte in de stad gekomen, op de groenmerkten was seer weijnig potta- | |||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||
gie en boter. De graenmerkt was ledig, hetgene in onzen tijd noijt geschied was.
Dezen dag was een ongelukkigen dag voor vele menschen woonende tot St Willebrords, op de Berchemsche steenweg, en Leij, immers onder het bereijk van 't canon der stadsvesten. Het order was gegeven om alle die huijsen af te breken en te vernietigen; de marinen en ander militair trokken smorgens uijt en begonnen de huijsen en herbergen op eene barbaersche wijse te verwoesten en te ruineerenGa naar voetnoot(1), geen tijd gevende aen de inwoonders om hun goeden te vlugten, als met haeste en overhoop; de huijsen tegen St Joris- en de Kipdorppoorten, de hovenierswooningen daer tusschen gelegen, waren de eerste die dit ongelukkig lot onderstonden; geklaeg en gekerm van zoo vele geruineerde menschen wird niet verhoort, dit bevel moest sonder medeleijden uijtgevoert worden. Den geheelen dag sag men niet als gevlugte goederen binnen brengen; die ongelukkige met vrouwen, jae geheele huijshoudens zag men sig in deze stad bij hunne vrienden en medeleijdende menschen eene schuijlplaets komen soeken. Denkt eens hoe ongelukkig en ongehoort, menschen sonder wooninge, sonder kostwinning, men konde sulks sonder medeleijden niet aensien, en als sij hunne goederen binnen bragten, moesten sij aen de commisen aen de poorten staende, nog regten betaelen; en in alle deze troubelen sag men aenplakken, dat de openstaende contributiën binnen de 24 uren moesten betaelt zijn, of dat er contrainte en garnisaires sullen gesonden worden, aen welke boven en behalve kost en drank nog 5 fr. per dag moest gegeven worden. | |||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||
Den 15 Januarij snagts of smorgens vroeg was er order gegeven op 't Kiel en in de Markgraeveleije, dat ieder sijn hof en huijsen moest ledig maken en dat sulks vóór 11 uren moest gedaen sijn; dat dezelve alsdan afgebrand en verwoest zullen worden, hetwelk voor zoo veel mogelijk door de eijgenaers in 't werk geleijd wird; dog wat kon er op zoo korten tijd gevlugt worden; het Alderheijligste en het H. Olie wird binnen deze stad gebrogt, alsoo de parochiaele kerke in de Leije ook afgeworpen wird. In de Leije waren seer vele en schoone speelhoven en die aengenaemste wandelingen van de voorsteden; ook waren er zeer vele herbergen en hoveniers-wooningen welkers inwoonders zoo onregtveerdig en onnoodig van hun huijs en eijgendommen van hunne broodwinninge beroofd wirden.
Ten 11 uren wird den Franschen generael te Merxem gesneuvelt zijnde begraeven, den lijkdienst wird in St Caroluskerk gedaen; hij was gister van buijten binnen dese stad gebrogt ten huijse van Mad. Van de Werve-de Vorsselaer in de Keijserstraet, daer hij vóór zijn vertrek gelogeert hadde geweest.
Ten zelven dage waren de brandmeesters gehouden hun eemers en spuijten in gereedheijd aen hunne deuren te plaetsen en eenige uijt hunne gebueren tot assistentie te vragen, even of er groot gevaer en voor brand gevreest wird, hetwelk ook al vele inwoonders dede vreesen.
In den namiddag riep men dat de geallieerde tot Edegem, in de Luijthaegen en ook tot Berchem gesien waren, vele militairen, de marinen, de huijsen brekende kwamen op dat gerugt hals over kop binnen de stad geloopen als verbaest en vol schrik, maer sij kwamen niet door; daerna kwam er | |||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||
order van het breken der huijsen op te houden voor 6 dagen. De inwoonders bleven voordgaen van dezelve ledig te maeken en hunne goederen binnen de stad te brengen, wel wetende dat men op de Franschen geensints betrouwen mag. Het was eene schrikkelijke ongehoorde vlugtinge, droef om zien en sij worden ten allen kanten bestolen.
Sondag den 16 Januarij was er geene Misse in de Leije, alsoo alles uijt de kerke gevulgt was; alsdan wirden er teekens gestelt hoe verre de voorsteden af moesten gebroken worden.
Ten selven dage zijn er seer vele requisitiën gedaen van wijn, brandewijn en bier, hetwelk seffens moest gelevert worden, jae wird uijt de huijsen gehaelt en eenen bon daer voor gegeven, die ongetwijffelt onbetaelt zal blijven. Den Heer Louis C. de Cocquil wird uijt sijn huijs gehaelt en op 't tugthuijs in die Schaepskoeij van 't gasthuijs alhier geset, omdat hij ten opsigte eener requisitie van brandewijn aen hem gedaen gesproken had; men moet zijn goed uijt de huijsen laeten, sonder dat men daer tegens spreken mag.
Men sag alhier aengeplakt dat de commissarissen, ingevolge het order op 22 December aengeplakt, op Maendag 17 deser in hunne sectiën ronden zullen, om te vraegen of men van genoegsaem levensmiddelen voor 3 maenden voorzien is; hetwelk de commissarissen alsdan van huijs tot huijs ook deden.
Den 18 Januarij waren er bij sommige inwoonders brieven gesonden, ten eijnde van eene of meerdere mannen te senden om te pionnieren buijten deze stad.
Den 19 Januarij wird het afbreken, der huijsen en afkap- | |||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||
pen der boomen buijten deze stad wedrom hernomen; daer was eene linie afgesteken zoo verre de afbrekinge moest gedaen worden; die tweede linie ging nog verder en behelsde veel meer als de 5e sectie ofte Hand. Denkt eens hoevele ongelukkige menschen zulks zal veroorsaeken, waervan den grootsten hoop sijn toevlugt binnen deze stad genomen heeft.
Daer was ondertusschen order gekomen aen die van de douaenen van in te pakken en wirden buijten gagie gestelt en afgedankt. Den Duc de Plaisance, gouverneur dezer stad, had alle publieke cassen naer sig genomen, en het scheijnt dat verscheijdene administratiën niet meer sullen betaelt worden; degene der marine alsook hunne werklieden hebben in geen 3 maenden betaelinge gehad, en waeronder het grootste deel geringe en arme menschen zijn, aen welke sij alsnu een brood per dag hebben toegeseijd, hetwelk sij gaen haelen in de Munte, alwaer de bakkerije der marine gemaekt is; de militaire bakkerije is nog altijd in 't clooster der Annunciaten in de Winkelstraet.
Wegens den Maire dezer stad was er silverwerk gerequireert voor de tafel van den Duc de Plaisance, gouverneur dezer stad: 24 koppelen lepels en fourchetten etc., en daer moesten van stadswegen nieuwe servetten en ammelaekens voor den zelven gelevert worden; met een woord, sulke Ducs moeten van alles voorsien worden.
Den 21 Januarij was alhier wegens den Maire bekent gemaekt, dat de inwoonders dezer stad sig seffens van eene carte de sûreté moesten voorzien, en dezelve haelen bij de respectieve commissaires, dewelke door den Maire en gemelde commissarissen zal geteekent worden, waervan men sig soo binnen als buijten de stad moet bedienen. | |||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||
Den 22 Januarij savonds was den generael Maison andermael alhier gearriveert, ging wedrom logeeren in 't huijs van Mevr. Wwe Knijff-Le Candele, in de Lange Gasthuijsstraet, nevens de Boogkeers; daer waren dan ook Gardes d'honneur, peerdevolk gearriveert. Ik moest er snagts ten 12 uren voor opstaen om er van te logeeren, het hoofdquartier was alhier.
Den zelven avond waren er eenige hondert hoornebeesten binnen gebrogt op de dorpen gerequireert, en wird in de Tappesierspand geset, alwaer dezelve slegt opgepakt worden en groot gebrek leijden.
Den 24 Januarij vertrok het crijgsvolk uijt Borgerhout, Deurne en Wijneghem, den heijkant in om den vijand gaen op te soeken, die sig verwijderde. De Fransche troupen hadden Lier insgelijks verlaeten en sig op Wommelgem begeven.
Sanderdags 25 Januarij was er volk met canon binnen gekomen van Mechelen, wesende van het corps van den gemelden generael en zijn seffens de Roode poort uijtgetrokken met het musiek. Ondertusschen was er een ander corps sterk 1.200 man met 20 stuk canon, langs Contig over Lier getrokken op Wijnegem, om sig bij de andere te vervoegen en soo naer de heijde bijeen te trekken om den vijand aen te tasten; de troupen behoorden aen het corps van gemelden generael. Men hoorde welhaest seggen dat er op de heijde bij St Theunis gevogten wird en volgens hetgene men den 26 Januarij daer van hoorde, waren de Franschen met veel verlies agterwaerts gedreven.
Den 26 Januarij smorgens omtrent 4 uren vertrok gemel- | |||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||
den generael Maison in alle spoed op Mechelen en zoo naer Vrankrijk, soo men segt (de troupen die met hem gekomen waren moesten den zelvein weg in), alwaer de depots van het 28ste regiment alle ingeroepen waren; den geheelen dag vertrok er crijgsvolk langs St Jorispoort, met het musiek, bagagie en wagens; de karren en rijtuigen zoo dezer stad, als van degene welke van buijten ingekomen waren, wirden geprest om goed van het militair naer Mechelen te voeren en ondertusschen waren er brieven zoo van Luijk als Naemen, dat de geallieerde in die steden binnen gekomen waren en men segde dat dezelve op Loven marscheerden.
Men konde sig ondertusschen volor 10 frank per maend vrij koopen van de logementen; verscheijde van onze inwoonders betaelden dit uijt vreese der moetwilligheijd en om last te voorkomen hun door de militairen somtijds aengedaen; het was als eene nieuwe contributie; het ging zoo regtveerdig dat, als iemand zig vrij kogt, dan wird hij seffens van sijne soldaeten verlost, en dezelve wirden alsdan bij sijne gebueren of elders bij andere borgers gelegd.
Den 27 Januarij savonds wirden de inwoonders van Borgerhout met het kleppen der klok bijeen geroepen om boomen te kappen tot Wijnegem, Deurne en elders, alwaer alle het hout afgehouwen wordt, tot groote schaede der eijgenaeren en ondertusschen ging het afbreken der huijsen van 't Kiel en de Leije voords.
28 Januarij. De smitsbazen waren van stadswege geordonneert dat elk seffens 2 beijlen maeken moest, welke moesten dienen om boomen te kappen.
Ten zelven dage zag men hier aengeplakt een besluijt van | |||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||
den Prefect en verder van den Duc de Plaisance de dato ...... ten opsigte dier contributie van 't jaer 1814, waerbij dezelve gedoubleert is en op eene maend in dreij payementen, immers op 2 Meert geheel betaelt moest zijn; eene zaek welke groote murmuratie onder de borgers veroorsaekte, en ook voor vele onmogelijk was; men word er bij gedregen van met soldaeten, welke sij garnizaieren noemen, daertoe gedwongen te worden, welke in de huijsen gesonden worden en aen welke 5 francs per dag en kost moet gegeven worden en dat zoo lange tot dat men betaelt. Vrindelijke handelwijze!
De Franschen waren wedrom in Lier gekomen en waren op Berlaer vertrokken; het was seer gevaerlijk voor de inwoonders dan de eene dan de andere in hun stad te hebben.
De geallieerde liggende in de dorpen rondom die stad, hebben op 31 Januarij die stad andermael aengelast en ingenomen; de Franschen 1.000 à 1.100 man sterk zijnde, sig daer tegens stellende, hebben na een hevig gevegt in die stad, moeten wijken, vervolgt wordende tot in Berchem en Deurne buijten deze stad; den alarm wird seffens alhier geslaegen, er trokken troupen uijt, welhaest waren de dorpen van Contig, Waelhem etc. door de geallieerde beset. | |||||||||||||||||
FebruarijDen 1 Februarij zijn er geallieerde in het dorp van Boom gekomen en zijn van daer in Vlaenderen overgestoken, om alsoo langs Vlaenderen de wegen ook af te snijden.
Tot Deurne wird alsdan sterk gevogten, hetwelk tegens den noen, omtrent het Ruggevelt begonst en tot savonds deurde; de Franschen staken de huijsen aldaer in brand en | |||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||
verdreven, de inwoonders er uijt, geen gekerm, bidden en gesmeek derzelve wird aenhoord, men sag verscheijde van die ongelukkige met hun goed hetwelk sij in haeste bergen konden, deze stad invlugten; een droevig vertoon om aenzien. Op den zelven oogenblik sag men de gequetste Fransche soldaeten zoo op wagens als te voet binnen brengen, welke wel seffens de hospitaelen vervulden, en dit duerde zoo tot savonds toe; alsdan zijn er wel 1.500 man Fransche binnen gekomen, welke in de 2e sectie in de Koeijpoortstraet, Melkmerkt, Wolstraet en daer omtrent bij de borgers gelogeert wirden; ook wirden er rondom aen de vesten geleijd in sommige huijsen, stallen, agterhuijsen etc., zoo 100 en minder, volgens de plaetsen, om alsoo digt bij de stadswallen te zijn; dien nagt is alles in stilte afgeloopen.
Men hoorde ondertusschen dat de Engelschen langs Eekeren en daer omtrent tot in de Donck genaedert waren, zoodat er langs den kant van Merxem ook vijandelijkheden stonden voor te vallen.
Dezen avond had men de zekere tijdinge dat de geallieerde in Brussel smorgens om 8 uren gekomen en door het volk vriendelijk ontfangen waren. Den generael Maison met een corps van circa 5.000 man was naer de kanten van Namen geretireert, welke stad, benevens Loven, Tienen en alle de voordere steden reeds in de magt der geallieerde en door dezelve bezet waren.
Den 2 Februarij. Feestdag van O.L.V. Ligtmisse. Van smorgens vroeg hoorde men het canon ronken, zoo tot Berchem, als tot Merxem en Dambrugge, in Deurne en Borgerhout, alwaer al wedrom even sterk gevogten wird; men sag | |||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||
alsnu de ongelukkige inwoonders van Berchem en Borgerhout met al hetgene sij vlugten konden, weenende binnen komen; hunne huijsen wirden niet alleen door de Franschen in brand gestoken, maer sij deden de ongelukkige inwoonders selfs het stroeij aenbrengen en er het vuer selfs in steken. Denkt eens wat ongehoorde wreedheijd, het was niet als droefheijd dat men dezen dag aenschouwde. In den morgent hadden eenige der inwoonders van deze wreedheden klagten komen doen bij den gouverneur deser stad, en het branden is alsdan gestaekt. Te Merxem en Dambrugge waeren de Engelsche in groote magt gekomen en vogten daer al even sterk. Met het canon der stad werd er naer geschoten, de gevegten waren zoo digt tegen onze stad, dat men selfs het handgeschut zeer klaer hooren konde. Men sag wedrom seer vele gequetste binnen brengen, zoodanig, dat er om zoo te seggen bijna geene plaets meer voor te vinden was. De borgerije was intusschen ten allen kanten op de been, loopende uijt nieuwsgierigheijd naer St Joris-, Kipdorp- en de Roode poorten, hetwelk voor bijeenrottingen aensien wird; seffens waeren er wagten zoo te voet als te peerd gestelt, welke het volk van daer met gewelt dreven, selfs kappende en stekende naer dezelve; jae als er maer eenige borgers bij malkander op de straeten staen, worden seffens verjaegt, even alof sij het gemeente vreesden.
In alle deze rampen dragen sij contributiebriefkens rond, voor het jaer 1814, eene verdobbelde contributie welke in drij payementen betaelt moet wesen: de eerste, van 1 tot 10; de tweede, van 11 tot 20 en de derde en laetste, van 21 tot 2 Meert naestkomende, en dat op pene van met garnisairen vervolgt en geplaegt te worden. Denkt eens wat wreedheijd; vele van onze inwoonders zijn sonder werk, de winkeliers | |||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||
verkoopen niets, jae vele winkels, naementlijk de silversmeden, zijn gesloten en dat eensdeels uijt vreese van troubels of plunderinge en anderdeels omdat er niet te verkoopen is, en aldus zal er een groot deel van onse inwoonders tot armoede gebrogt worden; geene renten worden betaelt, geene rekeningen komen in, zoo dat er vele met ijdele handen en in groote droefheijd en vreese sitten; en wie weet hoe lange dit nog dueren zal. Men houd intusschen in alle kerken novenen en daer worden vele gebeden gestort, ligt gebrand, om de H. Maegt en Moeder Gods Maria, als patronesse deser stad, haere voorspraeke af te smeeken, opdat haeren lieven Zoon ons van alle rampen verlossen en alle onheijlen van ons keeren zoude, in welk betrouwen wij nu zijn, en een goeden uijtval zijn afwagtende.
Ten zelven dage was er aengeplakt dat de inwoonders deser stad, alsook die der omliggende dorpen, het afgekapt hout voor hunne provisie buijten deze stad haelen konden, dog weijnigen durfden sig in dit pereijkel stellen. Het afkappen vam boomen en haegen en verwoesten der huijzen gaet nog altijd voorts, ruïneeren soo menig eerlijk man.
In den naemiddag is sekeren CarnotGa naar voetnoot(1) langs Vlaenderen, van Parijs alhier aengekomen als gouverneur deser stad, in | |||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||
plaetse van den Duc de Plaisance, die naer Parijs geroepen was, maer den weg onveijlig zijnde, niet vertrokken is. Gemelden Carnot logeert in 't huijs van den Maire Cornelissen op de Schoenmerkt. Dezen Carnot is eenen Franschman van de slechtste soort, die voor den dood van den koning gevoost had, en hebbende zig door zijn handelwijse genoegsaem doen kennen.
Den 3 Februarij was den Conseil Municipal bijeengeroepen; ook waren sommige notabele inwoonders deser stad, heden wegens den prefect bijeen geroepen op 't stadhuijs, alwaer den Prefect een wijdloopige aenspraek gedaen heeft, ten eijnde van eenen middel te vinden om de arme en niet in staet zijnde inwoonders, beloopende tot 16.000, geduerende het beleg dezer stad van het noodig te voorzien, gerekent op 30 cent. per dag, waertoe zoude noodig wezen, voor 2 maenden eene somme van 270.000 francs, en voor 3 maenden 400.000 francs. Daer wirden eenige rijke aengestelt om de sommen te ontfangen, welke door eenieder daertoe vrijwillig gegeven worden, zullen te dien eijnde rond gaen, en in gevalle gemelde somme van 270.000 francs niet zoude gevonden worden, wilt den gouverneur, ten minsten gemeld getal van 15.000 van die ongelukkige uijt de stad doen setten.
In den morgent hoorde men uijt deze stad geduerig schieten op de Engelschen, welke agter de linie tusschen Merxem en het Hoog Palinkhuijs bezig waren met batterijen op te regten; welk geschut in den naemiddag door de Engelsche op een schrikkelijke wijse met bomben en ballen beantwoord wird, duerende wel tot 8 uren savonds, en het ging zoo danig, dat de bomben op sommige huijsen, naementlijk op de Peerdemerkt en ook in 't Clapdorp gevallen zijn, hetwelk gelukkig zonder brand vergaen is; maer verscheijde huijsen sijn | |||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||
beschaedigt en menschen gequetst en gedood. Het geweldig schieten maekte veel persoonen bevreest en vol angst, vreesende voor brand; de brandspuijten waren ten allen kanten in gereedheijd geset; eenieder sag men sijne beste effecten uijt voorsorg vlugten en verbergen. Het geschut der Engelschen scheen op den Bassin gedirigeert te zijn, de meeste bomben vlogen aldaer, sonder dat se nogtans merkelijke schaede aen de schepen veroorsaekt hebben.
Den 4 Februarij was het geschut zoo vreeselijk als gister, wesende nog altijd op den Bassin, alwaer verscheijde huijsen beschaedigt zijn, en ook brand veroorsaekt heeft bij den brouwer Jacobs, in de Zon, dog wird gelukkiglijk geblust. De soldaeten stonden wedrom op 't kerkhof en op verscheijde andere plaetsen gewapent gereed.
Desen dag was Charles Le Brun, Duc de Plaisance, gewesen gouverneur deser stad, langs 't Vlaemsch Hoofd, men segt verkleed en in 't onbekent vertrokken; maer vernemende dat de geallieerde reeds te Gend en tot Lokeren waren, is seffens wedrom gekeert. De Franschen hadden tot Lokeren en St Nicolaes nog op hun vertrek een contributie van de inwoonders afgeperst. De post naer Vlaenderen was desen avond nog vertrokken, dog ook wedrom gekomen, alsoo die routen door de geallieerden reeds beset waren.
Saterdag den 5 Februarij was eenen schrikkelijken dag voor vele inwoonders, het canon ronkte al van smorgens vroeg, de Engelschen schoten van de batterijen aen de linie; de bomben der Engelschen vielen in groot getal binnen deze stad, naementlijk aen de Peerdemerkt, Klapdorp, Coeijpoortstraet, Veemerkt, Kalkbrug, Leguijtstraet, Oude Mannekens, de Clappije- en Schippersbreede, beijde straeten tot bij den Bas- | |||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||
sin, en selfs in de ............straet etc. Op de Groote Merkt en Minderbroedersruije, zijn bomben gevlogen, in 't Klapdorp, Schippersbreedestraet etc. was 't aen 't branden, dog wird seffens geblust; een groot getal huijsen in voorse straeten zijn er sterk beschaedigt en sommige ingestort, alle de gelaesen gebroken, sommige de daken af en verscheijde menschen gedood en gequetst; jae sommige waren zoodanig gestelt, dat de hersenen en het bloed op den muer gevlogen waren. Op de schepen waren er ook vele dood gebleven. Die de ruinen en verwoestinge niet gesien had, konde zulks niet gelooven; de schaede is zeer groot en beloopt vele duijsende guldens. De vleeshouwers op de Veemerkt met hun vleesch voorstaende, kraemden seffens op, eene bombe aldaer gevallen zijnde; met een woord, eenieder was bevreesd van sig aen die perijkeleuse straeten te begeven; dit geschut duerden tot in den agternoen. De inwoonders van dit quartier kwamen vol vreese met hun meubelen en andere goeden binnenwaerts in de stad gevlugt. Den nieuwen gouverneur, waerschijnlijk bevreest, had twee canons wederzijds zijn logement op de Schoenmerkt doen plaetsen, met de caissons en eene genoegsaeme wagt van voet- en peerdevolk, welke dag en nacht op 't Groenkerkhof gewaepend staen.
Ten zelven dage was er wegens den gouverneur Carnot, aengeplakt, dat de vrouwen en kinders, die de stad zouden willen verlaeten, sonder eenig beletsel dezelve mogten uijtgaen, maer dat de mans sonder eene besondere toelatinge van den gouverneur niet mogten uijtgaen. Niemand mogte binnen komen, die er eens zullen uijtgegaen zijn, zonder een diergelijke toelaetinge.
Wegens den Maire was er ondertusschen aengeplakt, dat de eijgenaers van peerde, ingevolge de orders van den gouver- | |||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||
neur, gehouden zijn van hunne peerden en rijtuigen gereed te houden ten dienste van den commissaris van oorlog Dumoustier, en dezelve leveren met de noodige voerlieden, zoo bij nagt als bij dag, op de eerste vrage die door gemelden commissaris zal gedaen worden, op pene van daertoe met militairen gedwongen te worden. Iedereen die peerden en rijtuigen had, moest er de declaratie van komen doen op den bureau centrael van policie op 't stadhuijs.
Den 6 Februarij was alles stil, geen eenen scheut wird er gehoort, tot ieders verwonderinge.
Ondertusschen sag men een order van den dag, wegens den gouverneur aengeplakt, wezende zeer ampel, waerbij onder andere gesegt wird, van middel te zoeken van de nooddruft te besorgen aen de armen of dat hij genoodzaekt zoude zijn van 15.000 armen uijt de stad te zenden en ook dat er geene attrouppementen mogten gemaekt worden, jae dat er boven de 5 persoonen niet mogten bijeen staen of dat zij door de militairen zullen verdreven worden.
Den 7 Februarij zag men een besluijt van dan Maire, goedgekeurt door prefect en gouverneur, aengeplakt waerbij een Garde Urbaine opgevormt word, bestaende behalve de officiers uijt 500 man uijt de notabelste inwoonders, welke dagelijks de wagten aen 't stadhuijs en patrouilles langs de straeten zullen moeten doen tot veijligheijd derzelve stadGa naar voetnoot(1). Dezelve zullen op 8 deser hunne officiers en andere oversten kiesen en de gekosenen selfs dienen moesten, sonder iemand in | |||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||
hun plaetse te mogen zenden, en dat geene verschooninge zullen aengenomen worden.
Ten zelven dage hoorde men dat de Engelsche van Merxem, en de andere van Deurne, Berchem en elders zoude weggetrokken zijn; de Franschen zijn seffens met troupen uijt de stad getrokken om dezelve op te zoeken; eenieder was grootelijks over zoo schielijk vertrek verwondert, sonder dat men er de oorsaek van denken konde. Den tijd zal 't ons leeren.
Men hoorde intusschen dat er van de geallieerden tot St Nicolaes en ook te Beveren gekomen waren, en naer Swijndrecht naederden. Men segde dat de Franschen seffens eenige volk naer Beveren afgezonden hebben, dewelke aldaer maer slegt onthaelt, jae met verlies terug zijn komen geloopen.
Den 9 Februarij sag men hier aengeplakt, een order van den dag wegens den gouverneur, waerin hij de troupen prijst over hun gedrag en iever, en segt, dat allen het gene nadeelig is herkent geweest door de ondervinding van den laetsten aenval, zal vernietigt worden, en dat hetgene dat er noodig zal geoordeelt zijn, zal gemaekt worden.
De marinen gingen ook seffens buijten om alles te verwoesten rondomme de stad, alle de huijsen, boomen, haegen en zoo menig schoon speelhof zag men alsdan vernielen en vernietigen; en de beste materiaelen of houtwerk, ook de meubelen daer van rooven, jae al dat een Fransman ziet is het zijne.
Den 10 Februarij smorgens vroeg, is 't garnisoen, nament- | |||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||
lijk buijten St Jorispoort uijtgetrokken, dog den zelven morgent zijn dezelve wedrom binnen gekomen, sij hadden den vijand gaen soeken, maer seffens gevonden, eenen maréchal de logis der Hulaenen isser dood gebleven; de soldaeten komen wedrom bij de borgers daer sij gelogeert waren.
Men seijde dat de geallieerden tot Hulst in Vlaenderen, en op den Doel zouden gekomen zijn, ook seijde men dat er Engelsche schepen in de Schelde gesien wirden.
Den ...... Februarij was alhier een besluijt van den prefect aengeplakt, waerbij de kooplieden en winkeliers een staet van hunne goeden binnen de 24 uren moeten overbrengen op pene van confiscatie der zelve. Sij hadden bij de kooplieden en in sommige winkels reeds vele lijnwaeden gerequireert, dat is gerooft.
Men hoorde ondertusschen dat er Saxissche troupen buijten deze stad in de Luijthaegen en daer omtrent zoude gearriveert zijn.
Daer waeren ook 2 besluijten wegens den Maire aengeplakt, het een ten opsigte van den brand te blussen, en het ander van den brand af te weren en te voorkomen (zie de gazette van 12 deser).
Den 12 Februarij savonds is Mr van de Werve, baron van Schilde, Jonr Philippus de Pret, Jonr Jan Moretus, van Colen, Jonr P.D. Cornelissen, heer van Schooten, Dhren Jean Martin Smets, koopman, woonende in de Mattestraet ‘In den Keijser’, G. Jean Legrelle, Cornelis van der Hoeven, en Jan Severijns, alle vier kooplieden deser stad, als gijselaers vast- | |||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||
genomen en op 't Casteel gebrogtGa naar voetnoot(1). Jonr Louis Moretus, Vrijdagsche Merkt, ziek zijnde, wird door gendarmen in zijn huijs bewaekt, men segde dat er door den gouverneur eene contributie ofte somme van een millioen francs gevraegt was; en ondertusschen wirden er brieven gedraegen wegens den Maire bij verscheijde van onze borgers, hun verpligtende van binnen de twee mael 24 uren 10 bedden, matras, peul, stroeij saks, sargie en 20 paer lakens in 't Hessenhuijs te leveren; sommige meerder, jae het dobbel. De brieven waren van volgenden inhoud: D'après les ordres de son Excellence, en date du 11 de ce mois, je suis chargé de requérir trois mille lits militaires pour le casernement de la troupe. Den 13 Februarij sag men alhier wegens den gouverneur Carnot een order van den dag aengeplakt, dat eenieder sijne contributiën wesende boven 30 francs vóór 18 dezer en onder de 30 francs den 1 Meert betaelt moet zijn op pene van op de | |||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||
Pontons geset te worden, en aldaer te moeten verblijven zoo lange het beleg dezer stad zal dueren. Eenieder was over alle deze nieuwigheden in de grootste verslaegentheijd, vele waren in de onmogelijkheijd van dit gebod te konnen voldoen, de contributie verdobbelt, de winkeliers verkoopen niet, wesende in de onbequaemheijd van die lasten en patenten te konnen betaelen.
Men sag ook wegens den Maire een besluijt van 11 dezer aengeplakt dat de hoveniers en die hun ambagt is van in de aerde te werken, metsers etc. sig binnen de 24 uren moeten komen aengeven in 't Hôtel van Hoogstraeten, ten eijnde van aen de fortificatiën te gaen werken op pene van ............
Ondertusschen wirden degene welke bedelden uijt deze stad gejaegt en langs het Vlaemsch Hoofd overgeset, van waer sij dan hunnen kost konnen gaen soeken, jae dezen morgent zijn er wedrom een aental geringe en oude menschen, gewoon zijnde in sekere herberge in 't Kleermaekershuijs op de Groote Merkt soep van den overschot gemaekt, te koopen, door de politie en gendarmen vastgenomen op 't pretext van bedelen en met een onmenschelijk vreedheijd door dezelve en met de gewapende magt te schepe, uijt deze stad langs 't Vlaemsche Hoofd, in Vlaenderen geset, geschreeuw en gekerm helpte hun niet, niemand durft er iets tegen seggen, sij verdreven de omstaenders met hunne sabels en geweren op een wreede wijze. Denkt eens wat ongehoorde wreedheijd.
Ten zalven dagen hadden de militairen tot Schooten en elders gaen rooven, brengende vele hoornebeesten binnen, welke sij de landlieden aldaer met geweld afgenomen hadden.
Den 14 Februarij smorgens reden de gerequireerde voerlie- | |||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||
den met de peerden, karren en wagens bij particuliere binnen deze stad weggehaelt, uijt naer Eeckeren en daeromtrent, wedrom op den roof, maer alsoo hunne vijand op die dorpen sig vertoonden, zijn dezelve ledig wedrom gekeert.
De brekers gingen ook wedrom uijt om boomen te kappen, en huijsen te verwoesten; men segde dat se heden de kerke in de Leije ook afbreken gingen. Deze fraije kerk was nog maer in 't jaer 1777 nieuw gebouwt en met drij marmore autaeren verciert. Den pastoor R.D. Janssens, was sedert eenigen tijd reeds in de stad gevlugt. De speelhoven in de Markgraveleije, benevens de aengename wandelingen, waren alle vernietigt en verwoest; eene onweerdelijke schaede rondom deze stad gedaen hebbende en nog doende.
Den 15 Februarij wird er wedrom veel arm en gering volk in de gemeijne quartieren uijt huijsen en gangen gehaelt en in den amigo geset en dan verders langs 't water buijten deze stad, bidden en smeeken helpte hun niet. Droevig was zulk vertoon om aen te zien, en dit was op 't pretext dat dit onnoodige monden waren.
Alsoo verscheijde inwoonders bij brieven van den Maire de dato 12 dezer getaxeert waren van 10 bedden ofte meerder te leveren, daer over klagtig geweest waren, zijn er te dien opsigte nieuwe schikkingen genomen, en op 14 dezer wegens den Maire andere brieven rond gesonden, waerbij sij voorkomen wirden, dat, ingevolge van die nieuwe dispositiën, hun aendeel provisoirement vermindert was op 3, 2 ofte één bed, ieder met een matrasse, eenen stroeijsak peul, eene saergie en vier lakens, welke binnen de 24 uren in 't Huijs van Portugael in 't Kipdorp moest gelevert worden op pene van daertoe met militaire executie gedwongen te worden. Dan sag | |||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||
men onse inwoonders uijt vreese van vervolginge, sig haesten om aen dit gebod te voldoen.
Ten zelven dage was 't groote revue der troupen op de Meer, voor den Duc de Plaisance; naemiddags was er eenig peerdevolk langs St Jorispoort uijtgetrokken, en waren seffens handgemeen met de Saxissche, welke te Berchem lagen, dog quamen welhaest met eenig verlies binnen geloopen.
Den 16 Februarij sag men verscheijde besluijten van den Prefect den 14 dito genomen. Het eene, waerbij de conscrits en de deserteurs gemaent worden zig sonder uijtstel in de prefecture te begeven om daer wedrom dienst te nemen. Dat, als dezelve zouden in ongehoorzaemheijd blijven, dat hunne ouders door militaire executie zullen vervolgt en aengehouden worden. Dat de vaders en moeders en andere, welke conscrits zoude versteken of hunne desertie begunstigt hebben, aen de tribunaelen zullen gelevert en volgens de strenge wetten gestraft worden.
Bij een ander besluijt van den zelven dag, wird bevolen aen alle degene die zouden koopmanschappen in 't versteek hebben, toebehoorende aen negotianten en kooplieden van de stad, hunne declaratie daervan te doen op de Mairie binnen de 24 uren na de afcondiginge van 't zelve besluijt, op straffe van eene boete gelijk aen de weerde van die zelve.
Bij het derde wordt geordonneert aen alle de inwoonders deser stad, van terstond hunne declaratie en aflegte te doen der fusieken welke sij in besit hebben. Sij sullen dezelve afleggen in handen van den Directeur der artillerie van 't arsenael deser stad (Discalsen clooster) die hun eene reçu zal geven. | |||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||
Was ook bevolen van ter Mairie te komen declareren van de enkele en dobbele jachtgeweren die sij besitten; alle degene sig aen dit besluijt niet zoude schikken, zal aengehouden en gestraft worden volgens de reglementen.
Ten zelven dage wird met het geluij der klokken en beijaertspel aengecondigt, eene victorie op de Russische en Pruijssische te Sezanne, 25 uren van Parijs, den 10 en 11 dezer behaelt. Smiddags wird den Te Deum in de Cathedraele gesongen, alwaer de overheden in tegenwoordig waren. Savonds moest men sijn huijsen verligten. Op den toren der Cathedraele was alsdan een drijkleurige wimpel uijtgestoken.
De geallieerde hadden te Berchem, Contig en elders op Sondag laest ook geviert, over de victorie door hun in Vrankrijk behaelt.
Het was aen de buijtenlieden rondom ons intusschen verboden, op de dood, eenige levensmiddelen naer deze stad te brengen.
Savonds en snagts is er wedrom seer veel arm en gemeijn volk uijt hunne huijsen en selfs van hun bedden gehaelt, in de Gezondstraet, aen de Vuijlruije en elders, om sonder eenige genade buijten deze stad langs 't Vlaemsch Hoofd geset te worden; het vastgrijpen wird zoo algemeijn, dat er vele, naementlijk dienstboden, en degene wat gering aengekleed waren, sig bij avonden niet durfden op de straeten komen. Ondertusschen gingen dergelijke opligtingen dagelijks voords.
Den 19 Februarij segde men dat de Saxissche troupen buijten deze stad, door Zweedsche zoude herplaetst zijn. | |||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||
Ten zelven dage was alhier aengeplakt, dat het vermommen met de aenstaende Vastenavonddagen, zoo in huijsen als op de straeten verboden was.
Den 22 Februarij wirden er wel 100 (200) karren als wagens gelaeden met hoeij en stroeij langs de Roode Poort binnen gebrogt en op de borze gelost; sij hadden dit uijt een magazijn tot Austruweel gaen rooven. Dagelijks gaen zij op de dorpen op den roof, dog selden brengen sij iet aen; de dorpelingen hebben hun beesten en ander goed uijt voorkomen, hooger opwaerts en gaen menigmael de geallieerden waerschouwen, als er Franschen komen, en zoo vallen dikwijls kleijn gevegten voor.
Den 25 Februarij, Vrijdag, was er wedrom bijna geen geboert op de merkt, op de groenmerkt waren 2 sakken terwe welke tot 12 f. en 7 saks rogge die tot 7.10 f. gekogt sijnGa naar voetnoot(1), boter was er ook zeer weijnig tot 13 ½, 14 à 15 st. het pond gegaen is. Het buijtenvolk wird aen de poorten zeer nauwkeurig doorsogt, waerschijnlijk om te zien of sij geene schriften bij sig hadden, schriften welke door de geallieerde in de | |||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||
environs op de dorpen gestroijt wirden, om de volken tot hun te trekken, en de militaire te doen overkomen, belovende hun vrijelijk naer hunne huijsen te laeten en diergelijks; en het was ongetwijffelt daerdoor, dat de desertie der troupen dagelijks meer en meer toenam, en daerenboven stierven er zeer vele in de hospitaelen, hetwelk het garnizoen sterk verminderen dede.
Sondag den 26 Februarij smorgens omtrent 5 uren, trok er circa 3.000 man van 't garnisoen zeer stil, langs St Joris- en Kipdorppoorten uijt, om de geallieerde te verrasschen, en alsoo door te dringen om tot Lier of Mechelen te konnen geraeken; maer komende in de Luijthaegen en aen den Ouden Godt, geraekten sij handgemeen en de Franschen wirden welhaest gedwongen terug te trekken, na eenige dooden en gequetste gehad te hebben en verscheijde gevangen agter laetende, maer bragten eene brandwagt, waerbij eenige van hun deserteurs gevangen mede, welke daerna dood geschoten zijn.
Tot Borsbeke waren er ook eenige vijandelijkheden voorgevallen, dog de Fransche zijn van daer ook terug gekomen, zoodat die ondernemingen mislukt zijn.
Sij hadden intusschen Jonr Schorel, Heer van Wilrijck, sig op sijn hof tot Wilrijck ophoudende, aldaer op 't onverwagts van zijn bedde gehaelt en binnen deze stad gebrogt, hem brengende in de afspanninge ‘Den Beer’ op de Meer; men wist niet wat de oorsaek daervan was, dog hebben hem eenige dagen daerna wedrom naer zijn hof laeten gaen. | |||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||
MeertDen 1 Meert sag men alhier aengeplakt, bij besluijt van den Prefect de dato 26 Februarij laest dat de contributie van 't jaer 1815 betaelt moet worden op den zelven voet als het jaer 1814 en dit in 3 termijnen, te weten: van 15 à 25 deser, en van 25 Meert à 5 April en de 3de van 5 à 15 April, op de selve pene ofte straffe in 't order van den dag van ...... Februarij laest gemeld. Eenieder beklaegde zig over zulke schrikkelijke contributiën; daer gingen geene neringen ofte stielen, vele winkels sag men gesloten, en goede borgers waren meest sonder geld en het weijnig dat sij nog hadden, moest hun dienen om van te leven. Wat er van komen zal moet men afwagten.
Den 2 Meert wird er wedrom gefourrageert te Merxem, dog de Engelschen kwamen er op af, en hebben de Fransche lanciers op de vlugt gedreven eenige doodende en kwetsende; dog de karren met hoeij en stroij zijn binnen gekomen, en op de borze gevoert.
Den 3 Meert sag men een order van den dag van 2 dezer door den gouverneur uijtgegeven, aengeplakt, waerbij hij segt: onderrigt te zijn dat de inwoonders van verscheijde omliggende dorpen sig besig houden met het wegdragen der levensmiddelen voor deze stad geschikt, van te mishandelen degene die ze naer de stad brengen; van uijt te stroijen of aen te plakken, proclamatiën van den vijand en hem te dienen als spion; dat sij eijndelijk de soldaeten van 't garnizoen de desertie aenraeden, verklaerende dat hij de dorpen verantwoordelijk maekt; dat die dorpen zullen afgebrand en de inwoonders als verraders van hun land aen eenen crijgsraed zullen gelevert worden. Ten zelven dage wirden er vele van onse inwoonders bij | |||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||
executie militair, gedwongen tot het leveren van beddegerief, ingevolge de requisitie wegens den Maire aen hun gedaen.
Den 7 Meert isser tusschen 2 à 3.000 man met 2 stukken canon en eenig peerdevolk langs 't Vlaemsch Hoofd in Vlaenderen getrokken, waervan er nog den zelven avond in Beveren en ook te St Nicolaes gekomen zijn, van welke plaets sij naer een ............ gesegt ............, alsoo er (onleesbaar). Men geloofde dat het was om in die landstreken te fourageren en het vee, hoeij, stroij, etc. aen de inwoonders te ontnemen.
Deze stad was intusschen ook niet vrij van requisitiën, de kooplieden in wijn en de brouwers wirden grootelijks belast, naementlijk de eerste, waervan er om soo te seggen geruineert zullen worden.
Den 8 Meert. Den gouverneur geconcipieerd hebbende, van het koper, hetwelk op den chantier berust, geld te laten slaegen om het crijgsvolk en andere mede te betaelen, had daertoe aengestelt sekeren borger dezer stad J.F. Walschot; deze stukken ter groote van eenen Franschen decime ofte 10de van een franc, sullen cours hebben voor de helft ofte 5 cnt, sive 2 oorden. De proeven ofte eersten slag wird daer van gedaen op 8 deser, en van deze eerste stukken in silver en coper wirden er aen den gouverneur en aen den prefect vereert. Dezelve waren gemaekt in zijn werkhuijs ten eijnde van 't Hopland aen de vest. Van deze stukken zullen er 28, 29 en 30 in 't pond gaen, en daerop staet ...........................
Den 10 Meert. Men vernam alsdan dat er te St Nicolaes en omstreeks niet alleen ongehoorde requisitiën van vee, paerden, hoeij en stroij gedaen wird, naer ook met geweld de contributie van 't jaer 1814 en selfs 1815 afgeperst wird, en ook | |||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||
dat se bovendien de inwoonders van die landstreek van hunne provisiën berooft en deze naer 't Vlaemsch Hoofd gebrogt hadden, alwaer het reeds vol van die levensmiddelen was, en welhaest naer deze stad stond gebrogt te worden.
Ten zelven dage wird bij order van den dag wegens den gouverneur het slaegen van bovengemeld geld vastgesteld. (Van het obsidionael geld ziet mijn note).
Den 12 Meert naemiddag zijn de gijselaers waervan hierboven gemeld van 't Casteel losgelaeten en naer hunne huijsen gekomen, en die reeds thuijs waren, zijn van de gendarmen, welke hun bewaerden, ontslaegen.
Sondag den 13 Meert smorgens heel vroeg vertrok er eenig zoo peerde- als voetvolk langs St Jorispoort naer de kanten van Lier, maer kwamen welhaest met eenig stroij terug.
Ten zelven dage om 3 uren snamiddags arriveerde hier langs de Roode Poort, eenen Engelschen colonel van de kanten van Bergen-op-Zoom, rijdende naer den gouverneur dezer stad, en van daer naer den commandant, het was over eene overeenkomste heden geteekent in 't quartier generael der Engelschen te Kalmpthout, ten opsigte van de uijtwisselinge der crijsgevangenen, welke snagts tusschen 8 en 9 dezer door de Franschen te Bergen-op-Zoom genomen zijn, bijgevolg van eenen mislukten aenslag door de Engelschen alsdan op die stad gedaen. Gemelden Engelsman is om 8 uren wedrom langs dezelve poort vertrokken.
Men segde dat se te Mechelen en elders seer geviert, geluijd en geschoten hadden over de victoriën door de geallieerden op de Franschen bij Parijs behaelt; sommige geloofden dat | |||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||
se meester van die stad zouden geworden zijn. De tijd zal 't leeren.
Ten zelven dage sag men in 't ligt verschijnen een besluijt wegens den gouverneur ten opsigte van eene leeninge van een millioen francs, verdeijlt op 100 personen, in 4 classen, welke tot borge hebben zullen, de inkomsten der contributie van het jaer 1815; waervan de uijtschrijfbriefkens reeds rondgedraegen worden, en welk besluijt met de naemenleijsten der gequotiseerden in de gazette van 15 dezer te lesen is.
Den 15 Meert naemiddag, zijn de troupen uijt Vlaenderen binnen deze stad terug gekomen, veel geld van de afgeperste contributiën, vele graenen, vee, stroij, hoeij en provisiën der boeren afgenomen hebbende, medebrengde.
Den 16 Meert wirden door order van den gouverneur de mueren van het stadskerkhof op Stuijvenberg afgeworpen, maer het gebouw daer op staende, wird nog ongeroert gelaeten. Den maire had bekent gemaekt dat allen degene daerop eenige objecten hadden, hetzelve daer af mogten komen halen, zulks bestond in grafsteenen tegen den muer geplaetst.
Den 17 Meert snagts of smorgens 9 uren trokken en voet- en peerdevolk omtrent 3 à 4.000 man uijt, om te fourageren; het scheijnt dat hunne meijninge was van naer Lier of tegen Mechelen toe te gaen en alle de dorpen van vee, terwe, hoeij, stroij, etc. te berooven, de karren en wagens waren in gereedheijd moeten blijven staen, maer komende in de Luijthaegen, aen den Ouden God vonden sij den vijand; te Mortsel en Edegem is sterk gevogten, wederseijds isser volk, dog meerder van de Franschen, van welke er verscheijde gedeserteerd en crijgsgevangen zijn, dood gebleven; tegen den avond | |||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||
sijn se wederom en seer vlug binnen gekomen. Eenige waren doorgedrongen tot Waelhem toe, alwaer een gevegt heeft plaets gehad alwaer sij sijn moeten wijken; en men segt ook dat er op den steenweg van Boom omtrent den ‘Bruijnen baert’ ook een gevegt zoude plaets gehad hebben.
Men sag ondertusschen een order van den dag van den gouverneur in 't ligt, geteekent 16 deser, ten eijnde van de fabricatie en uijtgave van de belegeringsmunt te verhaesten; geordonneert door het order van den dag van 10 dezer, wird door hun besloten dat er behalven de stukken van 5 cent, er zullen van 10 cent geslaegen worden, geheel op het zelve voorbeeld; dat 40 van die stukken zullen een kilogram, en bijgevolg 80 van 5 cent, zullen evengelijk een kilogram wegen. (Ziet de gazette van 17-19 dezer en mijne besondere note).
Sondag 20 Meert gingen sij het hoeij, stroeij en haver opschrijven bij de particulieren binnen deze stad, om hun daervan in 't vervolg ook meester te maeken.
Onlangs waren er eenige van onze inwoonders vastgeset, omdat sij hunne contributiën nog niet betaelt hadden, en om alsoo aen de anderen den schrik en vreese aen te jaegen; dezelve wirden op 't tugthuijs geset en bedregen van hun op de schepen te plaetsen; dog na eenige dagen gevangen geweest te hebben, betaelende, zijn zij verlost. Onder deze was Benoit, juwelier, den Notaris Van Dun, Mr Cras en nog eenige andere.
Men sag alhier wegens den Maire aengeplakt eene bekentmaking van den 14 dezer waerbij gesegt wordt, dat ingevolge de orders van den gouverneur deze stad provisoirelijk en voor geheel den tijd van het beleg, verdeelt is in 12 sectiën van | |||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||
policie in plaets van 4; welke sectiën daerbij genaemt waren, en dat ieder sectie van eenen commissaris van policie voorsien is, wijzende hunne bureaux aen; de eijgenaers of huerders der huijsen waren aensogt de nummers van de nieuwe sectie boven degene der oude in rood couleur te doen setten. (Gazette van 19 Meert).
Den 22 Meert haelden sij een redelijk groote partije hoeij en stroeij bij de particulieren weg, hetwelk op 't Casteel gebrogt moest worden. Zij begonnen gebrek aen dien artiekel te krijgen.
Den 22 en 23 Meert wird het hoeij en stroij bij de huerhouders en bij sommige particulieren wegens den gouverneur weggehaelt.
Ondertusschen waren verscheijde dorpen rondom deze stad beschreven van vee, tarwe, hoeij, stroeij etc. binnen deze stad te brengen, met bedreijginge van de dorpen welke aen dit order niet zouden voldoen, af te branden, en van den kant der der geallieerde was hun zulks nogtans op gelijke pene verboden, hetwelk de inwoonders in groote vreese en agterdenken bragt. Sedert den 23 sag men nogtans gemelde door de buijtenlieden binnen brengen.
Den 24 Meert liepen de commissarissen wedrom met heele bendens gewapende soldaeten en gingen de huijsen van degene die geen bedden en toebehoorten gelevert hadden, beleggen; om de inwoonders alsoo te plaegen en te praemen van die leverantiën seffens te doen.
Tegen den avond isser omtrent 2 à 3.000 man en eenig | |||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||
peerdevolk langs het Veer in Vlaenderen getrokken op den roof, gaende op Beveren en zoo voord.
Den 27 Meert, Sondag, van smorgens vroeg af vertrok in allen spoed het grootste gedeelte van het garnizoen bestaende wel in 6.000 man met den Duc de Plaisance en den generael Rogé langs het Veer op 't Vlaemcsh Hoofd in Vlaenderen, het overzetten duerde bijna den ganschen dag en nagt zoowel peerde- als het voetvolk, met veel canon. Niemand wist wat zulks beduijde, men was over zoo schielijk vertrek verwondert, te meer al zoo de Engelschen deze stad met veel volk genaedert waren, en zelfs sig tot Deurne toe vertoont hadden. De poorten zijn den geheelen dag gesloten gehouden, sonder dat er iemand uijtgelaeten wird. Over deze onverwagte veranderinge wird verschillig gesproken en gepeijst; sommige segden dat se naer Vrankrijk trokken, andere dat se sig naer Gend begaven om sig bij den generael Maison, welke die stad scheen te bedreijgenGa naar voetnoot(1).
Ondertusschen zag men vee, graenen en anderen voorraed uijt Vlaenderen binnen brengen, hetwelk op de dorpen van 't Land van Waes, het Beversch en elders met geweld afgeperst was.
Den 28 Meert duerde het oversetten van crijgsvolk nog altijd voords, en men bleef in de zelfde onzekerheijd.
Ten zelven dage wird er bekent gemaekt dat de gequoti- | |||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||
seerde tot het avanceeren van een millioen door den prefect gevraegt op de contributie van 't jaer 1815, bestaende in 100, op de helft vermindert waren, en dat er integendeel nog 126 bijgevoegt waeren, ook in 4 classen verdeijlt te weten: 6 in de eerste à 9.000 fr.; 16 in de tweede à 6.500 fr.; 41 in de derde à 4.500 fr. en 63 in de vierde classe à 2.500 fr., maekende alsoo 500.000 fr. en met de 100 eerst gequotiseerde samen een millioen francs. Zulke belastinge, schoon het hun uijt invoorderinge der contributie van 't jaer 1815 wedrom beloofd word, brengt er nogtans verscheijde in grooten ambras.
Den ganschen dag gingen er nog troupen overzetten, en ook levensmiddelen uijt Vlaenderen binnen brengen.
Den 29 Meert had men tijdinge dat den Franschen generael Maison, sig met sijn troupen meester van Gend gemaekt had, en van daer uijtgetrokken was met meninge van Brussel ook onder zijne magt te krijgen; dog dat hij omtrent Aelst naer verscheijde gerugten, tegen gehouden was, door troupen welke de geallieerde te Brussel en elders bijeen versaemelt hadden. Men hoorde ook dat de Franschen Dendermonde genomen hadden; sij hebben in alle die hernomen steden groote contributiën doen betaelen.
Intusschen hadden de Engelschen sig te Merxem, ook in Berchem en daeromtrent vertoont, en het schijnt dat er in onse voorsteden veel volk sal komen.
Niettegenstaende bijna geheel het garnisoen uijt deze stad vertrokken is, nogtans blijft men de gevraegde beddens met geweld doen leveren, en ook dwingt men de borgers met contrainten hunne opgeleijde contributiën selfs van 't jaer 1815, | |||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||
te komen betaelen; reclaemen worden niet aengenomen, nog klagten aenhoort.
Den 31 Meert, nae den middag, is de kerk in de Markgraeveleije, welke zoo lang in duijzend pereijkelen gestaen hadde, in brand gestoken en brande tot savonds toe, wordende den volgenden dag, wazende O.L.V. Boodschap, seer straf bestormd en ten gronde geworpen. Deze schoons kerk, wegens het capitel der Cathedraele van Antwerpen als tiendeheffers van Kiel en Leije ten jaere 1777 nieuw opgebouwt; de drij marmore autaeren, nog van de sodaliteijt der Jesuiten voordskomende, waren bij voorzorg, gelijk alle de andere ciraeden en gelazen, daer uijt gedaen. Het hof nevens gemelde kerk, onlangs nieuw opgebouwt, het Hof Terbeke over den zelven, benevens alle de speelhoven tusschen gemelde kerk en de stad, alsook de hoveniershuijsen, waren reeds vernietigt, de boomen gekapt, mat een woord, men kon van deze kerk, degene van St Willibrords sien staen, de verwoestinge in onze voorsteden door de Franschen gedaen, zijn onschatbaer. | |||||||||||||||||
AprilSaterdag den 2 April hadden eenige marinen naer Vlaenderen gaen fourageren en bragten vele schaepen, in 't Land van Waes genomen, binnen.
De Engelschen rondom de stad, onder andere aen de Hand bij Berchem en daer omtrent, hadden sig in den naemiddag wedrom vertoont, waerop van deser stadsvesten met het canon geschoten wird, en ongelukkig wird Marieke Heijstraeten, eene hoveniers weduwe, eene vrouw van in de 70 jaeren, wesende in haeren hof omtrent den Drijhoek onder | |||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||
Berchem, in den naemiddag met eenen canonbal, den bil afgeschoten en zoo danig getroffen, dat se nog voor den avond daervan gestorven is.
Den 4 April isser wegens de Engelschen aen de Schipbrugge bij Merxem, een dépêche afgegeven voor den gouverneur alhier; men wiste er den inhoud niet van, maer tegen den avond had men de aengenaeme tijding, dat Parijs sig den 30 Meert, bij capitulatie overgegeven had, en dat de geallieerde den 31 ditto daer ingekomen waren, hetwelk alhier onder de welpeijsende, groote vreugde heeft veroorsaekt. Den keijser van Rusland, den koning van Pruijssen, alsook den oppergenerael Prins van Swertsenberg, zijn er met hunne legers alsdan ingetrokken en door het volk ingehaelt.
5 April. Den gouverneur dezer stad Carnot, dede sanderdags een order van den dag aenplakken, seggende: dat het gerugt sig uijtspreijd; dat het groot leger der geallieerde in Parijs getrokken is; dat dit nieuws weijnig waerschijnlijk is, aengezien alles contrairie schijnt; dat sij groote nederlagen gehad hebben, maer was 't waer dat sij die hoofdstad besetten; dat se sonder alarm over het lot van het vaderland zijn moeten; dat die zelve hoofdstad hun graf zoude worden Den zelven avond is de Garde Urbaine ofte Borgerswagt voor de eerste mael opgetrokken en des nagts patrouillen gegaen.
Den 6 April sag men wedrom een order van den dag we- | |||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||
gens den gouverneur alomme aengeplakt, behelsende in substanties onder andere: dat hij sig verpligt vind, van de inwoonders der stad Antwerpen kragtiglijk vast te stellen, het gevaer daer sij hun aen bloot stellen, door den uijtstel in 't betaelen der contributiën. Dat het garnizoen gebrek heeft. Dat hij de inwoonders waerschouwt, dat er met morgen te beginnen zullen garnisaires gestelt worden bij alle de agterstallige de welke, nae den termijn van twee dagen, zullen vervoert worden op 't oorlogsschip ‘Den Dantsig’ die als ponton in de Schelde zal gestelt worden. Zulke bedreijgingen maekte vele van onze inwoonders bevreest, wetende dat eenen Fransman voor alle vreedheijd bekwaem is, en nogtans vele zullen zulke ongelukkige rampen moeten afwagten en verdraegen, zijnde uijtgeput, zonder geld en in de onmogelijkheijd aen de opgeleijde contributiën te konnen voldoen; het jaer 1813, 1814 met moeijte voldaen hebbende, maer het jaer 1815 hun volstrekt onmogelijk zijnde; geene affairen, geene neringen gaen er, den ambagtsman sonder werk, de winkels zijn gesloten, en daerbij de goeden zonder weerde en het geld raer om krijgen, den eenen mensch betrouwt den anderen niet; zoo is 't dat bij zijne wreedheijd wilt uijtwerken, zullen er vele het victiem van zijn; en het is te vreesen, dat hij niemand sparen zal, die den ongelukkigen koning Lodewijk XVI niet gespaert heeft, maer in den dood gevonnist.
Den 9 April wesende Paeschdag, wird er op den chantier ofte scheepstimmerwerve, wegens de administratie der zelve, begonst kopere munte geslaegen te worden, op de zelve wijse gelijk degene door den gouverneur onlangs geordonneert, en die thans door J.F. Walschap gemunt worden.
Den 11 April smorgens vroeg, isser een courier langs St Jorispoort binnen gekomen, geescorteert wesende met eene | |||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||
groote wagt, brengende een pak met papieren seffens naer den gouverneur en commandant gebrogt. Men hoorde welhaest dat het den post van Parijs was, die niet alleen brieven, maer ook de publieke nieuwsbladen van gemelde stad alhier aenbrogt; dan had men de nieuwigheden officieel welke tot Parijs deze dagen voorgevallen zijn, te weten, dat Napoleon Bonaparte door den senaet en het volk van Vrankrijk afgezet was, en dat sij Ludovicus Stanislaes van Vrankrijk, graef van Provence, geb. 1755, overledene konings oudste broeder, voor koning van Vrankrijk en Navarre den XVIII van dien naem erkent en uijtgeroepen hadden. Meest alle de Fransche generaels en officiers hebben alsdan de witte cocardes opgestoken, en alles is alsdan in goed order afgeloopen; dit voorbeeld wird in de steden, immers heel Vrankrijk door gevolgt, dog de gouverneur deser stad, Carnot en sijn aenhang, bleef, of gedraegen sig altijd nog ongeloovig of ongevoelig aen die tijdingen; het breken der huijsen en cappen van boomen rondom onze stad, ging altijd voords, en tegen den avond wird er een besluijt van den Prefect en door Carnot goedgekeurt aengeplakt behelsende:
Niemand was haestig om sijn geld weg te draegen; onze ingesetenen waren uijtgeput en sonder winninge, vinden sig verpligt de rampen die het Frans gedrogt ons zal willen aendoen te onderstaen, hopende dat het niet lange meer dueren zal.
Den 12 April smorgens vroeg, trokken de brekers op de | |||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||
gewoonlijke ure wedrom uijt, altijd voordgaende in 't ruinen der eijgendommen, tot omtrent 10 uren, als wanneer order gekomen is van die ruinerije te staeken en het verwoesten op te houden, tot groote blijdschap der eijgenaeren wiens erven nog overig gebleven zijn.
Den 12 April zijn verscheijde garnisaires gesonden bij degene die hunne contributiën niet betaelt hadden, eenige verjaegen dezelve uijt hunne huijsen; snagts zijn er sommige van onze borgers van hunne beddens gehaelt en vast geset omdat sij nog van 't jaer 1814 ten agter waren. Alle wreedheden, zoude zij nog geene voor hun vertrek uijtwerken.
Den 13 April. In den naemiddag is er eenen Engelschen parlementair binnen gekomen en bij den gouverneur gebrogt, dezen waerschijnlijk sijne brieven afgegeven hebbende, is wedrom vertrokken; het volk in groot getal met hem loopende roepende vivat de Engelschen en draeijden hunne hoeden, selfs tot op de Schoenmerkt voor het logement van den gouverneur, het welke hij beletten wilde en ordonneerde aen de lanciers van het volk van daer te verdrijven, gelijk sij terstont gedaen hebben.
Sedert 13 April was de brievenposterije heropent en de brievenwisseling wedrom in voegen gebrogt en intusschen de publieke voituren hernamen ook hunne vorige loop.
Den 14 April smorgens is den Maire dezer stad Jonr Jan Bapt. Adr. Jacob. Cornelissen, naer Parijs vertrokken, om zoo men segt, bij het Fransch gouvernement of bij de geallieerde eene bedieninge ofte de behoudenisse van sijn plaets te solliciteeren. Deze is eene jongheijd weijnig ofte niet bemind binnen deze stad, hebbende zoo wel als wijlen sijnen vader | |||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||
veel geld verkwist, en groote schulden gemaekt, die meer aen Napoleon sogt te behagen als met het volk dezer stad wel te staen, met een woord, die de inwoonders met geene liefde bestierde, en die ook geensints aen deze stad dienstig was; jae niemand die wel peijst kan sig van de tegenwoordige regeerders beloven.
Den 15 en 16 April zijn er verscheijde van onze inwoonders vastgenomen en zoo in de gevangenisse, als op het schip geset, omdat se de contributiën nog niet betaelt hadden; niettegenstaende de saeken gedaen sijn en het Fransch gespuijs gaet verhuijsen, nogtans gaet den gouverneur Carnot nog altijd voords met de contributiën af te persen en requisiën van wijn etc. alhier te doen, jae met ons te plaegen.
Sondag 17 April smorgens heeft hij een order van den dag aengeplakt, waerbij, sprekende tot het militair segt: ‘Wij zijn den Keijser Napoleon getrouw gebleven, tot dat hij ons zelf verlaeten heeft...’ (Gazette van 19 April).
Sondag was 't groote parade op de Meir, eenieder hadde gedagt dat alles aldaer zoude afgeloopen en dat de troupen van Louis XVIII als koning zouden herkent, en de witte cocarde opgestoken hebben, dog heeft aen den gouverneur niet belieft.
Den 18 April smorgens was er eene proclamatie aen het crijgsvolk wegens den gouverneur aengeplakt waerbij hij herkent dat Lodewijk XVIII op den troon van Vrankrijk gestelt is (siet de gazette van 19 April) en waerbij hij onder andere segt: dat hij gouverneur, generaels, officiers van alle rang, onder officiers en soldaeten, zoo te land als te zee, verclaeren enkelvoudig en | |||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||
zonder bepaeling toe te stemmen aen de besluijten van den senaet, wetgevende lichaemen en provisoir regering, de dato 1, 2 en 3 deser, en te meer dat sij sweren alle te mael deze stad te bewaeren en te verdedigen tot den laetsten oogenblik in den naem van Lodewijk den XVIII; Den 18 April smorgens wirden de poorten geopent en eenieder vrij uijt en in gelaeten; dog duerden niet lange, want tegen den middag, wirden dezelve wedrom gesloten; het was niet als vrouwvolk dat er alsdan in en uijt gelaeten wird.
Den 19 April smiddags, is bovengemelde proclamatie van wegens den gouverneur van 18 dezer, aen de troupen en op de schepen en chantier voorgelezen; alsdan hebben dezelve den eed van trouw aen den nieuwen koning van Vrankrijk en Navarre Ludovicus XVIII gedaen, onder het luijden van alle de klokken, beijaerdspel en geschut van 't canon. Alsdan wirden de witte vlaggen op de schepen en op St Michielstoren, opgestoken, en de militaire oversten hebben van dan af de witte cocardes op hunne hoeden beginnen te draegen. Zulke veranderinge bragt groote vreugde onder de goede inwoonders deser stad, hopende nu in 't kort ook van 't Frans gespuijs ontslaegen en verlost te worden.
Ondertusschen was den Boer van d'Eijermerkt, sedert gister met eene witte cocarde opgepronkt, en heden was er eene drollige klagt digt bij aengeplakt, waerbij hij sig beklaegt van 20 jaeren verdrukt en groote armoede geleden te hebben, maer hopende als nu in orde en in genoegte te leven. De Boerinne op de Melkmerkt op de pompe, en Brabon op de pompe | |||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||
der Handschoenmerkt waren insgelijks met witte cocardens en in witte vlaggen opgeciert; vele inwoonders sagen deze vreugdeteekens met vermaek aen, hopende nae dat de Fransche troupen onse stad zullen verlaeten hebben in ruste te zullen leven en gerust hunne affairens te zullen konnen verrigten.
Den 20 April waren de stadspoorten wedrom open, dog lieten niet uijt als degeen de contributie van 't jaer 1815 betaelt hadden.
De Engelsche troupen lagen rondom de stad op zekere distantie als te Merxem, Wijneghem, Luijthagen etc. Het hoofdquartier was te 's Graevenwesel, alwaer den generael Lord Graham op 't Casteel lag.
Men wagt met ongeduld het vertrek der Franschen, daer wij nu omtrent 20 jaeren consecutieve van geplaegt en verdrukt zijn geweest; en ook was iedereen nieuwsgierig om regt te weten aen wie deze stad gaet komen. Intusschen blijven de Fransche troupen tot nog toe in 't besit dezer stad, en het slaegen der belegeringsmunt wird nog altijd spoedig voordgezet; dog sedert den 21 deser, zijn dezelve zoo van 10 als van 5 cent op den naem van Louis XVIII en met toelaetinge van den gouverneur Carnot voord geslaegen en gemunt. Hetwelk op den Chantier ook gevolgt word.
Den 22 April was het buijtengaen sonder restrictiën toegelaeten; dan ben ik eens naer Borgerhout en Deurne de ruinen gaen zien, vond alles ongelukkiglijk geruineert en beschaedigt. Alle de huijzen van stad af tot aen ‘De Heijblomme’ op de regte zeijde en aen ‘Den Keijser’ ter linker- ofte Noordseijde, waervan er nog seer vele nieuw en | |||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||
in onze tijd gebouwt zijn, waren geheel afgebroken en deze straet ofte steenweg was genaemt, naer den gouverneur dezer stad, den generael Carnot: ‘rue Carnot’, hetwelk op verscheijde plaetsen op steen met gulden letters geschreven stond. Tegen den muer van de voors. herberge genaemt ‘De Heijblomme’ stond geschreven in groote letters: ‘Ce Faubourg a été sauvé d'une destruction totale par le plus généreux, le plus humain des guerriers S. Exc. le Général de division, Gouverneur d'Anvers Carnot, dans la guerre de l'année 1814’. Het scheijnt en er word geseijd dat die straet en ook de kerk door zijn toedoen ongeschonden gebleven zijn. Waerom heeft hij het afbranden der schoone kerk in de Markgraveleije ook niet tegen gehouden, en welke kerk op 't laetste noodzaekelijkheijd verwoest is, hetwelk aen den prefect der marine toegeschreven word?
Den 22 April. Alle de suijdstraeten uijtkomende in de groote straet ofte steenweg, waeren toegemetst ofte toegesloten met met palissaden, de kerk en de Noordstraeten waeren ook afgepalissadeert, maer wirden open en toe gesloten; de Kroonstraet was genoemt rue Fauconnet, naer den generael Fauconnet, commandant der stad, die voor de borgers nog al genegen scheen; weijnige huijsen van op den steenweg tot aen de Pann ofte Barriere toe zijn min of meer beschaedigt en hebben meest alle van de inwoonders verlaeten geweest, maer de Kerkstraet, met de huijsen en speelhoven onlangs, immers in onze tijden nog gemaekt en schoone nieuwe huijsen wedersijds verciert, was geheel vernielt en alle dezelve lagen ten gronde, en de Clappijestraet van de St Willibrordskerk tot aen den ‘Rooden Leeuw’. Geene boomen waren gants gelaeten, maer alle afgekapt en vernielt. De hoveniershoven rondom deze stad waren ook niet ongeroert gelaeten; de huijsen afge- | |||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||
worpen, de vrugt- en andere boomen, de haegen, alles afgehouwen en vernietigt. De huijsen bij de Roode Poort als ‘St Jan’, den ‘Gommer’ en dan ‘Inval’ benevens de hoveniershuijsen en speelhoven daer omtrent hadden alle het zelve lot ondergaen; met een woord, het was droevig om aensien. Buijten St Jorispoort was het al even ongelukkig; alle huijsen en herbergen van de stad af tot aen de Hand bij Berchem toe existeerden niet meer; alle de hovenierswooningen tusschen den Steenweg en Borgerhout, met speelhoven afgeworpen of verbrand, en alle de zoo fruijt- als andere boomen met de haegen, waren afgekapt en ten gronde geleijd. De geheele Markgraveleije met de schoone kerk, alle de speelhoven in dezelve, van de stad af tot voorbij en agter de kerk hadden hetzelve lot ondergaen; de schoone wandelingen, dreven, haegen, vrugtboomen, geheel vernietigt en op dezelve wijze was het op het Kiel gestelt; van de stadswerken af tot op den Boomschen en Hobookschen steenweg toe alle de huijsen, hoven en gebouwen, boomen etc. ten gronde plat geleijd. Over eenige jaeren was het Leeg Kiel met de kerk in de nieuwe fortificatiën gevallen, en nu is de reste vernietigt, men mag met regt zeggen dat de heerlijkheijd van den Kiele niet meer in wezen is. De schaede ten allen kanten gedaen is onschatbaer.
Den 28 April vertrok er eenig Fransch crijgsvolk langs Vlaenderen; daer waren er reeds eenige langs dien weg verhuijst, en staen zoo van tijd tot deze stad te verlaeten, tot de volle ontruijminge toe.
Dezen morgen was er groot geschil opgeresen tusschen de werklieden van den Chantier en andere, tegens den Prefect maritime Kersaint, woonende in de Prekestraet, willende van hem betaelinge hebben, te meer alsoo sij verscheijde maenden ten agter en onbetaelt waren en omdat die van de marine op | |||||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||||
hun vertrek stonden; die werklieden hadden hem naer den gouverneur op de Schoenmerkt gebrogt, dog drongen hun zoo sterk aen, dat hij hun betaelinge belovende, in 't departement bij den Prefect in 't Bisdom gevlugt is en het volk met soldaeten en gendarmen van daet gedreven is.
Ten zelven dage hernamen de brekers de destructie van de Borgtkerk, en begonden het dak der kerk, hetwelk nog omtrent op de helft in wezen stond, benevens het overblijfsel van den toren voord af te breken; het volk, meest schipperije, dit ziende, begonden daer tegen te schreeuwen en er naer te werpen, dog dezelve die dreijgementen niet agtende, zijn voords gegaen en hebben die oude kerk geruineert.
Den 30 April was er een tumulte op 't gevangenhuijs, het tugthuijs genaemt, in de schaepsstal van 't gasthuijs aen de Gasthuijsbeemden, willende er af gaen loopen; seffens isser eene soldaetenwagt bijgekomen en hebben 't gestilt.
Ten zelven dage begon het werkvolk van de Marine en Chantier andermael tegens den Prefect, willende betaelinge hebben; sij plunderden eenen wagen met leijnwaeden gelaeden van de Chantier gevoert wordende en nog eenige andere voorwerpen; hij beloofde hun te zullen betaelen op 2 Meij aenstaende, en zoo is 't wedrom gestilt.
Ondertusschen wird aen de ondernemers en groote leverandeurs koper, ijser, etc. in betaelinge gegeven. Den Prefect Maritime Kersaint, altijd bevreest zijnde, is op 't Casteel gaen slaepen, zijne beste effecten naer Vrankrijk gesonden hebbende, is snagts tusschen 1 en 2 Meij in stilte ook naer dit land vertrokken. | |||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||
Snagts tusschen 30 April en 1 Meij gaven de liefhebbers albadens zoo aen den Boer op de Eijermerkt, die wegens de gebueren geheel verciert was, als voor de Boerinne op de Melkmerkt, alwaer Meijboomen geplant waren en met vermakelijke dichtjens opgeluijstert. | |||||||||||||||||
MeijSondag 1 Meij had Carnot aengeplakt... (siet de gazette van 3 Meij).
Maendag 2 Meij van smorgens af wird betaelinge gedaen op de Chantier in de belegeringsmunte aldaer geslaegen; dog het was maer eene halve of heele maend op rekeninge, en het scheen of er den volgenden dag nog zoude voordgegaen worden met betaelen. Het was eene ongelukkige zaek, zoo vele geringe werklieden die 5 à 6 maenden ten agter en niet betaelt waren; de bakkers en winkeliers hadden hun op crediet en in afwagting van hun verdiende loonen brood en winkelwaren gelevert, en nu het vertrek der Franschen naederde, wirden sij tot betaelinge gemaent; dese menschen vreesden en met gegronde reden, dat de administratiën der marinen op 't onversiens deze stad verlaeten zullen en dit werkvolk onbetaelt zullen laeten zitten, jae men vreesde, en met reden, dat het Frans volk sijnen quaden aert tot het lest toe zal doen zien.
Maendag den 2 Meij smorgens heel vroeg was er alreeds eenig crijgsvolk uijtgetrokken; in den morgent is den Etat Major van de Engelsche binnen deze stad gekomen, verscheijde logeerden in de besonderste hotels ofte afspanningen, en ook bij sommige rijken. Het volk liep met heele hoopen om dezelve te zien. | |||||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||||
Den 3 Meij, wesende Feestdag van de H. Cruijsvindinge. Van smorgens vroeg zette het Frans garnisoen langs het water over en zijn langs Vlaenderen van hier vertrokken; de officiers, bureaux van verscheijdene administratiën, den gouverneur, den prefect met hunne bagagiën etc. zijn insgelijks van hier verhuijst en Vrankrijk ingetrokken. Eenieder was vol vreugt en blijdschap, dat van dit ongelukkig Frans jok, daer men nu zoo omtrent 20 jaren onder versugt hadden, verlost waren. Den bureau der contributiëm was heden ook gesloten.
Dezen morgent vroeg was den boom der zoogenaamde Vrijheijd, op de Groote Merkt zedert de inkoomste der Franschen geplant zijnde, uijtgeworpen, de ijzere baliën rondomme denzelven afgedaen, en de plaetse toegecasseijd.
Ten zelven dage was er van stadswegen aengeplakt, de dato 1 Meij: dat de schikkingen wegens de stad met de regeerders derzelve aengegaen en gemaekt, kwam te cesseren, en dat de bestieringe der Mairie, te rekenen van heden, niet meer komt tusschen de abonnementen ofte arrangementen die de inwoonders zouden konnen aengaen met de logeerders voor het logement der soldaeten, die bij deze eerste zouden gebilletteerd worden. Dit placcaet was in 't Vlaems en het Frans daer nevens.
Smiddags isser Frans garnisoen uijt Bergen-op-Zoom alhier binnen gekomen; dezelve wirden voor eenen nagt bij de borgers gelogeert, en moesten sanderdags langs het veer door Vlaenderen naer Vrankrijk vertrekken. Den doortrek van die troupen was oorzaek dat de Engelsche heden niet zijn binnen gekomen, en dat die binnenkomste selfs tot op 5 deser verschoven is; in dien tusschentijd was de Garde Urbaine te | |||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||
been, selfs eenige te peerd, houden op verscheijde plaetsen de wagt om het goed order te doen onderhouden.
Men sag van stadswegen aengeplakt, ten opsigte van het goed order te onderhouden. (Ziet dezelve).
Ten zelven dage zag men ook aengeplakt van stadswege een berigt, waerbij bekent gemaekt was: dat de Droits réunis te rekenen van heden af was; Den 4 Meij vertrok het garnizoen van Bergen-op-Zoom gekomen langs het Veer naer Vrankrijk, en zullen heden en morgen vroeg door alle andere gevolgt worden.
In den agternoen is de Roode Poort door de Engelschen beset geworden, de Franschen aldaer afgelost zijnde; het volk quam van alle kanten geloopen om dezelve te zien.
Ten zelven, dage had B.D. Delsenne, directeur der Beggijntjens, reclame gedaen van 't zelve hof.
Donderdag 5 Meij smorgens om 5 uren zijn de Engelschen langs de Roode Poort binnen gekomen onder het geluij van alle de klokken en spel van den beijaert, trekkende op de Meer; den Oostenrijkschen generael Grave de Künigl heeft alsdan in den naeme der Hooge Verbondene mogentheijd bezit van deze stad genomen, en aen hem zijn alsdan de sleutels als gouverneur aangeboden, hij heeft alsdan seffens de volgende proclamatie doen aenplakken: | |||||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||||
INWOONDERS VAN ANTWERPEN! Dit schoon volk 3.500 à 4.000 man Engelsche zoo voetals peerdevolk, maekt heden ons provisoir garnizoen uijt, hetwelk seffens op de Meer vergaederde, onder grooten toeloop en vreugdegeroep van onze goede inwoonders, jae de gandsche stad was op de been en in volle vreugd. Deze troupen zijn op het Casteel, in de casernen en andere gebouwen, het peerdevolk in 't Hessenhuijs gelogeert, sonder dat er borgers mede belast zijn geworden, hetwelk de blijdschap onder onse inwoonders nog meer vergroot heeft, en hetwelk aen de goede sorge van Jonr Philippus Vermoelen, oud-schepen en adjoint Maire word toegeschreven. De generaels en officiers zijn bij de rijke in de grootte huijsen en bij bemiddelde ingesatenen met hunne knegten en peerden geleijd. | |||||||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||||||
Dit volk is van alles wel voorsien, geld ontbreekt hun niet en betaelen seffens en seer resoluet. Savonds was de gantsche stad verligt, pektonnen gebrand, vuerwerken afgestoken, jae de vreugden duerden den gantschen nagt. De gebeurtenis van de Faconspleijn, Ossemerkt, Kleijnmerkt, hadden seffens de beelden van de H. Moeder Gods, patroonesse deser stad, op de pompen aldaer geplaetst, hetwelk de vreugde besonderlijk op die plaetse grootelijks vermeerderde; het L.V. Beeld boven St Nicolaescapel in de Korte Nieuwstraete was insgelijks boven de deur der zelve herplaetst; men hoopt dat deze beginsels door meer andere gebuertens zal gevolgt worden, en dat men dus de teekens van onze H. Religie door die Franschen verwijdert, en vernietigt, zal zien herstellen.
Den 6 Meij zijn er eenige swerte Pruijssische Hussaeren binnen gekomen.
Den 7 Meij sag men wedrom L.V. Beelden op verscheijde hoeken der straeten herstellen, hetwelk alsnu dagelijks op de hoeken der straeten en pompen gecontinueert wird.
Sondag 8 Meij was er eene solemnele misse in alle de parochiën en succursaele kerken deser stad, met Te Deum, tot dankbaerheijd over de verlossinge en herstellinge van den Paus Plus VII te Roomen, in sijn staeten, hetwelk met het geluij van alle de klokken aengecondigt was, en onder grooten toeloop van volk geschied is, savonds was 't groote vuringe en andermael geluij der klokken; dan sag men ten allen kanten pektonnen en vreugdevueren aengestoken, jae de gantsche stad verligt en in vollen vreugd.
Ten zelve dage wird Onsen Here met ligt en met belle | |||||||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||||||
voor den eerste in 't openbaer bij de zieken gedraegen, tot groote blijdschap van alle goede catholieken, hetwelk in 19 jaeren hier niet gesien en was, wesende door de Fransche regeringe bij ons verboden.
Den 9 Meij hebben die der Broederschappen van de 14 daegsche beregtinge deser stad, geresolveert het Alderheijligste in hunne parochiën op de gewoonlijke dagen met ligt, sang en spel volgens oude gewoonte tot de zieken te vergeselschappen, en hetwelk op 11 dezer door die van O.L.V. en van de Borgt, nu Predikheerenkerk, voor de eerste mael heeft plaets gehad, en op 12 ditto, die van St Joris in de Tresenkerk en van St Andries gevolgt is, tot groot genoegen van alle welpeijsende en goede catholieken die het Alderheijligste seer talrijk volgden.
Den 11 Meij hebben de religieuse nonnekens Carmeliterssen geseijd Spaensche Teresen, geduerende de troubelen zeer godvrugtiglijk in hun clooster gewoond hebbende, door order van 't vicariaet, posessie van hunnen choor genomen, en het cloosterlijk slot herstelt, hunne kleederen aengenomen en sullen voortaen hunne solemnele professie gelijk voordien doen, zoodat men het geluk heeft van die goede nonnekens wedrom herstelt te zien.
De religieusen capucinerssen aen St Joris in de fondatie van Jw van den Hecke, woonende tegens over hun clooster, staen het voorbeeld van gemelde nonnekens te volgen; zij zullen in hun clooster, zoohaest het door de Franschen zal ontruijmt zijn, gaen, en hebben ten dien eijnde er van hunnen twegen iemand ingestelt.
De Beggijnen hebben onlangs ook reclame van het Beg- | |||||||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||||||
gijnhof gedaen en selfs ook iemand van hunnen twege daerop gestelt; dog is zeer geschonden en in slegten staet, de kerke verwoest, het geheel agterhof met de fermerije afgeworpen en ongelukkig zijn de Beggijntjens niet eens; het grootste deel heeft den aengestelden Pastoor Delzenne niet willen erkennen en hebben zig daerom daer van afgescheijden.
Ondertusschen was wegens de geallieerden den Sous-Prefect du Baillet, als sous-intendant voor 't arrondissement van Antwerpen aengestelt, en die verscheijde placcaerten dede aenplakken, waerbij de Fransche ingedrongen rechten en betaelingen in wesen gehouden werden, onder andere: de contributiën, tembers etc.
Den 18 Meij wird het Postcomptoir wedrom in de Clarastraet geplaetst ten huijse van ......... De Lopez, Postmeester, die in sijne bedieninge wegens Prins de Tour et Taxis herstelt was.
De Engelsche troupen in deze stad gebruijkten de borze voor kerk, alwaer sondags de predicaties door hunnen Dominé gedaen werden; sij hadden daertoe eene kerk aensogt, en de pastoors waren ten dien eijnde onlangs bijeengeroepen, dog meijne niet dat er iets gedecideert is. Het schijnt dat de kerk van de P.P. Minderbroeders hun zal gecedeert worden.
Den 29 Meij, Feestdag van Sinxen, hebben de Beggijnen, woonende tegenwoordig in de Minderbroedersstraet op den hoek der Mutsaertstraet, onder de directie van R.D. Delzenne, hunne zaeken wedrom aengedaen, hetwelk hun over jaeren hadde belet geweest. Hunnen gemelden Directeur, sive pastoor, had het Beggijnhof met de pastorije reeds gereclameerd, dog om er op te gaen vereijst veel geld, daer dien hof | |||||||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||||||
door de soldaeten welke er verscheijde jaeren gelegen hebben, in seer slegten staet gekomen is; en aengesien het grootsten deel der Beggijntjens zig onder voors. Pastoor niet begeven willen, maer hun daer van afgescheijden hebben, gelijk ik hier vore breeder aengeteekent heb, zoo zal dit ongetwijffelt meerder moeijte vereijschen, en niet gevoeglijk ten uijtvoer konnen gebrogt worden. | |||||||||||||||||
JunijDen 4 Junij savonds, wird van 8 tot 9 uren, met het geluij der groote klok en beijaerdspel aengecondigt dat het den volgenden dag ............
Ten zelven dage, 4 Junij, begonst de gewoonlijke Foire, welke dit jaer wedrom op 't Groenkerkhof gehouden wird, hadde nu verscheijde jaeren op den grond van St Joriskerk gehouden geweest.
Woensdag den 8 Junij wird het Alderheijligste in de solemnele beregtinge der Cathedraele wedrom als voor dezen, seer luijsterlijk en met veel ligt, op de oude maniere, door die der Broederschappen vergeselt, tot de sieken gedraegen, hetwelk in 19 jaeren niet geschiedt was; op saterdag 11 dito degene van St Andries; 13 ditto van St Joris in de Theresekerk; den 14 ditto van St Jacobs en den 18 ditto van St Caroli; 15 ditto degene der Augustijnen en den 16 ditto degene van St Antonius oft Capucienen; alle deze solemnele ofte schoonberegtingen zijn alle om ter luijsterlijks verrigt geweest. De straeten alwaer het Alderheijligste langs gedraegen wird, zoowel in de eene als in de andere parochie, waren alle om ter schoonste met boomen, vaendels, festons seer luijsterlijk ver- | |||||||||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||||||||
ciert, en wegens de vergaederinge ofte gebuerten aen vele herstelde Lieve Vrouwenbeelden wirden kroontiens van bloemen door verscheijde maegdekens voor 't Alderheijligste gepresenteert en verciert, hetwelk zeer hertroerende was om aensien; aen verscheijde autaeren aen die beelden opgeregt, wird de benedictie met het Alderheijligste aen het volk gegeven, hetwelk nog meer ter herte ging, omdat zulks nu zoovele jaeren hadde verboden geweest. Den Heere gelieve het te laeten dueren.
Op Sondag 12 Junij wird het nieuw beeld van O.L. Vrouwe alsdan gestelt op den hoek der Vrijdagsche merkt en Leeuwestraet tegens het huijs van den roeper P.J. Franck; savonds om 7 uren door den Eerw. Heere Guil. J.B. van Bombergen, plebaen der Cathedraele geweijd, hetwelk onder groot musiek en onder groote toeloop van volk verrigt is; daer was eenen vercierden trap gemaekt om boven bij het beeld te gaen; de geheele Vrijdagsche merkt was opgeluijstert met boomen en cronica etc. Den selven avond en nog meer den volgenden dag, wird et door de gebueren zeer luijsterlijk geviert.
Dagelijks wird er nog voord gegaen met het herstellen van beelden zoo die der H. Moeder Gods als van andere heijligen, op de hoeken der straeten, pompen en elders, hetwelk door den iever der gebueren bekostigt word, en waerover alsdan aldaer geviert en groote vreugden bedreven worden; men hoopt dat alle degene door de Fransche boosheijd verwijdert zijn, wedrom op de gewoonlijke plaetsen zullen herstelt worden.
Om dezen tijd hebben de aelmoesseniers deser stad geordonneert, dat de knegtjensjongens op een geheele nieuwe wijse voortaen zullen gekleed worden, te weten: met bruijne klee- | |||||||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||||||
den en met groene staende kraegen. De kinderen in 't vondelingenhuijs zijn ook van kleedinge verandert.
Den 29 Junij, Feestdag der H.H. Apostelen Petrus en Paulus, wird er in alle kerken eenen Te Deum gesongen over de herstellinge van den Paus binnen Roomen.
Namiddag omtrent 4 uren is sijne Majesteijt Alexander I, keijser van, Rusland, langs het Veer binnen dese stad gekomen, sonder groot gevolg, onder het geluij van alle de klokken en geschut van canon zoo der schepen als der vesten; ingang nemende in het huijs nu genaemt het paleijs, eertijds gebouwt door Jonr van Susteren de 's Gravenwesel op de Meer, op den hoek van de Wapperstraet, wesende waerlijk als een paleijs, waervoor het ook gekogt en verscikt was door Napoleon, dog voor hem niet gedient heeft; hij was in de koets van Dheer Nicol. Werbrouck en vergeselt van een garde .........; logeerde aldaer en vertoonde sig seffens in de balcon groetende het volk zeer vriendelijk, dewelke roepende: ‘Vivat den keijzer van Rusland’. Hij ging alsdan de schilderijen zien bij Dheer Nicolaes Beeckmans en van Lancker, woonende op de Meer, eenige huijsen van daer. Savonds moest men sijn gevels verligten. Smorgens vroeg begaf hij sig naer den Chantier en Bassin, om half 7 in O.L. Vrouwkerk en vertrok om 9 uren langs de Roode Poort over Breda naer Holland. Men had den koning van Pruijssen alhier ook verwagt, dog heeft eenen anderen weg genomen. | |||||||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||||||
Dat het verbod strengelijk vernieuwt is aen allen zinger, verkooper of draeger van liedekens, van te zingen, verkoopen of rond te draegen in de straeten of plaetsen, wat hoegenaemde liedekens, sonder alvorens schriftelijk de goedkeuringe bekomen te hebben etc. op pene van in hegtenisse gestelt en gestraft te worden als stoorders der algemeijne ruste. Dit verbod was gekomen omdat er veel critieken tegens de Franschen over hunne euveldaden, en ook pasquillen tegens de tegenwoordige overheijd en stadsregeerders van tijd tot tijd aengeplakt wirden.
Den 6 Julij, tegen den avond, zijn de kinderen van den koning van Pruijssen langs St Jorispoort hier binnen gereden, en sanderdags smorgens naer Den Hage vertrokken. Den broeder van gemelden koning is korts na hun vertrek ook in deze stad gearriveerd, dog seffens ook vertrokken. Jonr van Schorel van Wilrijck heeft hun gecomplimenteert.
Den 29 Julij is den Prince van Oragniën, souvereijn der Vereenigde Nederlanden, komende uijt Holland, hier doorgereden naer Brussel, alwaer hij dan 30 dezer, het gouvernement deser landen, in de plaatse van den Baron Vincent genomen heeft, hebbende eene proclamatie aen het volk gedaen, waerin hij te kennen geeft, alof deze catholieke Nederlandsche provinciën aen hem zouden afgestaen zijn, hetwelk aen alle treffelijke en welpeijsende inwoonders groot agterdenken baerde, vreesende dat onze H. Roomsche Catholieke religie en de oude constitutiën deser schoone landen wedrom in gevaer, jae ten gronde geworpen en onderdrukt zullen worden. | |||||||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||||||
AugustiDen 3 Augusti was de tijdinge alhier aangekomen van Brussel, dat bij arrêté van den gouverneur generael van 't Belgenland den bureau, sive pagt der lijken binnen deze stad vernietigt en afgeschaft was, tot groote blijdschap van onse inwoonders, welke van deze haetelijke en schandelijken dwang en afpersinge van over lange genoegsaem geschreeuwt hadden. De begraefenissen waeren in verscheijde classen verdeijlt, kostende alle veel geld, en men mag dien bureau niet voorbij gaen, alle de lijken moeten aldaer gegeven en de enorme regten eerst betaelt worden, eer dezelve mogten begraevan worden. Zulke tiranike pagt was in geen dar andere steden dezer Nederlanden en was ingevoert of beter geseijd ingedrongen onder den gewesen Maire Jean Etienne Werbrouck.
Den 4 Augusti smorgens vroeg was veel Engelsch volk van het garnizoen uijt deze stad naer Brussel vertrokken, en alsdan waren er integendeel andere troupen als jaegers en een bataillon Schotten binnen gekomen.
In den avond sag men alhier aengeplakt, eene proclamatie van Willem van Nassau, Prince van Oragniën, sig schrijvende Souvereijn Prince der Vereenigde Nederlanden, eene proclamatie gegeven te Brussel den ...... dezer, aen het volk dezer provincie, waerbij hij segt het gouvernement derselve landen aen te nemen in de plaets van den Baron Sr Vincent, en geeft er in te kennen alof hij deze souvereijniteijt van deze Catholike provinciën ofte Oostenrijksche Nederlanden heeft ofte verkrijgen zal, waerover alle de groote en ook de goede borgers ten allen kanten misnoegt waren; hij is te Brussel weijnig eere aengedaen, en zijne proclamatie werd welhaast afgetrokken. | |||||||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||||||
Den 5 Augusti isser eene tumulte op 't Casteel geweest, de Franschen en de slaeven schenen de magazijnen te willen plunderen en zoodanig dat de Engelsche soldaeten er seffens zijn tegen in gegaen en het gestilt hebben, men segde dat er eenige Franschen en slaeven zouden doodgebleven sijn.
Den 11 Augusti smorgens isser veel Engels crijgsvolk van 't garnisoen dezer stad van hier vertrokken en zijn tot Berchem, Borgerhout, in de voorsteden gaan liggen, order afwagtende om naer Vlaenderen te vertrekken; vele van onze inwoonders waeren daer niet droef over, want de officiers maekten sig om zoo te zeggen, meester van de groote huijsen, brengende hun vrouw en kinderen, jae meijssens en knegten, peerden en voituren mede in dezelve, hetwelk voor de besondere inwoonders eenen grooten last was.
Ten selven dage isser eenig Hannovers crijgsvolk ingekomen en nog meerder worden er verwagt.
Men sag ondertusschen wegens den Maire alomme aengeplakt dat, ingevolge de bevelen van den gouverneur generael van 't Belgenland van 28 Julij laest, op 8 dezer besloten was: 1o Dat de pagte der begraeffenissen na den 15 deser maend geen uijtwerksels meer zal hebben. Deze pagt was hier sedert ...... ingedrongen tot groot | |||||||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||||||
naedeel van de inwoonders gelijk ik hier vore op 3. - genoeg geseijt heb.
Den 9 Augusti was de nieuwe capelle in de Markgraveleije gebouwt op de mueren van 't kerkhof van die steenen der afgebrokene parochiale kerke aldaer, geweijd door den Eerw. Heere Guill. J.B. van Bomberghen, plebaen van de Cathedraele dezer stad en aertspriester van 't distrikt van Antwerpen.
Sanderdags 10 Augusti wesende den feestdag van den H. Laurentius is in deze capelle of kerk den eersten dienst gedaen. Den nieuwen pastoor is ..................
Den 15 Augusti isser veel Engelsch volk vertrokken en wedrom andere binnen gekomen; dezelve wirden bij de borgers gelelijd.
Snagts tusschen 16 en 17 Augusti is het beeldeken van O.L. Vrouw van Messine, een miraculeus beeldeken daer veel toeloop is, van allen het silver aldaer geoffert bestolen, sonder dat de daders bekent zijn geworden, sij hadden de kerk uijt moedwilligheijd schandelijk bevuijlt, men segt dat sij sig in dezelve hadden laeten sluijten, sig versteken en verborgen hadden, hetwelk ook gelooft wird, aengesien er geene brake gedaen was.
Den 27 en 28 Augusti isser wedrom veel volk ingekomen, maer wirden al bij de borgers geleijt.
Den 31 Augusti wird wegens den Maire alhier aengeplakt: 1) Dat ingevolge een besluijt genomen 19 deser door den Prins | |||||||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||||||
van Oragniën Nassau, het besluijt van den Baron Vincent van 28 Julij laestleden, nopens de entrepreneurs der begraeffenissen deser stad is opgeschorst tot dat het hoog geregtshof van Brussel zal geprononceert hebben op het appel gedaen door dezelve entrepreneurs van het vonnis correctionneel tegens hun uijtgesproken. Dit gaf groote opspraeke onder de gemeente, dat dien dwang er wedrom op was, den adjoint Maire Jonr Vermoelen, verloor daer veel van zijn crediet door, de murmuratie onder het volk was zeer groot. | |||||||||||||||||
SeptemberSaterdag den 3 September hoorde men de poortklok savonds van 9 uren à halftien, het sluijten der poort aenkondigen, tot ieders verwonderinge, en zulks wird gecontinueert.
Den 8 September, feestdag Nativit. S.M.V., smorgens omtrent 9 uren onder het geluij der klokken en geschut van canon-geweer, arriveerde den Prins van Oragniën, heer deser Nederlanden, binnen deze stad, komende van Brussel, het logement nemende in 't Huijs van Rooze op de Meer, het Paleijs genaemt; de aengestelde authoriteijten quamen hem complimenteeren. In den namiddag is hij wedrom naer Brussel vertrokken.
Sondag 11 September ging de processie van O.L. Vrouw uijt St Willebrordskerk deser stad, die volgens de oude gewoonte op 8 deser had moeten gehouden worden, maer was uijtgestelt geweest; ten eijnde den steenweg was een autaer geset aen het L.V. Beeldeken, hetwelk in Januarij laest, zoo | |||||||||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||||||||
baldaedig afgeworpen was en nu vernieuwt en op een pedestal herstelt zijnde, en alwaer de benedictie gegeven wird, wesende seer fraeij met figuren verciert en met crenica en reijmdigten opgeluijstert; onder andere stond onder het beeldeken: Maria's beld
werd met geweld
afgesmeten, maer nu
hersteld, dit zelve beeld
mag 't noijt van imand zijn
vergeéten.
Den heYLIgsChenDer
Was pLotseLIng
gepLaegD.
Den ...... September zijn er eenige alhier getimmerde schepen en aen Vrankrijk bevallen zijnde, van hier weggevoert en met dezelve zijn er vele van de marine en andere Fransche bedienders naer Vrankrijk vertrokken.
Sondag 25 September heeft de processie van de Sweetende ziekte alhier wedrom in 't publiek langs den grooten en gewoonlijken tour gegaen, vergeselt met veel ligt, dog den ouden luijster, dat de capittels, abdije van St Michiels en alle de biddende orders, ambachten, magistraet etc., mede gingen, was verdwenen. Deze processie was ingestelt ten jare 1529, gelijk ons de cronijken melden, en had geduerende deze troubelen langs de kerke verscheijde maelen gehouden geweest.
Bij waerschouwinge van den Maire de dato 28 September laest, wird bekent gemaekt: dat alle degene binnen deze stad eenigen stiel ofte ambagt bedrijvende onderworpen aen patent, en er niet van voorsien zijnde, dat zij hun moeten komen aengeven binnen de 15 dagen op het | |||||||||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||||||||
secretariaet op 't stadhuijs om aldaer op den supplementen taxen lijste ingeschreven te worden en hun seffens van een patente te voorsien; daer na dien tijd de commissarissen van policie de patenten sullen komen opvraegen en dat degene er niet zouden van voorzien zijn, zullen vervolgt worden en de boet betaelen. Dit bragt groote opspraeke te wege onder de borgers, seggende: wij zijn nu verlost, dog alle de door de Franschen ingedrongen wetten worden gevolgt, en hunne onverdraeglijke lasten en schattingen mogen opgeeijst en ingevordert; en het is ongelukkig, alles blijft op den Franschen voet, daer nogtans eenieder veranderinge volgens de belofte der geallieerde verwagt had. O, ongelukkige tijden! | |||||||||||||||||
OctoberDen 11 October sag men alhier bekent eene ordonnantie van Willem, Prince van Oragniën, als gouverneur dezer Nederlanden, gegeven te Brussel den 1 deser, eene ordonnantie tot herstellinge der goede zeden, alzoo ten gevolge der revolutionaire grondregels welke door de vereeninge van deze landen met Vrankrijk al meer en meer, overhand genomen hebben en met ter seijde stelling van alle goddelijke, kerkelijke en borgerlijke wetten, de observatiën der zondagen en feestdagen op een verregaende wijze in ongebruijk geraekt zijn, statueerende tot herstellinge derzelve: 1o dat het aen eeniegelijk verboden word op de zondagen en feestdagen eenigen arbeijd, in de steden, vlekken, dorpen, gragten, op de straeten, openbare plaetsen of op het veld te verrigten, met uijtzondering, wanneer de dringende noodzaekelijkheijd zulks verreijschen mogt, in welk geval men van eene schriftelijke vergunning van den Maire voorzien zal moeten zijn, welke dadelijk ter kennis van den pastoor der parochie gebragt zal moeten worden; | |||||||||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||||||||
3o aen de kooplieden word verboden hunne koopmanschappen ten toon te stellen of met openstaende deuren te verkoopen; | |||||||||||||||||
NovemberDen 10 November was alhier wegens den onder-intendant de Baillet, in dato 5 november bekent gemaekt, dat de nieuwe Fransche maeten en gewigten moeten in gang blijven en dat er van geene andere mag gebruijk gemaekt worden. Alles ingevolge en breeder te zien in den arrêté gegeven te Mechelen 24 Meert laest. | |||||||||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||||||||
Den 15 November was er een besluijt van den intendant de Wargny gegeven te Mechelen 7 deser bekent gemaekt waerbij het bedelen verboden was, onder bedreijginge dat alle degene na 1 December zullen bevonden worden te bedelen, zullen aengehouden en in gevangenisse zullen gebragt en naer het Casteel van Hoogstraeten gevoert worden.
Ten zelven dag zag men wegens den Maire bij arrêté van 12 dezer bekent gemaekt, dat ingevolge besluijt van den Prince van 21 October laest, de geborten en overlijden welke geduerende dit jaer vergeten waren, vóór het eijnde van het zelven jaer hun declaratie daer van op den bureau civil op 't stadhuijs moesten komen doen.
Den 18 November wird wegens den ontfanger Jonr A. de Richterich, alle eijgenaers ofte huerders deel maekende van de 5de sectie dezer stad gewaerschouwt, dat sij sullen hebben te voldoen sonder uijtstel alle de grondlasten die sij verschuldigt zijn aen 't gouvernement om de onkosten en vervolgingen te voorkomen, en seffens sag men de garnisaires buijten de stad bij die ongelukkige loopen, niettegenstaende hun huijsen aflagen en hun boomen gekapt, hun haegen verwoest lagen; enkelijk wirden sij vrij der lasten van hunne huijsen die afgeworpen waren, gelaeten.
Den 24 November savonds was er een koopmansschip wesende eene brik genaemt Hit or Mits, capiteijn Charles Ruskell aen de overseijde deser stad in de Schelde ten ancker liggende, aen het branden geraekt; het schip was ledig en had met sout gelaeden geweest. Seffens was er veel volk op de been,: dat van alle kanten aengeloopen kwam; de logt was welhaest als een vuer; dit vaertuijg in vlam te zien, was een schrikkelijk vertoog. Sanderdags smoorde hetzelve nog. | |||||||||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||||||||
Den 29 November sag men bekent gemaekt, dat ingevolge een besluijt van den Prince van Oragniën de dato 14 September, den bureau de garantie der goude- en zilverwerken wedrom geopent was en dat de regten moesten worden betaelt op den voet van gemeld besluijt. | |||||||||||||||||
DecemberDen 5 December smiddags wird Jonr Phil. Vermoelen als Maire dezer stad geinstalleert, in de plaetse van Jonr Cornelissen. Hij was lang adjoint geweest, en in sijne plaets was als adjoint gekosen Jonr Geelhand-Dewael. Daer waren ook verscheijde leden voor de municipaele raeden benoemt, dog eenige van die weijgerden die plaetsen te aenvaerden.
Ten zelven dage, smorgens, was den Prince van Oragniën Nassau, gouverneur dezer Nederlanden alhier gearriveert, intrek nemende in 't Huijs ofte zoogenaemt Paleijs op de Meir, op den hoek van de Wapperstraet; hij wird aldaer door de regeringe dezer stad gecomplimenteert en is wedrom seffens naer Brussel vertrokken.
Den 10 December wird er wegens den Maire bekent gemaekt: dat hij gelast was van eenen staet der oude geemployeerde nog in wezen zijnde, te maeken, en die hunne officiën bij titel van coop of medionat bekomen hadden, en ingevolge dit versogt hij deze geemployeerden van hun binnen de 5 dagen op 't secretariaet van de Mairie deser stad te begeven. Maer wat zal zulks te wege brengen? Zullen de vele in hun vorige plaetsen en bedieningen herstelt worden? Men had sulks verscheijde maelen gevraegt, dog niemand heeft er tot nogtoe eenige vergoedinge bekomen. | |||||||||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||||||||
Den 16 December wird de graenmerkt voor de eerste reijse wedrom op de Brabantsche coremerkt gehouden, hetwelk in vele jaeren niet geschied was; sedert hadden dezelve gehouden geweest op St Joriskerkhof.
Het gerugt liep alhier dat het congres te Weenen zoude geijndigt zijn, en dat den Prins van Oragniën Nassau, eertijds stadhouder van Holland, en nu Souvereijnen Prins van de Vereenigde Nederlanden, gouverneur van deze provinciën, als koning van Belgenland zoude erkent zijn; waerover alle welpeijsende grootelijks bedugt zijn, en sulks als het grootste ongeluk aensagen, dat deze schoone Nederlanden, eertijds in godvrugtigheijd uijtscheijnende, aen een onkatholiken prins moeten overgelevert worden.
Den 17 December wirden de overblijfsels van het schip, op 24 November laestleden op de Schelde voor deze stad verbrand, door den greffier van den tribunael de commerce alhier, publiek verkogt: twee ankers, cabels, een chalouppe, etc.
Den 22 December was er bekent gemaekt, het besluijt van Willem, Prince van Oragniën, gegeven in 's Gravenhage, de dato 22 November, waerbij het verboden was aen de eijgenaers der zoogenaemde vendu huijsen aldaer, te rekenen van 1 Januarij 1815 af aen bij openbaere veiling eenige koopwaren of mobilaire goeden, welke niet alreeds te vorens zijn gebruijkt geweest te verkoopen, op straffe van confiscatie der geseijde goederen, en van eene boete van 50 franks ten laste van den verkooper. Item daer was het verkoopen van nieuwe goederen eijndelijk verboden, daer onse winkels zoo lang hadden tegen geweest, en vrugteloos op gewacht hadden, om zulks te beletten, als hun seer schaedelijk zijnde. | |||||||||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||||||||
Den zelven dag wird er wegens den Maire bekent gemaekt dat de leening van 3.500.000 francs daer onze inwoonders in de maend ......... een groot deel hadden moeten betaelen, zal gerembourseert worden, te beginnen den 27 dezer, tot 9 Januarij aenstaende toe, op den bureau der contributie, alwaer dezelve hadde betaelt geweest. |
|